92
DONDERDAG 15 JULI 1909.
plantsoen öf voor bouwterrein, maar als het nu ook wordt
beplant, kan men er later alleen plantsoen van maken. Daarom
zou ik willen vragen, zonder nog een voorstel te doen, of het
niet voldoende is van dat terrein maar x/2 of 3U Hectare be
schikbaar te stellen en dit alleen opgehoogd en niet beplant.
De heer van Hoeken. M. d. V. Ik had mij voorgenomen
alleen een enkel woord te spreken over deze zaak naar aan
leiding van het praeadvies, door Burgemeester en Wethouders
uitgebracht. Ik moet erkennen, dat ik bijna niet anders ver
wachtende was, maar naar aanleiding van hetgeen door den
geachten vorigen spreker hier in het midden is gebracht,
ben ik meer versterkt in mijn gevoelen, dat hetgeen ik in
overweging heb gegeven dan toch nog niet zoo verwerpelijk
is als Burgemeester en Wethouders dat verklaard hebben in
hun praeadvies. Volgens den heer Wildeboer zouden de
studenten zich wellicht met een beperkter terrein kunnen
behelpen. Het is mijn bedoeling volstrekt niet geweest om
de Doezastraat voor de helft in-te nemen, maar wel dat de
geheele rijweg met uitzondering van het trottoir, zou worden
afgesloten. Als ik mij niet vergis bestaat er bij Burgemeester
en Wethouders toch ook het voornemen om öf den Singel
öf het Plantsoen voor een deel af te sluiten, en wat zou er
voor bezwaar in zijn. Er is gezegd of geschrevendat zal de
drukke passage belemmeren. Volstrekt niet, want als hetgeen
de voormalige Koepoort binnenkomt geleid wordt langs de
Raamsteeg en Garenmarkt en dan de brug opgaat om de
Breestraat te bereiken, is het precies hetzelfde als wanneer
men gaat langs den tegenwoordigen rijweg.
Ook het vervoer van vee van de markt op Vrijdag kan op
dezelfde wijze gevonden worden, n.l. langs den Vliet door de
straat, welke aan het einde van den Korten Vliet ligt, of omge
keerd van de Breestraat, over de Garenmarkt, door de Raam
steeg naar Zoeterwoude.
De reden, waarom ik mij in deze zaak gemengd heb, ligt
in de zware lasten, waaronder de gemeente Leiden gebukt
gaat. Ik zal niet zeggen, dat Leiden armlastig is ik hoop,
dat het daarvoor bewaard blijve maar toch wil ik mij
verklaren voor het in acht nemen van de grootst mogelijke
spaarzaamheid bij het doen van uitgaven.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil opmerken, dat ik mij niet
kan vereenigen met het voorstel van de meerderheid van
Burgemeester en Wethouders. Ik acht het gewenscht het
daarheen te leiden, dat de gemeente de beschikking krijgt
over het terrein van de vereeniging »i\Iusis Sacrum". Indien
ik met den heer Hartevelt' de overtuiging had, dat de ophoo
ging van het weiland aan den Zoeterwoudschen Singel met
zand een waardevermeerdering van die terreinen zou ten
gevolge hebben, dan stond de zaak voor mij anders, maar het
opbrengen van zand op dat land zal naar mijn meening juist
gelijk staan met een waardevermindering. Voorzopver er op dit
oogenblik nog een opbrengst aan gras is, zal die bij ophoo
ging met zand verdwijnen, en als die gronden later voor
bouwterreinen zullen moeten dienen, zal het zand omgewerkt
en verwerkt moeten worden om de noodige fundamenten te
kunnen leggen.
Ik zie dus in het opbrengen van zand op dat terrein een
waardevermindering en als wij op die wijze achteruitgaan,
zullen de kosten, welke Burgemeester en Wethouders bere
kenen, niet voldoende blijken te zijn. De aangewezen weg is
dunkt mij, dat wij het daarheen sturen wij zijn daartoe
rechtens ook in staat dat de gemeente weder de beschik
king krijgt over het tèrrein van »Musis Sacrum". Zij zal dan
de gelegenheid krijgen om aan den wensch der studenten te
voldoen en wel. op de goedkoopste manier.
De Voorzitter. Ik wensch even iets te zeggen naar aan
leiding van hetgeen de heer Pera over de waardevermindering
der terreinen aan den Zoeterwoudschen Singel in het midden
heeft gebracht. Indien er iets tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders kan worden aangevoerd, dan is het
zeker niet dit argument, .dat door dên geachten spreker
alleen wordt gebruikt om tot de conclusie te kunnen komen,
dat men die terreinen niet moet nemen.
Had de heer Pera de stukken gelezen, dan zou hij hebben
geziendat de Directeur der Gemeentewerken voor dat
weiland verschillende bestemmingen aangeeft, waarvoor het
met ophooging en ook niet anders dan met ophooging ge
schikt kan worden gemaakt als: sportterrein, speeltpin,
•voor een tijdelijk circus, enz. Hij zou hebben geweten, dat
op het uitbreidingsplan der gemeente dat land voorkomt als
volkspark, speelterrein, en dergelijke. En nu wensch ik toch
gevraagd te hebben, hoe het voor die doeleinden gebruikt
zal kunnen gorden zonder dat het opgehoogd wordt.
De bewering van den heer Pera, dat het opbrengen van
zand op dit terrein waardevermindering zoü tengevolge hebben
is voor mij dan ook verbijsterend. Ik begrijp dat niet. Hij
heeft zich dat gesuggereerd om tot de conclusie te komen,
dat men dit terrein niet moet nemen, want hetgeen hij heeft
gezegd baseert zich allerminst op den inhoud der stukken
en daarin te vinden deskundige uitspraken.
Hetgeen de heer Hartevelt in het midden heeft gebracht
omtrent zijn plan is gegrond op de vermoedelijke waardever
meerdering van het land. Ik wil echter opmerken, dat zijn
voorstelling, alsof de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders heeft gezegd, dat in elk geval het opbrengen van
zand waardevermeerdering van het land medebrengt, in dien
algemeenen zin niet juist is. Er zijn ook enkele bestemmingen
voor het land te bedenken, waarbij het zonder ophooging met
zand te bezigen is, maar aangezien a priori niet gezegd is
welke bestemming gekozen zal worden, kan nog niet worden
uitgemaakt, of er werkelijk in alle gevallen van ophooging
en daardoor verkregen stijging der waarde sprake zal zijn.
Het plan van den heer Hartevelt om te trachten het be-
noodigde geld door leening te verkrijgen, kan ik niet in elk
opzicht toejuichen.
Ik weet ook niet, of dat plan de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten zou wegdragen. Het is mogelijk en men zou
het kunnen probeeren, maar zekerheid heeft men daaromtrent op
het oogenblik niet.
Ten aanzien van hetgeen de heer Wildeboer heeft opgemerkt,
n.l. dat het wellicht voldoende zou zijn aan de jongelui een
kleiner gedeelte van het weiland af te staan, meen ik, dat
dit op een gering verschil zou neerkomen. Want indien men
bedenkt, dat wij ƒ80 huur krijgen van dat land, zal men toch
wel inzien, dat een besparing van slechts 40 per jaar niet in
verhouding staat tot het feit dat mem dan stëllig een veel
minder mooi feestterrein zou verkrijgen. 1 Hectare is ruim
voldoende, zegt de heer Wildeboer, maar men vergeet, dat
het terrein in het plantsoen niet behoeft aangelegd te worden,
terwijl op het weiland niets te vinden is van beplanting, waar
mede dllicht -een groote som gelds gemoeid is. En eindelijk,
wat de heer van Hoeken heeft gezegd van het van derWerf-
park, indien men zich, als dit geachte lid, nu eenmaal in het
hoofd heeft gezet, dat het feestterrein moet komen in het
van der Werfpark, is er geen praten tegen. Reeds tweemaal
heeft de Directeur van Gemeentewerken geoordeeld, dat het
van der Werfpark zelf te klein is geworden door den bouw
van den tweeden- vleugel van het Museum van Natuurlijke
Historie en dat de tent, in de Doezastraat geplaatst, h«t
verkeer belet. Men heeft getracht het park toch te gebruiken
door het feestlokaal boven het water te bouwen, maar dan
moeten er hooge trappen gebouwd worden om er te komen
en dat gaat niet. Ik heb gemeend dit even te moeten in het
midden brengen naar aanleiding van hetgeen de geachte
sprekers, hebben gezegd, en geef nu het woord aan den heer
van Hamel.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik stel er prijs op mij aan
den Raad te doen kennen als vertegenwoordiger van de min
derheid in het College van Burgemeester en Wethouders. Ik
heb in dat College mijn bezwaren tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders .ontwikkeld en wensch die nog
met een enkel woord de revue te laten passeeren. Mijn bezwaren
tegen het land bij den Zoeterwoudschen Singel zijn vooral van
financieelen aard. Ik vind het niet verantwoord f6500 uit te
geven plus f600 a f700 voor een brug of' pont, of hoe men
die verbinding ook wil noemen, die later gemaakt zal moeten
worden ingevolge het request van 68 omwonenden, die vragen
om te voorzien in de eventueele stremming van de passage
en om de verbroken verbinding te herstellen. Ik meen. dat
de Gemeenteraad niet verantwoord is gezamenlijk ruim f 7000
te voteeren, wanneer er nog andere middelen zijn om aan den
wensch der studenten te voldoen. Ik doe voor niemand onder
in waardeering van het studentencorps en ik wil de studenten
op alle mogelijke wijze'te hulp komen en aan hunwenschen
te gemoet komen. Ik zeg dat reeds dadelijk, omdat ik mij
straks door den Voorzitter hoor toevoegen: »hebt gij niets
voor de studenten overWij laten ons geen van allen dat
verwijt aanleunen; wij allen zooals wij hier zitten zijn vol
komen bereid te doen wat de studenten wenschen om in alle
opzichten de lustrumfeesten te doen slagen, maar wij mogen
aan den anderen kant niet ongevoelig zijn voor de financieel?
offers, die het onze stad zal kosten En waar nu de gelegenheid
bestaat omzonder financieele offerszonder opofferingen
,van beteekenis onzerzijds aan de wenschen van het studen
tencorps, dat daardoor ook minder uitgaven zal hebben voor
beplanting als anderszins, te gemoet te komen en toch de
lustrumfeesten waardig te doen slagen, vind ik, dat wij roekeloos
zouden handelen door ruim f 7000 weg te smijten.
Ik zeg «wegsmijten"-, mijnheer de Voorzitter, want zoolang
detiestemming van het Zoeterwoudscbe Singelland niet is aange
wezen, kan het zeer goed wezen en acht ik het zeer waarschijnlijk,
dat in de toekomst zal blijken, dat het weggeworpen geld is. Het
geen de heer Pera .daaromtrent heeft gezegd, werd door u als «ver
bijsterend" gekwalificeerd, maar ik vind dat niet zoo verbijste
rend. Dat land is niet bestemd om opgehoogd te worden en het