94
DONDERDAG
15 JULI 1909.
natuurlijk met belangstelling aangehoord, maar als die ge
achte Wethouder dat goede hart niet toont door zijn stem
aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te geven,
dan is zijn sympathiebetuiging slechts een ijdele klank.
Mijnheer de Voorzitter, ik wensch u nog een vraag te dóen.
waarop gij het antwoord wellicht schuldig moet blijven. Ik
heb nog een ander idee, maar ik zal dat voorloopig voor
mij houden, omdat ik herhaaldelijk op spoed in deze zaak heb
aangedrongen en ik derhalve, indien ik thans met een nieuw
denkbeeld voor den dag kwam, van mijne medeleden terecht het
verwijt zou moeten hooren, dat ik daarmede een vlugge be
handeling tegenhield. Bovendien hoop ik, dat het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal worden aangenomen, maar
mocht dat niet het geval zijn en een besluit worden genomen,
dat naar mijn meening minder, goed is, dan zal ik met ,een
nieuw voorstel komen.
Men vraagt mij welk voorstel dat is, maar ik zeg dat niet,
omdat ik geen afbreuk wil doen aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Mijnheer de Voorzitter, naar mijn overtuiging is het voorstel
van Burgemeester en Wethouders de eenige goede oplossing
in' deze kwestie. Ook ik zou het zeer jammer vinden als die
mooie groote boomen van Musis zodden moeten vallen. Van
het eerste oogenblik af aan, dat de zaak in de Commissie van
Fabricage gekomen js heb ik gezegd, dat het terrein van
Musis niet goed kan worden, tenzij met opofïering van die
groote boomen, en als men nagaat wat men in andere plaatsen
doet voor de plantsoenen, vind ik het niet goed hier als met
een groote zeis al die boomen om te maaien. Het is hier
voor mij ook niet de kwestie van een uitgaaf voor een jaar,
maar voor vele jaren. Wanneer van dat terrein later geen
villapark of sportterrein wordt gemaakt, kan men het be
schouwen als het terrein voor de studenten en ik heb reeds
menigmaal gezegd, dat de gemeente Leiden niet genoeg kan
doen om de Academie in alles wat met haar in verband staat
ter wille te zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. De vraag of de gemeente Leiden
zedelijk verplicht is een terrein aan de studenten aan te
bieden voor het lustrumfeest behoeft niet gesteld te worden.
Het staat aan een vergadering, die herhaaldelijk heeft gezegd
de belangen der Universiteit en wat daarmede in verband
staat te willen behartigen, die woorden 'ook met daden te
bezegelen. Daarom moeten wij ook nu de studenten ter wille
zijn. Wanneer wij hen het leven niet aangenaam maken en
zij gaan in een andefe plaats Studeeren, wat zou er dan van
de Universiteit overblijven? Dan zouden de professoren wel
op non-activiteit kunnen worden gesteld. Wij willen de
Universiteit doen bloeien en moeten daarom trachten de stu
denten hier te houden, vooral hen die hun geld hier uitge
ven en dat doen zij vooral, die de lustrumfeesten organiseeren
en er aan deelnemen. Die lustrumfeesten zelf zijn voor
de neringdoenden bovendien een bron van inkomsten. Wij
moeten ons dus ernstig de vraag stellen, hoe wij de studenten
ter wille 'kunnen zijn en dat kunnen wij door hun voor dit
lustrum een behoorlijk terrein aan te bieden. Nu is het
zoeken van een terrein op het oogenblik voorbij. Wij hebben
dat in de vorige vergaderingen gedaan. Al wil de heer van
Hoeken nu nog het denkbeeld ingang doen vinden, dat het
van der Werfpark met een deel der Doezastraat geschikt is,
wartneer deskundigen zeggen, dat dit niet kan, moeten wij
er ons bij neerleggen. Mijn lekenverstand zegt ook, dat dit
niet geschikt is. Nu. is het de vraag: Kan Musis ons helpen?
Zoo niet, dan moeten wij komen tot het land aan den Zoe-
terwoudschenSingel. En nu meen ik dat wij, nu de onder
handelingen met Musis zijn afgesprongen, ook de Musis-
plannen kunnen uitschakelen. Wij kunnen dunkt mij niet
ingaan op het voorstel van de minderheid van Burgemeester
en Wethouders, van den heer van Hamel. Ik wil mij niet
in de rechtskwestie mengen, ,maar ik vind het reeds niet
zooals het behoort en beneden de waardigheid der vergade
ring dat wij, omdat indertijd een verzuim is gepleegd of een
fout is gemaakt in het contract, de mannen die Musis-op
prijs stellen, er uit zouden zetteh. Maar gesteld dat de meer
derheid van den Raad dat niet gevoelt, dan zullen wij toch
met die vereeniging een proces moeten beginnen, dat niet
met een vloek en een zucht is afgeloopen en het zal ons toch
voor 1910 niet helpen. Er blijft dus ten slotte alleen over
het veld aan den Zoeterwoudschen Singél, en nu heelt men
geroepen over- die f 6500, die daaraan zal moeten worden
besteed. Wanneer er hier dikwijls op zuinigheid wordt aan
gedrongen ben ik het, die daaraan meedoet, en daarom zal
ik het mij niet aantrekken als men zegt: wat zijt gij nu
royaal, want er is ook een zuinigheid die de wijsheid be
driegt en zulk een zuinigheid zou het zijn, als wij het ter
rein weigerden. Ik meen dat wij in dit geval tegen die
f 6500 niet zoo moeten opzien, en van de neringdoende
burgerij die vooral profiteert van de studenten en in 't bij
zonder in de lustrumweek, had ik dit niet verwacht.
Die uitgave van /'6500 is een uitgave iri eens. Als zij om
de vijf jaar terugkwam, zou het* een veel grooter bezwaar
zijn, maar dat is het geval niet.' Wij zullen met dat terrein
te verhoogen het bovendien in waarde doen toenemen, al meent
de heer Pera het anders.
Bij "de behandeling van de begrooting is herhaalde malen
aangedrongen op het maken van een sportterrein of van een
volkspark, en nu men voor een bedrag van 6500 iets derge
lijks kan krijgen, vindt men die uitgave te hoog. Wij geven
tegenwoordig iederen winter meer dan /^OOO uit aan onder
steuning van ^werkloozen. Verleden jaar is er nog een verzoek
ygn uit de burgerij gekomen om bij wijze van werkverschaffing
het Schuttersveld op te hoogen, maar daarop is de Raqd toen
niet ingegaan met het oog op de enorme hooge kosten, welke
daaraan verbonden zouden zijn. Den volgenden winter kun
nen wij dan die som van f 200Ó plus nog eenig geld besteden om
de werkloozen aan het werk te zetten. Dat willen ze veel
liever. Men moet niet vergeten, dat de uitgave ook uit dat oog
punt voor de gemeente eenige waarde heeft. Men krijgt door
de «verhooging een terrein, dat voor verschillende doeleinden
geschikt is en dus in waarde toeneemt, maar bovenal is het
in het belang der gemeente, dat men den studenten voor dit
en alle volgende lustrums kan aanbieden een terrein, waar
mede ze tevreden kunnen zijn. Wij zouden tegenover de
buitenwereld al een zeer slecht figuur maken, als wij vandaag
uitspraken, dat wij, omdat het f 6500 zou moeten kosten,
geen behoorlijk terrein aan de studenten konden geven én
zij daarom noodgedrongen ^hun feesten niet zouden kunnen
houden.
Het denkbeeld van den heer Wildeboer zou uit een zuinig
heidsoogpunt aanbeveling kunnen verdienen, als de ophooging
louter diende voor de studentenfeesten en wat hij wil heel
wat minder zou kosten, doch in dit geval geldt: als men
over den hond komt, komt men ook over den staart. Wij moe
ten niet beknibbelen en half werk leveren, en dat wil de heer
Wildeboer doen, hetgeen ik allerminst van hem verwacht
had. Het voorstel der meerderheid van Burgemeester en Wet
houders is in de gegeven omstandigheden het eenig rationeele,
Ik hoop dan ook, dat het voorstel met groote meerderheid
zal worden aangenomen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zal niet veel over
dit voorstel zeggen, omdat hetgeen ik zou kunnen aanvoeren
reeds door anderen in het midden is gebracht.
Ik wil niet gaarne die f 6500 voteeren, maar ik zie op
dit oogenblik geen anderen weg. Bovendien vind ik die uit
gave niet zoo bijzonder bezwarend, vooral omdat het, gelijk
de heeren Reimeringer en Sijtsma terecht hebben gezegd, een
uitgave voor eens is en wij daarvoor een terrein krijgen, dat
voor een aantal doeleinden geschikt is.
Wel eenigermate noode zal ik mijn stem aan het voorstel
van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders geven.
De reden, waarom ik mijn stem daaraan niet kan weigeren
op grond van hetgeen dp heer van Hamel heeft aangevoerd,
is deze: ik ben volkomen overtuigd, dat de gemeente het
recht heeft aan de vereeniging Musis Sacr-um het gebruik
van haar terreinen op te zeggen. Een proces vrees ik abso
luut niet, want men behoeft niet bang te zijn voor een proces,
dat men zeker wint. Een eventueel proces met Musis Sacrum
wint de gemeente zeker, indien althans 'de opzegging op de
juiste wijze plaats heeft. Het is echter met onwillige honden
slecht hazen vangen en als genoemde vereeniging uitstel
zocht, zou het mogelijk kunneh zijn, dat wij niet op tijd met een
geschikt terrein klaar waren. Daarom durf ik het, gesteldal,
dat er geen andere bezwaren waren, niet op het terrein van
Musis aanleggen. Ik durf echter wel te zijner tijd ik zal
dat ook doen aan den Raad vöorstellen het gebruik van
dat terrein aan die vereeniging op te zeggen.
Wij kunnen naar mijn meening de zaak niet langer uit-
stellen en daarom zal ik mijn stem vóór het voorstel van
Burgemeester en Wethouders uitbrengen.
De Voorzitter. Ik wil zelf ook iets zeggen naar aanleiding
van hetgeen tegen de conclusie van de meerderheid van
Burgemeester en Wethouders is ingebracht. De heer van
Hamel heeft trachten aan te toonen, dat de minderheid in
deze gelijk heeft, nyaar ik wil de zienswijze van de meerderheid
verdedigen en vind een aanknoopingspunt in hetgeen de heer
Fockema Andreae heeft gezegd. Ik wensch te accentueeren,
dat Burgemeester en Wethouders in meerderheid overtuigd
zijn van de rgchten die de gemeente heeft tegenover Musis,
maar wij meenen te moeten betwijfelen, dat het gebruik
maken van die rechten op dit oogenblik tot het doel zou
leiden,, met name dat wij tijdig de beschikking over dat
terrein zouden verkrijgen. En daarom zou de meerderheid
uit opportuniteitsredenen niet willen ingaan op bet voorstel
van. de minderheid van Burgemeester en Wethouders.
Waar de heer Fockema Andreae nu reeds aankondigt, dat
hij tet zijner tijd een voorstel zal doen om aan Musis het
terrein op te zeggen, meen ik te kunnen zeggen, dat Burge-