DONDERDAG
15 JULI 1909.
101
zoolang wij niet ingelicht -zijn omtrent de werking van die
vergaderingen elders en de stem der praktijk niet hebben
gehoord, acht ik het verkeerd een beslissing te nemen.
Ik handhaaf derhalve mijn voorstel om dit punt van de
agenda af te voeren en Burgemeester en Wethouders uit te
noodigen alsnog een onderzoek naar de werking van school
vergaderingen elders in te stellen.
De heer Pera. M. d. V. Als ik het woord voer, is het niet
mijn bedoeling te pleiten vóór of tegen het voorstel van den
heer Vergouwen. Jk wensch er slechts aan te herinneren,
dat in verband met het adres van den Bond van Ned. Onder
wijzers hier ter stede een vergadering is gehouden, waarin
een spreker optrad tot het geven van eenige nadere toelich
ting omtrent de bedoeling van het adres. Door het verslag,
dat wij van het verhandelde in die vergadering in het Leidsch
Dagblad hebben gekregen, is uitgekomen, dat de gunstige
verhouding, welke de heer Sijtsma aanneemt te bestaan tus-
schen de hoofden en de onderwijzers, niet aanwezig is in
veel gevallen, en ook niet wordt bevorderd. Wij hebben
daar o. a. een spreker hooren verklaren, dat ten onrechte in
onze verordening sprake is van hulponderwijzers, want als er
sprake is van hulp, dan is het hoold eigenlijk het behulpsel,
die moet invallen bij absentie van een onderwijzer. Dit moet
dan te kennen geven, dat het hoofd een functie bekleedt van
mindere beteekenis Ik heb van die voorstelling van zaken
een zonderlingen indruk gekregen, want iemand, die de school
moet doormarcheeren en in alle klassen moet kunnen op
treden, moet toch een der bekwaamste mannen van het vak
zijn, omdat lang niet alle onderwijzers voor de verschillende
klassen dezelfde geschiktheid hebben. Van een hoofd wordt
ook op dat gebied het meest gewichtige werk geëischt.
Ik zeg: de verhouding tusschen hoofd en onderwijzer laat
menigkeer veel te wenschen over. Dat is eenige jaren geleden
al voor den dag gekomen. Bij de opening der vergadering
hier in het Nut, gehouden, werd verklaard door den Voor
zitter van de Leidsehe afdeeling, dat men in Leiden eigenlijk
op dit gebied wel wat achteraan kwam, en dat wel eens ge
vraagd was, hoe het kwam dat men in Leiden niet ijverde
voor het verkrijgen van verplichte schoolvergaderingen. Laat
mij mogen zeggen, dat ik het Leidsehe personeel van de
openbare scholen daarom beschouwd heb als in degelijkheid
verre overtreffende het personeel van onderscheiden andere
plaatsen. Wat wij van elders te weten zijn gekomen omtrent
den geest, waardoor het streven naar 't bekomen van ver
plichte schoolvergaderingen beheerscht wordt, is allesbehalve
gunstig. Ik zal de heeren een staaltje laten hooren van de
ideeën, die op dit geb'ed bij sommige onderwijzers bestaan.
Er was in een van de onderwijsbladen geklaagd over
een hoofd, omdat hij een van de onderwijzers aan de her-
halingsschool, met wien hij het niet eens kon worden, ge
zegd had, dat hij maar moest vertrekken, in geval hij zich
niet wilde houden aan de gestelde regeling, want dat aan
het hoofd was opgedragen voor die regeling te zorgen. Daarop
is in dat onderwijsblad, nadat dat hoofd vreeselijk over den
hekel was gehaald, een ingezonden stuk geplaatst door het
onderwijzend personeel van de school, waarvan het hoofd
het moest ontgelden, wijk 2 van de gemeente Aalsmeer.
Het stuk van dat personeel luidt als volgt:
»In het jongste nummer van de Volksonderwijzer komt
een stukje voor, dat onzes inziens dringend rectificatie be
hoeft. Daarin toch wordt het hoofd der school van wijk 2
alhier gekenschetst als te behooren tot hen die, zonder
rekening te houden met hun personeel, als tyran in school
wenschen te heerschen. Nu is niets minder waar dan dat.
Als onderwijzers en onderwijzeressen aan genoemde school
stellen wij er prijs op te verklaren, dat de heer ter Bruggen
alle zoodanige eigenschappen bezit, die samenwerking met
hem voortdurend gemakkelijk en aangenaam maken. Wij
vinden dit eerherstel te meer noodig, omdat er zeker nog
genoeg hoofden zijn, voor wien het een groote verbetering
zou zijn, indien zij zich den heer ter Bruggen ten voorbeeld
stelden.
Met dank voor de opname
(Volgen 5 namen).
Maar daarop volgt dit onderschrift:
*»Dat is een heel aangenaam briefje, maar het rectificeert
niet. Daartoe hadt gij een weerlegging moeten geven van het
feilin ons vorig nummer vermeld, n 1. dat uw patroon tegen
den onderwijzer der herhalingschool zei:
»Ik ben het hoofd, ik regel alles en als mijn regeling u
niet aanstaat of u er zich niet aan onderwerpen wilt, dan
vraagt u uw ontslag maar aan!"
Noemt u zoo iets tyranniek optreden of niet? Het schijnt,
dat uw hoofd in donker of te wel 's avonds autocratischer
doet dan bij 't, volle daglicht. Zoo iets ziet men meer.
Maar al was ons bericht onjuist geweest, kon mijnheer
zich dan zelf niet verdedigen? Moet jij de boontjes doppen
voor uw bovenmeester, zelfs al is hij overdag nog zoo aardig
Had liever als Bondsleden in uw vakblad het door ons
gewraakte hoofdig optreden gecritiseerd, dan uw exempel
van een hoofd schoon te wasschen en daardoor uw klasse-
genoot, den onderwijzer Melchior, aan te vallen.
Een volgende keer wat meer opkomen voor de kleintjes,
en wat minder voor de grootendeze hebben het niet zóó
dringend noodig."
Uit iets dergelijks blijkt, welke eigenlijk de verhouding is
en wat men wel durft, als men van een hoofd, van wien het
personeel moet verklaren, dat het een uitnemend hoofd is,
vergt, dat hij zich zelf zal gaan verdedigen in plaats dat zijn
personeel dat doet. Moet zulk een hoofd niet geroemd worden,
als zijn personeel zoo'n getuigenis van hem aflegt? En
niettemin wordt hij op de schandelijkste wijze besproken en
geminacht.
Ik zie een paar heeren zich over 't meegedeelde vroolijk
maken, doch als wij de belangen van 't openbaar onderwijs
met ernst willen behartigen, dan mag een feit als dit, dat
met anderen is te vermeerderen, wel tot nadenken stemmen.
Wij moeten zorgen, dat er in de school orde blijft.
Ik zou nog wel een pikant staaltje kunnen mededeelen
van den geest, waarmee sommige onderwijzers bezield zijn,
maar ik zal den Raad daarmede thans niet meer lastig vallen.
Als slotsom wil ik dit zeggen: als ik het openbaar onder
wijs wenschte te benadeelen, als ik het kwaad wilde doen,
dan zou ik gaan ijveren voor gereglementeerde schoolver
gaderingen.
De Voorzitter. Er is door den heer Vergouwen c.s. een
motie van orde voorgesteld, luidende:
»ondergeteekenden stellen voor punt 23 van de agenda af
te voeren tot instelling van een nader onderzoek in zake de
werking van schoolvergaderingen in andere gemeenten.
Ik zal nu eerst die motie in stemming brengen en als zij
verworpen wordt, zal ik het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders aan een rondvraag onderwerpen.
De heer Fokker. M. d. V. Als deze motie wordt aange
nomen, zijn Burgemeester en Wethouders dan bereid dat onder
zoek in te stellen?
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen na de
beslissing over de motie zeggen, wat zij doen zullen. Wordt
zij aangenomen, dan zullen wij overwegen, of wij haar kunnen
uitvoeren. Daaromtrent kunnen wij vooraf geen mededeeling
doen. Trouwens, het College van Burgemeester en Wethouders
is op dit oogenblik niet meer voltallig.
De motie van orde van den heer Vergouwen wordt in
stemming gebracht en met- 15 tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Bots, Driessen, Bosch, Reime-
ririger, van 'Tol, P. J. Mulder, Fockema Andreae, Meuleman,
van Hamel, Eerstens, Wildeboer, Corts, Briët, A. Mulder en
Timp
Vóór stemmen de heeren: Hartevelt, Sijtsma, Zwiers, Ver
gouwen, van Gruting, de Boer, Fokker, Pera, Roem en van
Hoeken.
(De heerefn van der Eist, Korevaar en van der Lip hadden
inmiddels de vergadering verlaten).
Het verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Ned.
onderwijzers wordt hierop in stemming gebracht en met 19
tegen 6 stemmen afgewezen.
Tegen stemmen de heeren: Bots, Driessen, Bosch. Hartevelt,
Reimeiinger, van Tol, P. J. Mulder, Fockema Andreae,
Meuleman, van Hamel, Eerstens, Pera, Wildeboer, Corts,
Roem, van Hoeken, Briët, A. Mulder en Timp.
Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, Zwiers, Vergouwen,
van Gruting, de Boer en Fokker.
XXIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1908.
(Zie lug. St. n°. 181).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het
praeadvies besloten.
De Voorzitter. Er is thans niets meer aan de orde. Heeft
een van de heeren nog iets voor deze vergadering? Zoo niet,
dan sluit ik de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij
van J. J. GROEN ZOON.