GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 IITGEKOME^ STUKKEN. N°. 181. Leiden, 2 Juli 1909. Wij hebben de eer u hierbij over te leggen onze adviezen op eenige reclames tegen aanslagen in de plaatselijke directe be lasting naar het inkomen, dienst 1908, en stellen u voor overeen komstig die adviezen: te handhaven de aanslagen van J. C. Gründeman (5), C. Wassenaar (11), B. W. van Wingerden (13), W. M. van Wingerden (14); nader te rangschikken de aanslagen van: H van den Berg (1) in klasse 1, P. Bergman (2) in klasse 2, Jac. J. P. de Graaf (3) in klasse 19, W. G. de Graaf (4) in klasse 4, J. de Jonge (7) naar ƒ1000.Mej. Th F. Ladan (8) in klasse 3, J. G. J. van Loo (9) in klasse 6, D. W. Pronk (10) in klasse 19, M. H. van Waveren (12) in klasse 31 van het kohier af te voeren de aanslag van Mej. A. C. E. Holwerda (6); wegens te late indiening niet ontvankelijk te verklaren: H. Wallaart (15), W. Wallaart (16). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 182. Leiden, 2 Juli 1909. Het hierbij overgelegd verzoek van het Hoofdbestuur der »Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering van het Schoon heidsbeginsel in het Onderwijs", mede namens andere ver- eenigingen bij Uwe Vergadering ingediend, wacht nog steeds op eene beschikking. De behandeling van aangelegenheden van meer urgeriten aardalsmede het onderzoek dat aan haar advies moest voorafgaan, waren oorzaak dat de Plaatselijke Schoolcommissie eerst vóór enkele weken haar advies omtrent deze zaak kon uitbrengen. Adressant dan wijst er op hoe allerwege in het land ge klaagd wordt over de geheel onvoldoende resultaten, die het zangonderwijs op de lagere scholen oplevert en zij voegt er aan toe dat verbetering in dezen toestand niet te wachten is, zoolang bestendigd wordt de geheel onvoldoende opleiding van candidaat-onderwijzersdie later het onderwijs in vak k moeten geven. Toch is goed geleid zangonderwijs een zeer belangrijke factor bij de ontwikkeling van het volk, omdat goed en slecht zingen niet slechts op het gemoedsleven, doch ook op de gezondheid en den kunstzin een zeer belangrijken invloed kunnen uitoefenen. Adressant zou daarom wenschen 1°. dat een onderzoek werd ingesteld, zooveel mogelijk door een commissie, waarin deskundige musici zitting hebben, naar de wijze waarop in onze gemeente het onderwijs in het vak »zingen" wordt gegeven en naar de resultaten welke daar mee worden bereikt; en 2°. indien dit onderzoek ongunstige resultaten mocht aan het licht brengen, dat naar verbetering van dat onderwijs werd gestreefd door: a. het tot stand brengen en onderhouden van speciale op leidingscursussen in het »zingen" ten behoeve van onderwij zers en assistent-onderwijzers en geleid door bekwame musici; b. het voorloopig aanstellen van een vak-zangonderwijzer op die scholen, waar directe verbetering in dit onderwijs noodzakelijk blijkt. De Plaatselijke Schoolcommissie heeft achtereenvolgens deze verschillende wenschen onder de oogen gezien. Een onderzoek door een speciaal daarvoor aangewezen commissie van des kundigen acht zij echter volmaakt overbodig Ook zonder zulk een onderzoek kan men reeds aanstonds zeggen, dat door den eenen onderwijzer goed .zangonderwijs wordt gegeven, en dat dit bij den anderen veel te wenschen overlaat. Dit hangt er geheel van af of de onderwijzer zelf muzikalen aanleg heeft en zich met toewijding ook aan dit deel van zijn taak geeft. De gebreken van dit onderwijs zijn ook nu reeds bekend en de resultaten zijn daarmede in overeenstemming. Maar daarentegen stemt zij volkomen in met den wensch, dat naar verbetering van het zangonderwijs moet worden gestreefd, omdat ook zij aan goeden zang hooge waarde toe kent voor de aesthetische ontwikkeling van het volk en ver hooging van het levensgenot. De groote fout, thans aan de opleiding der onderwijzers voor het onderwijs in den zang verbonden, is deze, dat de opleiding te zeer theoretisch, het geschikt maken voor de practijk bijzaak is. De hulpacte geeft geen waarborg dat de bezitter zijn theoretische kennis ook behoorlijk practisch zal weten aan te wenden. Hoe nu moet die waarborg worden verkregen? Adressant zegt door het tot stand brengen van speciale opleidingscursussen. Maar de plaatselijke schoolcommissie ziet hierin weinig heil. Een dergelijke maatregel toch is niet wel uitvoerbaar. Voor de onderwijzers, die de acte reeds hebben, niet, omdat men hen toch moeilijk kan verplichten een opleidingscursus te volgen, waar zij wettelijk reeds be voegd zijn het onderwijs te geven. En voor de kweekelingen niet, omdat zij thans reeds één uur per week zangles op de Kweekschool ontvangen en de overvloed van leerstof niet toelaat aan dat onderwijs meer uren te besteden. Maar zou dan misschien op de door adressant in de tweede plaats aanbevolen wijze, d i. door de aanstelling aan de lagere scholen van een afzonderlijk vak-zangonderwijzer, in het euvel kunnen worden voorzien? Ook dit acht de schoolcommissie niet wel mogelijk. Immers dan zou door de veelheid dei- lessen aan iedere school en de moeielijkheid om voor iedere school de meest geschikte uren voor dit onderwijs te kunnen bestemmen, nagenoeg aan iedere school een eigen vak zangonderwijzer moeten worden verbonden en zoo zou de maatregel veel te groote kosten meebrengen. De schoolcommissie, gehoord mej. van Kaathoven, die op de kweekschool met het onderwijs in den zang is belast, en den Directeur dier school, is echter op een ander denkbeeld gekomen. Zij zou de onderwijzers die begrijpen dat er aan hun practische bekwaamheid op dit gebied nog wel iets ont breekt en daarom op meerdere ontwikkeling prijs stellen, in de gelegenheid willen stellen zich desgewenscht, verder voor het geven van zangonderricht te bekwamen. De gemeente zou dan de localiteit voor dit onderwijs moeten beschikbaar stellen en een onderwijzer of onderwijzeres met de leiding er van moeten belasten. Een facultatieve cursus voor hen, die zich aanmelden, vereenigd in groepen van tien, van één uur per week, zou reeds in een half jaar voldoende resulta ten kunnen opleveren. De vereischte localiteit zou gemakkelijk in de Kweekschool kunnen worden gevonden. Toen eenmaal dat denkbeeld bij haar tot rijpheid gekomen was, hoorde de schoolcommissie daaromtrent de hoofden dei- lagere scholen, door wie in hun groote meerderheid instem ming met het denkbeeld werd betuigd, terwijl tevens werd medegedeeld, dat een 40-tal onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs zich bereid hadden verklaard dezen facultatieven cursus te volgen. En toen nu bij een verder onderzoek bleek, dat ook een 28-tal onderwijzers en onderwijzeressen van het bijzonder onderwijs tot deelneming bereid waren, aarzelde de schoolcommissie niet langer om de oprichting van- zulk een facultatieven cursus, althans bij wijze van proef, aan te bevelen, omdat nu immers genoeg zaam gebleken was, dat meerdere ontwikkeling van het zangonderwijs door de naaste belanghebbenden én noodig geoordeeld èn verlangd werd. Wij aarzelen niet ons bij dit advies aan te sluiten. De bedoeling is het onderwijs te geven 3 uur per week en de leiding daarvan op te dragen aan Mej. van Kaathoven, die daarvoor een bezoldiging zou ontvangen van ƒ75.perweke- lijksch lesuur, of 225.per jaar. Aangezien de onderwijzers vereenigd worden in groepen van 10 en de cursus van één uur per week in jaar is afgeloopen, zouden dus op die wijze in den tijd van één jaar 60 onderwijzers het volledig onderwijs kunnen volgen. En die geheele zeker zeer nuttige maatregel zou der gemeente slechts 225.— per jaar kosten. Blijkt na het eerste jaar, dat de resultaten niet aan de verwachtingen hebben beantwoord, dan kan van verdere door voering van den maatregel worden afgezien. Op grond van het bovenstaande geven wij u dus thans in overweging te besluiten: 1°. door de oprichting van een facultatieven cursus dé onder wijzers in deze gemeente in de gelegenheid te stellen zich desgewenscht verder voor het geven van zangonderwijs te bekwamen en zich practisch in zingen te oefenen; 2°. met de leiding van dit onderwijs te belasten Mej. van Kaathoven, leerares in den zang aan de kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, tegen een vergoeding van 75 per jaar per wekelijksch lesuur; 3°. te bepalen, dat wekelijks 3 uren voor dit onderwijs zullen worden beschikbaar gesteld en dat dit zal worden gegeven in een der lokalen der Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen; en 4°. dezen maatregel voorloopig bij wijze van proef in te voeren voor den tijd van één jaar. Mocht later blijken, dat de aan dezen cursus verbonden kosten niet uit den loopenden dienst kunnen worden bestreden, dan zal u alsnog een nader voorstel tot beschikbaarstelling der vereischte gelden bereiken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Edelachtbare Heeren, Bij deze veroorloven zich: het Hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1