GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 89 IM«EKO!I£N STVKKEM. VERBETERING. In n°. 187 der Ingekomen Stukken, op pag. 85, 2e kolom, 7e regel van onderen, staat »in onverschilligheid gebleven men leze daarvoor »in onverschilligheid geboren". N°. 193. Leiden, 3 Juli '1909. Ter vervulling der plaats, die in September e.k. in ons College zal openvallen door de periodieke aftreding van den heer Mr. II. M. A. Coebergh hebben wij de eer U overeenkomstig art. 2 der verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen 1°. Mr. H. M. A. COEBERGH. 2°. P. HOOGENBOOM. De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs P. Zeeman Gz., Voorzitter. C. S. Lechner, lo. Secretaris- kan den Raad der gemeente Leiden. N°. 194. Leiden, 13 Juli 1909. Bij raadsbesluit van 21 Augustus 1902 werd aan de Gym nastiek- en Schermvereeniging «Excelsior" vergunning ver leend om het gymnastieklokaal van de school 3e klasse No. 2, in de van der Werfstraat, te gebruiken voor het houden van oefeningen des Zaterdagsavonds van 8 tot 10 uren, onder voorwaarde, dat de kosten van verlichting, verwarming, be diening en van herstel van aan het gebouw of het meubilair eventueel toegebrachte schade door haar zouden worden ver goed, dat een bedrag van f 0 20 per oefeningsavond zou worden betaald voor het schoonhouden van het lokaal en dat alle ter zake van het gebruik door ons te geven voorschriften door haar zouden worden nagekomen. Bij nevensgaand adres verzoekt het bestuur om in plaats van 's Zaterdagsavonds des Donderdagsavonds de beschikking te mogen hebben over genoemd lokaal. Aangezien tegen inwilliging van dat verzoek bij ons geen bezwaar bestaat, geven wij in overweging bovenvermeld raadsbesluit in dien zin te wijzigen dat daarin zal worden gelezen «des Donderdagsavonds", in plaats van des Zater dagsavonds. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren! Geven met verschuldigden eerbied te kennen: Ondergeteekenden, Machiel Galjaard, Volmolengracht 19, en Jacobus Plu, Prinsenstraat 45, respectievelijk Voorzitter en Secretaris der Leidsche Gymnastiek en Schermvereeniging «Excelsior" Goedgek. bij Kon. Besl. van 1 November 1905, verzoeken beleefd om verwisseling van de Zaterdagavond lesuren in Donderdagavond in het gebouw Van der Werfstraat, onder dezelfde voorwaarden als hun voor de Zaterdagavond door UEd Achth. College is vergund. Zij motiveeren hun verzoek in overleg en met toestemming van het betrokken Schoolhoofd: ten eerste: Dat Zaterdagavond alles is schoongemaakt en door het gebruik de zaal des maandags niet in aulk een schoone toestand zich bevindt als wel wenschelijk is, vooral bij regen. ten tweede: dat met het oog op de marktdrukte politie toezicht ondoenlijk is en veel last en vernieling aan het uit wendige van het gebouw door straatjongens wordt veroorzaakt. en ten slotte is het eene door de Vereeniging lang gekoes terde wensch. Hopende dat het UEdelAcbtb. College moge behagen ons hierin ter wille te zijn. t Hoogachtend UEdAchtb. geh. Dien. M Galjaard, Voorzitter. J. Plu, Leiden, 12 Juli 1909. Secretaris. N°. 195. Leiden, 13 Juli 1909. In uwe vergadering van den 24en Juni 1.1. werd, in verband met het verzoek van den eervol ontslagen eorieierge aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens W. F. N. Koster om verhooging van het hem toegekend pensioen of toekenning van een personeele toelage, aangenomen een motie van de heeren Fokker en Briët van den volgenden inhoud «De Raad besluit Burg. en Weths. uit te noodigen een nieuw onderzoek in te doen stellen door andere deskundigen naar den toestand van W. F. N. Koster, ten einde zich op nieuw te doen voorlichten of toepassing van art. 3d der pensioenverordening op dezen behoort te geschieden en gaat over tot de orde van den dag Gelijk reeds door den Voorzitter Uwer Vergadering bij de behandeling dezer motie werd in uitzicht gesteld, hebben wij ook bij nadere overweging geen vrijheid kunnen vinden aan de in deze motie vervatte uitnoodiging te voldoen. Wij toch blijven van meening dat zulk een hernieuwd medisch onderzoek door andere deskundigen ten behoeve van de door U in hooger beroep te geven beslissing in strijd is met de dui delijke letter en ook met de bedoeling van de verordening. De verordening toch wil dat ons college, na schriftelijk te zijn voorgelicht door twee door ons te benoemen geneeskun digen, beslist of litt. c, dan wel litt. d van art 3 der pensioen- verordening behoort te worden toegepast. En nu geeft zij wel aan den Raad de bevoegdheid om eene van die van ons college afwijkende beslissing te nemen, d. w. z. om uit de ons ver strekte deskundige voorlichting een andere conclussie te trekken, maar meer ook niet.- Met name opent zij aan den Raad niet de gelegenheid om met aanwijzing van andere geneeskundigen een nieuw onderzoek te gelasten. En evenmin is de Raad be voegd om ons college op te dragen een nieuw geneeskundig onderzoek te doen instellen. Ons college nu had, gehoord de beide door ons aangewezen stadsgeneesheeren, aan meerdere medische voorlichting geen behoefte, aangezien het advies dier beide medici, de eenige, met wie wij ingevolge de verordening hebben rekening te houden, van geenerlei twijfel blijk gaf. En wij hebben ons dan ook zonder aarzeling naar het advies dier geneeskundigen ge dragen. En evenmin kan er dus ook thans reden voor ons bestaan om alsnog aan andere geneesheeren een nieuw ge neeskundig onderzoek op te dragen. En wat zouden wij daar bovendien bij kunnen winnen? Want öf de beide nieuw aan te wijzen geneeskundigen bevestigen het door hun collega's in eerste instantie uitgesproken oordeel en alles blijft hij hetzelfde. Of wel zij komen tot een andere conclusie, maar wat zou ons dan de bevoegdheid geven om aan hun oordeel meer te hechten, dan aan dat door de eerstaangewezen deskundigen uitgesproken. Toch heeft ons college gemeend U, voor zoover dit slechts mogelijk is zonder aan de bestaande verordening geweld aan te doen, te moeten ter wille zijn. En wij hebben daarom, en wij zijn daarbij zoover gegaan, als wij slechts gaan konden, dezelfde geneesheeren uitgenoodigd den heer Koster nogmaals aan een onderzoek te onderwerpen en nogmaals het door hun uit te spreken oordeel ernstig te willen over wegen. En wat is nu het resultaat van dat hernieuwde onderzoek geweest? Dat de geneesheeren zoo mogelijk nog pertinenter, dan na hun eerste onderzoek als hunne meening hebben uitgesproken, dat de ziekelijke aandoening, waaraan Koster lijdt, niet kan worden geacht als te zijn ontstaan in en door den dienst. Wij verwijzen u, ter kennisneming van hun uitspraak, naar het in de Leeskamer liggend schrijven, waarin breed gemotiveerd het oordeel der beide deskundigen is opgenomen. Wij geven U mitsdien andermaal in overweging afwijzend op het verzoek van adressant om toekenning van een hooger pensioen te beschikken, terwijl wij ons ook ten aanzien van diens subsidiair verzoek om een personeele toelage aan ons in Volgnr 164 der Ingek. Stukken uitgesproken oordeel meenen te mogen houden. Ten slotte kunnen wij U nog mededeelen, dat wij gaarne zullen overwegen of en in hoeverre door eene wijziging der- verordening aan de in uwe vergadering van 24 Juni kenbaar gemaakte bezwaren zou kunnen worden tegemoet gekomen. Van den uitslag dier overwegingen zal U dan binnen niet te langen tijd mededeeling worden gedaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 196. Leiden, 19 Juli '1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat, zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van de Stedelijke Werkinrichting, dienst 1910, geene bedenkingen heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1