Aug. L. Reimeringer. Aan den Raad der Gemeente Leiden. DONDERDAG 15 JULI 1909. 89 12°. Voorstel van den heer A. L. Reimeringer om een commissie' te benoemen tot het instellen van een onderzoek naar de middelen ter verbetering van de waterverversching. Dit stuk luidt als volgt: Leiden 13 Juli 1909 De ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wethouders uittenoodigen eene Commissie van drie deskundigen te be noemen buiten den Raad en den Gemeentelijken dienst ten einde een rapport uittebrengen over de middelen die kunnen leiden tot een betere waterverversching der wateren binnen de Gemeente Leiden en daarvoor de noodige middelen aantevrageri. De Voorzitter. Wenscht de heer Reimeringer het woord tot toelichting van dit voorstel? De heer Reimeringer. Ja, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dau is het woord aan den heer Reimeringer. De heer Reimeringer. M. d. V. Een enkel woord naar aanleiding van het door mij gedane voorstel. Nadat ik dit had ingediend, heb ik een stuk gelezen in het Leidsch Dag blad dat mij aanleiding geeft mijn vooistel voorloopig in te trekken en af te wachten wat dat opleveren zal. Ik trek dus voorloopig mijn voorstel in. De Voorzitter. U kunt er dan later nog op terugkomen. 13°. Verzoek van de afd. Leiden van den Ned R. K. Volks bond om den aannemers van gemeentewerken de verplichting op te leggen tot stipte nakoming van de bepalingen van art. 1638 c en d van het Burg. Wetboek. Dit stuk luidt als volgt: Aan den raad der Gemeente Leiden Geven met verschuldigden eerbied te kennen W. de la Rivière en C EL Langezaal, respectivelyk voor zitter en secretaris der Afd. Leiden v/d Ned. R K' Volksbond dat zij verzoeken dat in 't vervolg in de bestekken dei' van wege de Gemeente aan te besteden werken den aannemers de verplichting worde opgelegd de bepalingen van Art. 1638c en d van het Burg. Wetboek onveranderd na te leven, voor zoover het arbeiders betreft bij genoemde werken geplaatst en voor den tijd dat zij daaraan werkzaam zijn. 't welk doende namens de Afd. Leiden v/d Ned. R K Volksbond W. de la Rivière, voorzitter. C. H. Langezaal, secretaris. Leiden 12 Juli 1909. Levendaal 117a. 14°. Verzoek van de Leidsche Gymnastiek- en Rcherm- vereeniging «Hercules" in zake de vooruitbetaling en de ver mindering van huur voor het gebruik van het gymnastiek lokaal aan de Pieterskerkgracht. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. De L. G. S. V. «Hercules", ten deze domicilie kiezende ten huize van den Secretaris Thorbeckestr: 6 kennis genomen hebbende, van het besluit van B. W. d.d. j.l. waarbij bovengenoemde vereeniging verplicht wordt tot vooruitbetaling der" zaalhuur, door haar verschuldigd wegens gebruik v/h gymnastieklokaal a/d Pieterskerkgracht, alhier zijnde deze bepaling voor haar financieelen toestand een zeer bezwarende, daar de vereeniging kortelings de verschul digde zaalhuur over 1908 voldaan hebbende voor het feit gesteld wordt uit haar inkomen wederom een geheel jaar huur te moeten derven, zijnde deze betaling, zonder a/d gansche draagkracht der vereeniging een zware slag toe te brengen, niet mogelijk, in aanmerking nemende, dat de inkomsten der vereeniging over een geheel jaar verdeeld zijn. Overwegende dat door bestuurderen van Rijks- en Gemeente wege aan de gymnastiek allen steun verleend wordt, zijnde zij een zaak van openbaar belang, daar zij strekt tot verhooging van het bewustzijn en de lichamelijke ontwikkeling van het volk, heeft bovengenoemde vereeniging de eer den geachten Raad te verzoeken 1° op het genomen besluit van B. W. alsnog te willen terug komen. 2° het bedrag der door de vereeniging «Hercules" ver schuldigde zaalhuur te willen vaststellen in gelijke mate en naar denzelfden grondslag als de zuster vereeniging «Lycurgus", welke vereeniging geheel hetzelfde doel beoefenende als «Hercules" met betaling van een bedrag van f60.van alle verdere financieele verplichtingen, jegens de gemeente ont slagen is, terwijl de vereeniging, «Hercules" aan huur, vuur en licht f 100.moet betalen. 't welk doende voor de L. G. S. V. «Hercules" Joh. P. de Meer, Voorzitter. H. ten Hooven, Leiden 14 Juli 1909 Secretaris. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter. Verder zijn er geen ingekomen stukken. Ik kan nog mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders overeenkomstig het desbetreffende reglement hebben be noemd tot plaatsvervangend lid van de Commissie, bedoeld bij art. 22 van het werkliedenreglement, den heer C. Pelten- burg. In antwoord op de vraag, welke onlangs gedaan is dooi den beer van Hoeken, of Burgemeester en Wethouders be reid waren maatregelen te treilen om te voorzien in de be hoefte aan duinwater voor de kermisreizigers, die huizen in de woonwagens aan den flaarlemmerweg, kan ik mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders voornemens zijn aan dat bezwaar te gemoet te komen. Al zal dat niet geheel ge schieden overeenkomstig den wensch van den heer van Hoeken, omdat het brengen van het. water precies ter plaatse, waar dat noodig is, belangrijke kosten zal medebrengen, toch kan in zooverre aan het bezwaar worden tegemoetge komen, dat op betrekkelijk korten afstand gelegenheid zal worden gegeven gratis duinwater te krijgen gedurende den tijd van de kermis en eenige dagen te voren en daarna. Ten slotte heb ik nog een voorstel aan den Raad te doen. De heer Leenderts, leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, heeft, onder dankbetuiging voor het hem ver leende verlof en onder overlegging van een attest van een medicus, aan den Raad verzocht dat verlof alsnog tot Kerst mis te verlengen. Niettegenstaande wij hier te doen hebben met een tamelijk lange periode, kunnen Burgemeester en Wethouders toch vrijheid vinden aan den Raad voor te stellen op dit verzoek gunstig te beschikken, vooreerst op grond van een overgelegd advies van de Commissie van toe zicht op het middelbaar onderwijs, welke mededeelt, dat door een eventueele verlenging van hel verlof aan het on derwijs in de aardrijkskunde geen schade zal worden toege bracht en ten tweede op grond van het medisch attest, dat door den heer Leenderts is overgelegd. Burgemeester en Wethouders stellen daarom voor het ver lof van den heer Leenderts tot Kerstmis te verlengen. De heer Pera. M. d. V. Komt er aan dat verlof geen einde De heer Leenderts heeft reeds meermalen verlof gehad. Moet de gemeente dat voortdurend voor haar rekening nemen? De Voorzitter. De heer'Leenderts heeft eenige jaren ge leden ik meen zes a zeven jaren geleden een lang ver lof gehad, maar dat behoeft geen reden te zijn hem dat thans aan te rekenen.-Dit is de eerste verlenging 'van het tweede en ik vermoed, dat, als de Raad die heeft toegestaan, er geen aanleiding zal bestaan nog langer verlof te verleenen. Waar de Commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs geen bezwaar ziet in het verlengen van het verlof, zouden Burge meester en Wethouders het niet humaan vinden op het ver zoek van den heer Leenderts niet gunstig te beschikken. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een hoofd der school 3e klasse N°. 2. (Zie Ing. St. No. 174). De Voorzitter. Er zullen thans eenige benoemingen moeten worden gedaan en dus zal een stembureau geformeerd moeten worden. Ik verzoek den heeren Korevaar, Driessen, Fokker en Vergouwen het stembureau te willen uitmaken. De heer Zwiers. M. d. V. Ik wenschte naar aanleiding van dit punt tot het College van Burgemeester en Wethouders een enkele vraag te richten. Het heeft n. 1. bijzonder mijn aandacht getrokken, dat de voordracht voor hoofd van de school aan de Heerenstraat en die voor hoofd van de school aan de Van der Werfstraat uit precies dezelfde personen bestaat. Nu weet ik wel, dat het meer de gewoonte is om een zelfden persoon op twee voordrachten te gelijk te doen figureeren, maar zoo armoedig als bij deze voordrachten heb ik het nog nooit- gezien. Ik wil wel erkennen, dat aan de letter van de wet voldaan is, omdat wij twee voordrachten hebben elk van 3 personen, maar toch acht ik deze voordrachten in strijd met den geest van de wet. De bedoeling van den wetgever was natuurlijk, dat de Raad voor 2 plaatsen zal kiezen uit 6 personen, en nu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 3