GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Aug. L. Reimeringer. 73 INGEEOIEN STI kkFV. N°. 150. Leiden, 2 Juni 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot aanleg van eene elec- trische installatie in den Burcht en de Graanbeurs en van de verbetering der Vette Varkensmarkt, overeenkomstig de voordrachten van Burgemeester en Wethouders, opgenomen onder nis. 141 en 139 der Ingekomen Stukken, zij geene bedenking heeft "tegen de wijze waarop wordt voorgesteld in c(e kosten te voorzien. Zij adviseert U in dat geval tot vaststelling van de overgelegde begrootingsstaten te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 151. Leiden, 2 Juni 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenking heeft tegen den door Burgemeester en Wethouders (bij Ing. St. nu. 140) voorgestelden aankoop van de perceelen weiland aan den Rijnsburgerweg, Sectie L nis 580 en 603, voor de som van f 20.000.— benevens de kosten van overdracht; evenmin bestaat bij de Commissie bezwaar tegen de bij Ing. St. n°. 149 door Burgemeester en Wethouders voorgestelde verhooging van begrootingsposten, dienst 1908. Zij adviseert U, tot vaststelling van de bij deze voordrachten behoorende begrootingsregelingen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 152. Leiden, Juni 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwen Raad mede te deelen, dat ten aanzien der voorgestelde afschrijving ten behoeve der Gasfabriek geene overeenstemming in den boezem der Commissie heerscht. Een der leden wenscht beslist de afschrij ving te doen plaats hebben zooals bij de behandeling der begrooting is vastgesteld en het percentage der afschrijving te bepalen op 2x/a °/0. Het andere lid, hoewel mede in October het voorstel tot verminderde aflossing gesteund hebbende, acht thans, nu dooi' vermeerderde winsten het belastingcijfer kan dalen zonder de aflossingen te verminderen, gewenscht, op dat voorstel terug te komen en de aflossing weder te brengen op 5 °/0, daar bij industrieele ondernemingen groote afschrijvingen gewenscht zijn en alleen in hooge noodzakelijkheid hiervan afgeweken mag worden. J. P. Vergouwen. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 153. Leiden, 4 Juni 1909. In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na in gewonnen bericht van het Hoofd der school, hebben wij de eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de benoe ming van eene onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 4, ter vervulling van de vacature, ontstaan door het verleend ontslag aan iYlej. A. A. H. Visser: Mej. M. A. GREVENBROECK, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 7 2°. Mej. M. VAN HEUVEN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 1; 3°. Mej. J. B. VAN HEUVEN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 2. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondisse ments-Schoolopziener en het bericht van het Hoofd, der school in de Leeskamer ter inzage liggen verzoeken wij U thans tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 154. Leiden, 4 Juni 1909. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van den heer W. Fridsma, om eervol ontslag uit zijne betrekking van onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere school der 4e klasse n°. 2 alhier, bestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van het daaromtrent uitgebracht advies van het hoofd der school, geven wij Uwe Vergadering mits dien in overweging aan den heer W. Fridsma, op zijn ver zoek, met ingang van 1 September a. s. eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenén. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Juni 1909. Edelachtbare Heer In antwoord op Uw verzoek van 29 Mei j. 1. n°. 10/297, om bericht en raad omtrent bijgaande aanvrage van den heer W. Fridsma, om ontslag als onderwijzer aan de school IV kl. n°. 2, heb ik de eer U mede te deelen, dat mijnerzijds niet het minste bezwaar bestaat tegen 1 Sept. a. s. dit ontslag eervol te verleenen. 't Hoofd van School IV. 2. J. Broeze. Aan den Burgemeester der Gem. Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Edelachtbarè Heeren. Wegens benoeming tot onderwijzer te Amsterdam, ver zoekt ondergeteekende beleefd met ingang van 1 September 1909 ontslag uit zijne betrekking als onderwijzer met ver plichte hoofdakte aan de O. L. School 4e klasse no. 2 alhier. Met verschuldigde gevoelens van eerbied, enz. W. Fridsma. N°. 155. Leiden, 7 Juni 1909. Herhaaldelijk is van verschillende zijden de aandacht ge vestigd op het gevaar, verbonden aan het medfeybëren van kinderen op rijwielen en nog onlangs schreef de redacteur van de Kampioen, de heer Henri Meijer, in genoemd week blad, als zijne overtuiging, gegrond op veeljarige ondervinding op het gebied van wielrijden en rijwielen, »dat een fietser. »die ze alle vijf bij elkander heeft, geen kinderen op het stuur of de bovenhuis meevoert, om de heel eenvoudige »reden, dat .de manoeuvreerbaarheid van het rijwiel daardoor «zoodanig verminderd wordt, dat zelfs de knapste peddelaar »niet meer zeker van zijn bewegingen is." Fin hij voegde er nog aan toe, dat naar zijn bescheiden meening het goed gezien was, „dat de Amsterdamsche ge meenteraad door eene speciale politie-verordening aan deze absoluut nuttelooze en gevaarlijke fietskunstenmakerij op den openbaren weg een eind tracht te maken". Nu door een zoo bij uitstek deskundige als de redacteur van de Kampioen eene dergelijke uitspraak is neergeschreven, gelooven wij, dat er alle reden bestaat, om een zoodanig verbod iri onze verordening op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen van 17 Mei 1906, laatstelijk gewijzigd bij veror dening van 31 December 1908, op te nemen. Wij zouden dan echter niet zoover willen gaan, als de bepaling in de onlangs vastgestelde Amsterdamsche politie-verordening, waarbij elk meevoeren van personen op een rijwiel verboden (wordt, doch alleen het meevoeren op het stuur of de bovenhuis willen verboden zien, daar juist het op die wijze medevoeren van personen op een rijwiel, zooals uit bovenstaand citaat blijkt, zoo gevaarlijk wordt geacht. Eenzelfde verbod dient dan echter ook tegen het meevoeren op een motorrijtuig op twee wielen, hetgeen stellig even gevaarlijk, zoo niet gevaarlijker is, te worden uitgevaardigd. Nog een andere aanvulling van de verordening op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen komt ons wenschelijk voor, en wel het uitstrekken van het rijverbod, omschreven in artikel 3, ook tot de beide Pieterskerk-Choorstegen, de Wol- steeg en de Ketelboeterssteeg, welke stegen zeer smal zijn en waar zoodoende het rjjden met motorrijtuigen op twee wielen en rijwielen groot gevaar oplevert voor de voetgangers, in het bijzonder ten opzichte van de beide Choorstegen, met-het oog op het drukke verkeer aldaar. Tegelijkertijd zoude d&n de redactie van artikel 3, nu toch eene wijziging wordt voorgesteld, in overeenstemming gebracht kunnen worden met artikel 8 der motor- en rijwielwet, gelijk dit artikel gewijzigd is bij de wet van 6 October 1908, Stbl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1