DONDERDAG 21 OCTOBER 1909.
133
mogelijkheid van de voorkoming van brandgevaar aan de
achterzijde van het stadhuis. Die vraag hangt ons reeds lang
boven het hoofdmaar ze is nog in onderzoek. En moeten
wij nu voor dergelijke zaken uitstellen iets dat noodzakelijk
isP Ik vind dit argument toch een klein beetje gezocht. Een
verder bezwaar, door den heer Roem gemoveerd, is, dat de
Commissie van Fabricage hierin niet is gehoord. Welnu, toen
de heer Roem nader uitlegde, waarop zijn bezwaar eigenlijk
neerkwam, toen dacht ik: Dat is toch niet zoo heel erg! De
heer Roem vindt dit bezwaar voornamelijk in de uitvoering.
Ik geloof, dat ik namens Burgemeester en Wethouders ge
rust kan zeggen, dat wanneer het eventueele raadsbesluit
tot aanbrenging van electrische verlichting aan het stadhuis
tot uitvoering geraakt, zeer zeker de commissie niet gepas
seerd zal worden, zoodat zij haar invloed zal kunnen uitoefenen
op de uitvoering. Is dat het bezwaar van den heer Roem,
dan kan het gevoegelijk worden weggenomen.
De heer Fokker daarentegen vindt dat de noodzakelijkheid
niet is aangetoond. Hij vraagt zich af, of de gasleiding mis
schien slecht is, zoodat wij er electrisch licht voor in de
plaats kunnen stellen. Dat schijnt de eenige noodzakelijkheid
te zijn, die de heer Fokker erkent. Ik meen, dat Burgemeester
en Wethouders andere argumenten op den voorgrond hebben
gesteld, nl. in de eerste plaats het financiëele voordeel, dat
er in is gelegen, de aanleg nu te doen plaats hebben. Dat is
gegrond op de volgende overjvegingen. Al zijn de heeren op het
oogenblik er tegen, zij kunnen mij toch niet tegenspreken, dat
de electrische verlichting er komen zal, al is het misschien
niet het volgend jaar, dan toch over een jaar of vijf. Langer
zal het toch zeker niet duren. Over vijf jaar zal niemand
het meer tegen kunnen houden. En als de heeren dat weten,
laten zij dan ook eens overdenken, dat deze noodzakelijke
uitgave 'over vijf jaar misschien veel hooger zal zijn. Want
alles stijgt in prijs: het materiaal stijgt, de arbeidsloonen
stijgen. Bovendien moeten de uitgaven van over vijf jaar
verhoogd worden met de jaarlijks weerkeerende kosten van
de feestverlichting. Men zegt: Dat is niet noodzakelijk,
maar ik heb toch geen enkele stem hooren opgaan, waaruit
zou blijken, dat men de jaarlijksche feestverlichting bij con
gressen e.d. niet noodzakelijk vindt. De middenstand'heeft
zeker geen reden, er tegen op te komen, want die heeft al
menig voordeel in den zak gestoken van de congressen, die
hierheen gelokt worden. Het volgend jaar hebben wij er weer
een. En al die aanlegkosten voor de gelegenheidsverlichting
sparen wij uit, wanneer wij nu tot die grootere uitgave
overgaan. Wanneer wij die echter uitstellen, dan gooien wij
veel geld in het water, terwijl toch zeker is, dat wij binnen
niet al te langen tijd er toch toe zullen moeten overgaan.
En dat is dan het noodzakelijkheidsargument, dat Burge
meester en Wethouders in de stukken hebben ontwikkeld. Nu
vraagt de heer Fokker de cijfers te splitsen. Hoeveel, zoo
vraagt hij, van die kosten wordt besteed aan den aanleg, en
hoeveel aan de levering van energie? Ik weet dat op het
oogenblik niet. Ik weet alleen, dat in genoemde som slechts
een heel klein percentage schuilt voor de verlichting, zoodat
een groot deel op rekening van den aanleg moet worden
gesteld. En die som sparen wij, wanneer wij nu overgaan
tot deze uitgave, die in de eerstvolgende jaren toch geboden
is. Dat heeft Burgermeester en Wethouders er toe geleid, nu
met dit voorstel tot u te komen.
De heer Meuleman: M. d. V. Ik verklaar mij natuurlijk
zeer sterk voor het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, maar ik zou toch gaarne een enkele vraag willenstellen
nl. deze: hebben Burgemeester en Wethouders er aan gedacht,
bij deze gelegenheid ook voor ventilatie van de Raadszaal te
zorgen? Ik zou Burgemeester en Wethouders toch in over
weging willen geven, deze gelegenheid daartoe aan te grijpen.
De heer Korevaak. M. d. V. In antwoord op hetgeen de heer
Meuleman heeft gezegd, kan ik mededeelen, dat dit vraagstuk al
meer dan eens onderzocht is en dat wij tot de conclusie zijn
gekomen, dat die alleen op te lossen is, door een ventilator,
door electrische kracht in beweging te brengen. Wij hebben
echter geen voorstel kunnen doen, omdat juist de aanleg van
den toevoerkabel het meeste geld zou kosten. Als de kabel er
ligt, zal dit vraagstuk het gemakkelijkst tot oplossing zijn te
brengen.
De heer Pera*. M. d. V. Ik wenschte alleen maar te ver
klaren dat ik mij aansluit bij het door de heeren Roem en
Fokker gesprokene. Naar aanleiding van hetgeen door den
heer Korevaar is gezegd, wil ik alleen opmerken, dat wat de
kosten van het komende jaar aangaat, die in ieder geval
gelijk zullen zijn aan de rente, die wij hebben te betalen van
het op te nemen kapitaar, zoodat de extra-kosten van den
aanleg ongeveer gelijk komen te staan en er op dit punt dus
voor de Gemeente geen bijzondere nadeel in zit. Het uitgeven
van dit bedrag voor dit doel acht ik op het oogenblik nog
niet genoeg gemotiveerd.
De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof ook wel, dat op den
duur dat ben ik met den heer Korevaar eens in het
stadhuis electrisch licht zal komen, maar dat is voor mij
geen reden, om thans, waar wij vele dingen moeten nalaten,
en nog wel goede dingen, wegens den berooiden toestand van
de gemeentelijke schatkist, voor deze luxe-uitgave te stemmen.
De heer Korevaar kan niet zeggen hoe groot de blijvende
kosten zijn van de f 566, waarvan ik sprak. Ik zou mee-
nen, dat als men met een dergelijk ingrijpend voorstel hier
komt, het gewenscht is, dat den Raad ook volledige inlichtin
gen worden gegeven. Voor zoover ik het kan beoordeelen,zal
een groot deel van de kosten van de verlichting, die zoo
mooi geslaagd is van den buitenkant aan de ramen nl be
staan in, arbeidsloon en het aanbrengen van lampen langs de
ramen, kosten die eiken keer weer komen Wanneer een vol
gend jaar weder een feestverlichting binnen het stadhuis moet
worden aangebracht, kan men die zoo maken, dat een gedeelte
ervan blijvend is en later weer kan worden gebruikt, door
die eenvoudig dan op de binnenleiding aan te sluiten. Dan zou
men zoo verstandig zijn, de kosten daarvan voor 't vervolg
te besparen. Had men dat indertijd al gedaan, toen men ze
voor het eerst aanlegde, dan zou de Gemeente die in het
vervolg hebben kunnen gebruiken, dan hadden wij een vol
gende maal de kosten bespaard en hadden wij die niet nog
eens in 't vervolg behoeven uit te geven. Ik kan niet anders
zeggen, dan dat, wat de heer Korevaar heeft geantwoord, mij niet
van mijn opinie heeft teruggebracht. Ik hoop dan ook voor
de belastingbetalers in deze Gemeente, dat wij zullen doen,
wat de heer Andreae eeris heeft gezegd, dat wij n.l. ook wel eens
neen moeten durven zeggen en dat wij dit keer tot Burge
meester en Wethouders ook eens neen zullen zeggen, waar
zij met een uitgave komen, die wij niet noodzakelijk vinden.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik zou wel even willen ant
woorden op het verwijt van den heer Fokker, dat, waar wij
met zoo'n belangrijk voorstel zijn gekomen, wij niet alle
mogelijke vragen hebben beantwoord, die in het brein van de
raadsleden kunnen opkomen. Ik vind dat dit een eisch is, die
waarlijk niet aan Burgemeester en Wethouders kan worden
gesteld. Bovendien zou ik in overweging willen geven aan den
heer Fokker, om eerst de stukken goed te lezen, want de
splitsing, waarvan hij een verwijt maakte, is te lezen in de
stukken en wel op pagina 115 tweede kolom, derde alinea.
Daar lees ik, dat bij de ontvangst van de leden van het Taai
en Letterkundig Congres f 88 is geëischt, n.l voor stroom
verbruik 13 en voor aanleg ƒ75 eischte. Bij andere gelegen
heden is ook gesplitst de aanleg en de stroomlevering. Het
verwijt is dus ongegrond.
De heer Fokker. Ik heb geen verwijt geuit
De heer Korevaar. De heer Fokker trad in bijzonderheden
over de uitgaven en noemde de arbeidsloonen, die eventueel
moeten worden betaald voor de feestverlichting, en maakte
er eenigszins een verwijt vandat niet een meer doelmatige
regeling is getroffen. Ik kan u, mijnheer de Voorzitter, de
verzekering geven, dat de feestverlichting, die buiten is aan
gebracht bij de Julianafeesten, netjes is opgeborgen en dienst
kan doen voor een volgenden keer. De arbeidsloonen voor het
aanbrengen zal men dan weer moeten uitgeven, maar wat
de congressen betreft, heeft men speciaal de binnenverlichting
bedoeld. Wanneer de congressisten hier feestelijk worden ont
vangen, hetzij in de raadszaal of in de Kamer van Burge
meester en Wethouders, waar een behoorlijke verlichting* is,
en zij moeten over de Pers binnenkomen, bij eert paar nacht-
pitjes, dan is het een met het ander toch niet in overeen
stemming.
Deze feestverlichting wordt altijd aangebracht bij ontvangst
van congressen; in den laatsten tijd komt er elk jaar een
hier vergaderen, dus zal, wanneer besloten wordt tot een
permanente verlichting van het stadhuis, jaarlijks de aanleg
van die feestverlichting uitgespaard worden.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou gaarne nog een enkel
woord in het midden brengen.
De Voorzitter. De heer Fokker vraagt voor de derde maal
het woord. Ik stel voor hem dit te verleenen.
De heer Fokker. Ik dank voor de geboden gelegenheid
nog iets te mogen zeggen. Ik zou den heer Korevaar gaarne nog
even beantwoorden. Hij goochelt heel handig met hetgeen
ik straks heb gezegd. Hij zegt. dat ik hem een verwijt heb
gedaan, dat ik had kunnen sparen, als ik de stukken behoor
lijk had gelezen. Hij vergist zich. Ik heb gevraagd naar de
splitsing van die f 566 waarvan in de stukken staat, dat
ze voor een groot deel kunnen worden bespaard? Nu is mijn
vraag: Welk deel van dit bedrag kan worden bespaard? En
nu hoor ik al van den heer Korevaar, dat een groot deel van
het bedrag voor buitenverlichting eigenlijk niet noodig is,
en dat daarvoor ook niet noodig is, dat wij ons bij het kabel-