96 DONDERDAG 15 JULI 1909. dat wij zeer sterk staan tegenover Musis en hoop, dat spoedig een einde zal worden gemaakt akn den toestand, die in dat deel der gemeente bestaat en die nu hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is van de uitgave, waarover wij straks zullen beslissen. De heer van Hoeken. M. 'd. V. Ik kan kort zijn en kan dat doen, omdat het slot van het antwoord, dat, u mij hebt gegeven, behelst: de heer van Hdeken heeft het in zijn hoofd gezet om het van der VVerfpark er voor te gebruiken. Het zelfde zou ik kunnen toepassen oj5 Burgemeester en Wethouders bij het overwegen van deze zaak, want ik zou verwacht hebben, dat door Burgemeester en Wethouders een poging was* aan gewend, of niet door eenige wijziging in de afmetingen van de feesttent het van der Werfpark gebruikt zou kunnen worden. De 'heer Korevaar. M. d. V. Ik heb den heer van Hoeken niet beantwoord, omdat ik meende, dat u dit al voldoende hadt gedaan. U hebt gezegd, dat het terrein te klein is aan den kant van de Doezastraat. Ik dacht dat hij nu overtuigd was, maar dat is niet het geval. De geachte spreker wil de geheele Doezastraat bezetten en vindt dit zeer wel uitvoerbaar, want, zegt-hij, wanneer aan den Zoeterwoudschen Singel feest gevierd wordt, wordt ook wel een gedeelte van den weg afgezet. Die vergelijking gaat echter in het geheel niet op. Indien aan den Zoeterwoudschen Singel feest gevierd wordt, wordt de openbare weg wel tijdelijk afgesloten, rriaar er wordt geen gebouw op gezet, 's Middags, als het feest'begint, wordt de weg afgesloten en na afloop der feestelijkheden wordt de passage- weder hersteld. Bij de Doezastraat echter wordjt de passage gestremd door middel van de tent en als men nu nagaat, dat vijf jaren ge leden het bouwen van die tent reeds iri de maand Januari werd aanbesteed, zal men moeten toegeven, dat het met die feestweek niet goed te maken is, maar'gedurende weken en maanden, noodig voor het bouwen en afbreken van die tent, de passage aan de Doezastraat gestremd zou zijn. Er is nog .een bezwaar. De heer van Hoeken denkt, dat, zoodra men de vereischte oppervlakte heeft, aan alle eischen is voldaan en men zich over den vorm van het terrein niet moeielijk behoeft te maken Of het terrein langwerpig en smal dan wel vierkant is, is volgens hem hetzelfde. Dat is echter niet waar. Aan een doelmatige feest- of danszaal, waarvoor een oppervlakte van 1000 M2 vereischt wordt, kan men zoo maar niet een willekeurige breedte bijv. van 2 ep een lengte van 500 M. geven. Voor een goede feesttent van 1000 M2. is nu eenmaal een lengte van 70 M. noodig en aan gezien de geheele beschikbare lengte hier slechts 60 M. be draagt, kan dit terrein niet voor feestterrein gebruikt worden. De' heer Roem. M. d. V. Hetgeen de heer Korevaar heeft gezegd in antwoord op het gesprokene door den beer van Hoeken is volkomen juist. Ik wensch in verband daarmede even mede te deelen wat vijf jaren geleden is gebeurd. De tent is toen gezet op de plaats, waar het tweede gedeelte van het gebouw voor Natuurlijke Historie zou worden ge bouwd. Er is een ontwerp gemaakt, waaruit bleek, dat de tent te dicht kwam te staan bij het reeds gebouwde gedeelte van het Museum van Natuurlijke Historie. Men'heett beproefd het plan te veranderen, maar toen dit niét ging, is door medewerking van -de gemeente de schutting van de Hoogere Burgersbhool voor meisjes verzet en is de tent- vijf meter dichter bij die H. B. S. geplaatst. Men is aan een zekeren vorm gebonden, als men de zaal op een geschikte wijze wil inrichtenmen kan er dan niet een willekeurige gedaante aan geven. De heer van Hamel. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord op te komen tegen ,een uitlating van den heer van der Eist, die zich in verband met de quaestie van het vellen der boomen in het Plantsoen op u heeft beroepen. De heer van der Eist heeft geen aantal genoemd, maar in het algemeen zich er over beklaagd, dat groote boomen moesten vallen, en gezegd, dat hij dat betreurde. Ook ik betreur dat, maar aan alles is een schaduwzijde. Zoo ook aan mijn denk beeld, maar ik meen, dat in dpze de lichtzijde de schaduw zijde overtreft. Gij beweert, mijnheer de Voorzitter, dat er honderd boomen moeten vallen en dat getal slaat in, maar de Commissie van Fabricage heeft èn in haar rapport èn ook hier weder ver klaard, dat haar het terrein alleszins geschikt voorkwam, dat het Pen groot voordeel zou wezen, indien het bruikbaar was, maar dat zij, mét het oog op de opportuniteit, zich op dit oogenblik- niet voor de aanwijzing van dat terrein kon verklaren. Honderd boomen is heel wat, maar er zijn vele kleintjes onder en er 'kan een reboiseering plaats hebben. Eenige groote boomen moeten vallen, maar het is om het terrein van het Plantsoen een wildernis, zoodat, wanneer daarin weder eenige orde werd gebracht, gelijk tot nog toe na elk lustrumfeest is geschied, het bezwaar niet groot zou zijn. Bovendien is het niet onmogelijk, dat er een enkele groote boom zou kunnén uitgespaard worden en dat men den stam in de tent behield. Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij verbaasd over hetgeen de heer Fokker heeft gezegd. Hij heeft zich waarschijnlijk van de wijs laten brengen door een courantenberichtje, waarin heeft gestaan, dat men meende dat de studenten in onder handeling waren met de gemeente 's Gravenhage of een andere omliggende gemeente om daar hun feest te vieren. Ik geloof, dat wij ons dopr dat praatje niet van de wijs moeten laten brengen. Wat betreft de bewering: »de heer van Hamel zegt wel veel voor de studenten over te hebben, maar doet er niets voor", ik kan niet anders zeggen, dan dat dit verwijt onge grond is. Ik heb veel voor de studenten over en wil dat ook wel toonen, maar het komt mij voor, dat wat men hier wil doen, niet noodig is. En tegen noodelooze uitgaven kom ik op. Men zal het volgend jaar om dezen tijd de gezichten van de raadsleden eens zien, als bij suppletoire begrooting gelden moeten worden aangevraagd die het gevolg zijn van het nu genomen besluit, want ik meen, dat men met het nu aange vraagde er niet vetn af is. Laat de Raad zich gewaarschuwd houden en anders zal ik het volgend jaar herinneren aan de woorden die ik nu spreek. Met alle waardeering voor de-stu denten zal ik stemrpen voor het denkbeeld van de minderheid van Burgemeester en Wethouders, omdat ik meen dat het financieel belang van de gemeente absoluut onvereenigbaar is met den overigens rechtmatigen wensch van het- Leidsche studentencorps, dat ik, gelijk reeds gezegd, evenals wij allen, een goed hart toedraag. De Voorzitter. Ik mqet er toch tegen opkomen, waar de heer van Hamel zegt, dat wij hier zouden voteeren een noodelooze uitgaaf.Daartegen moetik krachtig protesteeren. Het is geen noodelooze uitgaaf maar een nuttige en noodige, die in het belang van den goeden uitslag der lustrumfeesten bepaald urgent is. Er moet een einde komen aan het zoeken naar terreinen. De hee,r van Hamel heeft ook gezegd, dat het rooien van boomen op het terrein van Musis, door mij zeer overdreven is voorgesteld. Maar hét is bekend, dat de Leidenaars gehecht zijn aan hun boomen.-De spreekwijze Juidt: »Komt men aan een boom, dan komt men aan een Leidenaar z'n leven." Ik zou de gezichten van de Leidenaars wel eens willen zien, als b, v. die drie groote schilderachtige boomen aan den waterkant van het Plantsoen vallen voor een feest tent; ik geloof, dat de gezichten dan vrij wat langer zouden zijn, dan hij het zien van een suppletoire begrooting, het schrikbeeld, dat de heer van Hamel als het .gevolg van de voorgestelde uitgaaf waarschuwend voorhoudt. Ik zie die suppletoire begrooting nog niet en blijf in allen ernst den Raad deze uitgaaf als noodig aanbevelen. De heer Fokker. M. d. "V. De heer van Hamel heeft mij in een belachelijk daglicht gesteld, als zou ik mij door een courantenbericht hebben laten influenceeren om te spreken, zooals ik gedaan heb. Maar dat is, ik kan het met de hand op 't hart verklaren, op mij van geenerlei invloed geweest. Wannéér wij de beschikking hadden over Musis, zeker, dan stemde ik tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Maar waar aan den eenen kant de mogelijkheid is, dat wij het terrein ter beschikking krijgen, maar aan den anderen kant de mogelijkheid, dat wij eerst zullen moeten wachten op den uitslag van een proces, dat lang kan duren, stem ik voor het voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders. Wij moeten tijdig een terrein hebben; ik zie geen kans een ander terrein tijdig ter beschikking te krijgen en stem dus uit pure noodzakelijkheid voor dit voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Overeenkomstig het praeadvies van Burg. en Weth. wordt met 21 tegen 7 stemmen op het verzoek beschikt, Vóór stemmen de heeren: Bots, Driessen, van der Eist, Bosch, Hartevelt, Reimeringer, Sijtsma, Zwiers, Vergouwen, van Gruting,- Fockema Andreae, de Boer, Fokker, Korevaar, van der Lip, Meuleman, Kerstens, Corts, Roem, Briët en Timp. Tegen stemmen de heeren': van Tol, P. J. Mulder, van Hamel, Pera, Wildeboer, van Hoeken en A. Mulder. XXII. Verzoek van het Hoofd bestuur der sNederl. Vereeniging tot Bevordering van. het Schoonheidsbeginsel in het Onderwijs" in zake de verbetering van het onderwijs in het zingen. (Zie Ing. St. n°. ,182.) De heer Vergouwen. M. d. V. Ik heb mij over deze voor dracht Verwonderd. De heeren hebben, gelezen wat de ver schillende maatschappijen en vereenigingen hebben geschreven over het slechte zingen, niet alleen in Leiden, maar in gansch Nederland. Het ingediende adres is door de plaatselijke School commissie overwogen, in plaats dat men een direct advies is gaan inwinnen bij deskundigen, in deze de hoofden van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 10