68 werd gevraagd, wanneer deze voor bouwgrond in aanmerking kwamen, terwijl de prijs voor verder afgelegen strooken op f 0.70 bepaald was. Nu besloot echter Uwe Vergadering in dezelfde raadszitting van 25 Februari, naar aanleiding van een verzoek van gelijke strekking van Mevrouw de Douairière van Lijnden, om den prijs van de niet voor bouwgrond in aanmerking komende stukken berm van f 0.70 tot f 1.per M2. te verhoogen, en waar nu Immerzeel, blijkens nevensgaand adres, niet langer 400 maar slechts 180 M2. berm wenscht te koopen, en dus op het aanbod der gemeente niet is ingegaan, meerit de commissie van fabricage, dat thans ook voor de meer nabij bebouwde streken gelegen gedeelten berm de koopprijs in dezelfde reden behoort te worden verhoogd en dus ook aan Immerzeel die verhoogde koopprijs behoort te worden in rekening gebracht. Wij kunnen ons met dit advies der commissie zeer wel vereenigen en waar overigens tegen den verkoop geen be zwaar bestaat, meenen wij, dat daartoe dus tegen den prijs van fl.80 per M2. zou kunnen worden overgegaan. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten het nader op de overgelegde situatieteekening aangegeven gedeelte berm langs de Haarlemmertrekvaart, kad. bekend onder Sectie C. nos 625 en 626 (gedeeltelijk), gem. Noordwijkerhout, groot 180 M2., tegen den prijs van f l.80 per M2., benevens de kosten van overdracht, te verkoopen aan C. Immerzeel te Noordwijkerhout. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden L. S. Ondergeteekende Cornells Immerzeel Bloemkweeker wonende te Noordwijkerhout geeft met verschuldigde eerbied te kennen Dat hij in eigendom wenscht te verkrijgen een gedeelte Berm in clusief der bestaande uitweg van het land van onder geteekende ter gezamelijke grootte van plus minus 180. (hon derd tachtig) Meters ten Noordoosten belendend bovenge noemde uitweg »tot nu toe op recognitie" te Zuid oosten het jaagpad langs de Leidsche trekvaart ten Zuidwesten het overige gedeelte Berm, en te Noordwesten de Molsloot van den Zwetterpolder Dat hij deze Berm wil bestemmen tot opslag plaats van rietzand rijshout enz. benoodigd voor het bedrijf. Dat hij hiervoor wil betalen f234 (twee honderd vier en dertig Gulden) of f 1 30 een gulden dertig per G2 Meter om reden dat 400 meter voor dien veel te hoog is. Verzoeke beleefd zoo mogelijk hier gunstig op te beschikken. Hetwelk doende Ued. Dienstwillige Dienaar C Immerzeel Noordwijkerhout 20 April 1909 N°. 144. Leiden, 24 Mei 1909. Krachtens het bepaalde -in het 2e lid van artikel 12 der verordening op wegen en lanen van 6 Juli 1899, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 December 1906, zijn de eige naren van slooten en wateringen, waarvan de Raad de over dekking of vervanging door een riool heeft gelast, verplicht op aanzegging van Burgemeester en Wethouders aan dien last te voldoen op de door dezen te bepalen wijze en binnen den door dezen te bepalen termijn. Nu is echter door het College van Burgemeester en Wet houders de aandacht van onze Commissie erop gevestigd, dat op grond van deze bepaling de Raad den eigenaren van slooten wel kan gelasten die door een riool te vervangen, d. w. z. die te dempen en te rioleeren, doch dat het zeer aan twijfel onderhevig is, of ook uitsluitend demping, dus zonder het aanbrengen van een riool, kan worden gelast. En aangezien het nu somtijds voorkomt, dat zich in de onmiddellijke nabijheid van een sloot, welke men wil gedempt zien, reeds een riool bevindt, zoodat het maken daarvan over bodig is, terwijl demping toch in het belang van de volks gezondheid noodzakelijk blijkt, hebben zij onze Commissie uitgenoodigd eene wijziging van artikel 12 te ontwerpen, teneinde aan het gerezen bezwaar tegemoet te komen. Ter voldoening aan dit verzoek stellen wij Uwe Vergadering alsnu voor tot vaststelling van de navolgende verordening, houdende wijziging der verordening op wegen en lanen over te gaan. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. VERORDENING, houdende wijziging van artikel 12 der verordening van 6 Juli 1899 (Gemeenteblad No. 15), op wegen, lanen, straten, enz. en wateringen en slooten, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 December 1906 (Gemeenteblad No. 34). Eenig artikel. Artikel 12 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Wanneer Burgemeester en Wethouders, na ingewonnen met redenen omkleed advies van eene commissie, bestaande uit den directeur der gemeentewerken en twee stadsgeneesheeren, wateringen of slooten wegens de daarin of daardoor afgevoerd wordende stoffen schadelijk voor de openbare gezondheid oordeelenstellen zij onder overlegging van het advies der commissie, aan den Raad voor den eigenaren te gelasten die wateringen of slooten te overdekken of te dempen en, tenzij Burgemeester en Wethouders verklaren dat dit niet vereischt wordt, door een riool te vervangen. De eigenaren van slooten en wateringen, waarvan de Raad de overdekking of demping, hetzij met, hetzij zonder ver vanging door een riool heelt gelast, zijn verplicht op aan zegging van Burgemeester en Wethouders aan dien last te voldoen op de door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze en binnen den door dezen te bepalen termijn''. N°. 145. Leiden, 27 Mei 1909. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de 2e lijst van aangeslagenen op het kohier der plaatselijke directe be lasting naar het inkomen over 1908, die de gemeente hebben verlaten of overleden zijn. Wij stellen U voor op hunne aanslagen afschrijving te ver- leenen tot de bedragen, in kolom 12 van die lijst vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 146. Leiden, 27 Mei 1909. In hunne missive d.d. 26/28 April j.l. opperen Gedeputeerde Staten eene bedenking tegen het bepaalde in artikel .2, 3e juncto 4e lid der in Uwe vergadering van 15 April d.a. v. vastgestelde verordening op den invoer, het vervoer, den doorvoer, de keuring van vee en vleesch en den handel in vleesch in de gemeente Leiden, aangezien naar hun oordeel het strafbaar stellen van overtreding van voorwaarden, dooi den Directeur van het Openbaar Slachthuis gesteld, verboden delegatie van wetgevende bevoegdheid is. Wij willen niet ontkennen, dat de formuleering van het 3e en 4e lid van artikel 2 allicht aanleiding zoude kunnen geven tot misverstand en een conflict met de rechterlijke macht in het leven zoude kunnen roepen. Het komt ons daarom bij nader inzien gewenscht voor U voor te stellen artikel 2 aldus te wijzigen, dat aan het slot van het derde lid in plaats van »en onder opvolging van de door hem. aan den invoer en het vervoer te verbinden voorwaarden", gelezen wordt: »en onder opvolging van de door Burgemeester en Wethouders omtrent den invoer en het vervoer te stellen voorwaarden." Wij vertrouwen, dat door het aanbrengen van deze wijziging, welke wij achten in overeenstemming te zijn met het bepaalde bij artikel 179a der gemeentewet, de bedenking van Gedepu teerde Staten zal zijn opgeheven. Tevens maken wij van deze gelegenheid gebruik U voor te stellen het woord «Paardensteeg", hetgeen in artikel 6 ëenige malen voorkomt, te veranderen in «Prinsessekade". Ten slotte geven wij Uwe Vergadering in overweging, na aanbrenging van de door ons voorgestelde wijzigingen de verordening in haar geheel opnieuw vast te stellen. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 147. Leiden, 28 Mei 1909. Wij hebben de eer U mede te deelendat onzerzijds geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van W. A. F. Marijt. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant vergunning te verleenen tot, het bouwen, overeen komstig de overgelegde teekening, van een houten loods ge dekt met asphalt, bestemd tot berging van droge schapen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 4