DONDERDAG 13 'MEI 1909. 67 de begrooting. Ik geloof, dat wij hier in den Raad in het openbaar de zaak niet moeten veroordeelen, maar het moeten overlaten aan de betrokkenen, die een oordeel kunnen hebben. De lieer Pera. M. d V. Een enkel woord ter toelichting, vooral ook na hetgeen de heer Mulder gelieft te zeggen. Ue zaak is gisteravond ter sprake gebracht in de vergadering van de vereeniging «Leidens Belang". Er is iemand mede voor den dag gekomen, die geen persoonlijk belanghebbende is, maar ook goed weet, wat het zegt, zich bezig te houden met aannemingen. Ter toelichting hoorden wij nog, dat het hem destijds overkomen was, dat hij ingeschreven had voor een werk van kleinen omvang. Deze inschrijving was geweest 4 a /500 beneden de begrooting. Dat had burgemeester Was aan leiding gegeven hem bij zich te noodigen en op zijn lage inschrijving te wijzen om hem nog de gelegenheid te bieden, dat hij zich terugtrok. Toen had hij gezegd: »Als men mij ter wille wil zijn en een paar honderd gulden meer geven, zal ik graag daarvan profiteeren." Daar was geen kwestie van. Hij moest het werk uitvoeren voor het bedrag, waarvoor hij ingeschreven had, of zijn inschrijving terug nemen. Hij heeft toen gezegd, -dat hij het werk zou uitvoeren en gisteravond in den kring verklaarde hij, dat hij er toch een goed werk aan gehad had. Het was onder controle van de gemeente op bevredigende wijze uitgevoerd en toch had hij geen berouw het uitgevoerd te hebben. Als wij leeken*zoo iets hooren. rijst de vraag: »Hoezithet met die inschrijvingen?" Als men de opgegeven bedragen nagaat, vraagt men menigen keer, hoe die zoo uiteenloopend kunnen zijn. Ik erken, er moet een zeker recht en macht zijn bij het Dagelijksch Bestuur; wij kunnen niet alles nagaan. Maar de soliditeit van aannemers en borgen ziende en in aanmerking nemende, dat het- werk wordt uitgevoerd onder toezicht van de gemeente, geeft het mij de idee, dat er een zeer belangrijke reden moet zijn (ik zeg niet, dat zij er niet is) om te handelen als bier gedaan is. Toch is het wenschelijk, dat wij eenige inlichtingen krijgen, is het niet in een openbare vergadering, dan in een geheime zitting. Ik houd mij dus voor inlichtingen ten zeerste aanbevolen. De Voorzitter. Ik kan den heer Pera .doen opmerken, dat Burgemeester en Wethouders zich volkomen kunnen vei- eenigen met de opvattingen van den heer A. Mulder. Het is heel dikwijls in tiet belang van de gemeente, niet aan den laagsten inschrijver te gunnen. Nu zegt de heer Pera, dat het niet aangaat, dat Burge meester en Wethouders in deze handelen, zooals nu is ge schied. Maar Burgemeester en Wethouders gunnen zelfstandig volgens de gemeentewet. Zij zijn de autoriteit en overwegen dan ook het belang van de gemeente. Nu heeft blijkbaar het belang van de gemeente het niet medegebracht aan den laagsten inschrijver te gunnen. Dat is een beslissing, die zijn goede reden heeft, die men kan critiseeren, maar niet kan veranderen. Burgemeester en Wethouders blijven bij hun meening, dat het belang van de gemeente met meebracht aan den laagsten inschrijver te gunnen. Als de heeren er nog meer van willen weten, kan de Wethouder van Fabricage er misschien nog meer van zeggen. Het verschil kwam ons zeer bedenkelijk voor en zou tot gedachten aanleiding geven in de lijn van wat de heer Mulder heelt medegedeeld. De heer Pera. M. d. V. Mag ik even met twee woorden cónstateeren, dat het niet in de bedoeling ligt van den heer Sijtsma of van mij om te zeggen, dat Burgemeester en Wet houders niet goed hebben gedaan. Dat is de kwestie niet. Het is alleen de vraag: ls het voor Burgemeester en Wet houders mogelijk eenige inlichting te geven omtrent de redenen, die tot deze handelwijze hebben geleid? Dat is door ons gewenscht. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij hebben van middag ook ver benederi de begrooting ondershands een werk aanbesteed. Wanneer nu iemand, om welke reden ook, op goedkoopere manier als een ander iets kan of wil doen, verre beneden de begrooting, dan heeft zoo'n aannemer daarvoor wellicht zijn bijzondere redenen, die wij niet hebben te beoordeelen, maar alleen in het belang der gemeente te accepteeren. Alsnu deze twee solide menschen het werk eens goed- kooper willen doen, misschien om den werklieden werk te geven, wat gaat het dan de gemeente aan Als 't niet goed wordt uitgevoerd, zegt de gemeente: »Ik dank ervoor het zoo te aanvaarden." Ik kan bij de opgegeven redenen daarom niet zeggen, dat in het belang van de gemeente is gehandeld. Er is /"500 meer uitgegeven dan men behoefde te doen, zonder de zeker heid dat het werk nu beter zal worden uitgevoerd. De heer Roem. M. d. V. Voortdurend dingen te zeggen en niet bij den naam te noemen, doe ik niet. Als ik alles zou uitleggen, zou ik misschien anderen dupeeren. Het maken van een ijzeren kapje gaf den Directeur van Gemeentewerken de grootste moeite door onvoldoende inzicht enz. Deze zaken duren dan in werkelijkheid veel langer dan zij duren moeten. De heer Sijtsma. Boete! De heer Roem. Ja, terwijl de heer Sijtsma dan aanstonds komt om de boete te ontheffen. Hij komt dan met, allerlei argumenten uit zijn ontvankelijk hart: »De menschen hebben het goed bedoeld; zij hebben hun best gedaan. Moet de ge meente profiteeren" en dergelijke diep indringende woorden Als stagnatie komt bij de werken in de Haarlemmerstraat, vraagt de heer Sijtsma, waarom het werk dan gegu,nd is aan menschen, die er niet voor berekend zijn. Voor de Borstelbrug zijn zelfs menschen van buiten gekomen, omdat weinig menschen in Leiden speciaal waterstaatswerken kunnen uitvoeren. De heer Sijtsma kan dat misschien niet begrijpen, doch wanneer inschrijvingen als waarvan hier sprake is, 33% ver schillen, moet er gehandeld worden als is geschied. Een aan nemer neemt niet voor zijn plezier een werk aan en in den tegenwoordigen slechten tijd ook niet een werk aan om menschen aan het werk te houdendat zijn allemaal argumenten die hier niet bestaan. De Voorzitter. Ik geloof, dat ik nu de discussies wel kan sluiten. Het gaat hier over delicate punten, waarover men niet te lang moet debatteeren, als men niet goed beslagen ten ijs kan komen. Over aanbesteding en over het al of niet gunnen kan veel gesproken worden. Het staat echter vast, dat zij, die de ver antwoordelijkheid hebben voor de gunning, rekening moeten houden met de belangen van de gemeente. Daarbij kunnen factoren in aanmerking komen, die men niet in het openbaar debat noemt. Men moet zich daarom neerleggen'bij de ver schafte inlichtingen. Mocht de Wethouder van t-abricage later uit eigen beweging op de zaak willen terugkomen, dan kan hij dat zeker doen. Verlangt nu nog iemand het woord? De heer Pera. M. d. V. Er wordt door velen, vooral door hen, die slecht ter been zijn, verschrikkelijk over geklaagd, dat het zoolang duurt, eer de waarschuwingsborden geplaatst worden op de hoeken van de stegen, die niet door fietsrijders mogen worden bereden. Ik spreek den wensch uit, dat er zoo mogelijk eenige meerdere spoed op dat gebied zal worden gentaakt. De Voorzitter. Er zijn pas borden aangebracht in de straten, waar dat het meest noodig was, omdat het aantal benoodigde borden zeer groot was. Uit zuinigheidsoogpunt is niet in zijn volledigen omvang uitvoering gegeven aan den maatregel, om overal die borden te plaatsen, te meer omdat het een leelijk gezicht is, wanneer er naast de vele uithangborden enz., .die hier reeds zijn, ook nog die i;oode plakkaten worden aangebracht. Waar het rijden met rijwielen en automobielen nog niet zoo'n gevaar oplevert, meent men slechts schoorvoetend tot het plaatsen van de borden te moeten overgaan. Het komt dus wel langzamerhand. Waar het het meest noodig was, is het reeds gebeurd. De heer Pera. M. d. V. De Ketelboeterssteeg is "toch een drukke steeg. Als daar nu ook de fietsers onophoudelijk doorheen gaan is dat een bezwaar vooral voor degenen, die niet vlug ter been zijn. De Voorzitter. Wij zullen die steeg en de Wolsteeg, die door een ander lid is genoemd en de Choorsteeg, ook in aan merking doen komen. De heer Roem. Dat zijn straten tegenwoordig! Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 5