57 de uren dat de Zoeterwoudsche Singel voor het verkeer zal zijn afgeslotenin de verbinding van dien singel met de Rijnstraat zal worden voorzien, in welk geval de gemeente alleen voor de bediening van dat pontje zou hebben te zorgen, hetzij dat voor dit doel een houten voetbrug zal moeten worden gelegd, waarvan de kosten geraamd worden op f 600 a f 700, in geen van beide gevallen zouden de daaraan ver bonden uitgaven naar wij tneenen, van een inwilliging van het verzoek van het collegium behoeven terug te houden. Alles tezamen genomen, geven wij U dus andermaal in overweging overeenkomstig de, conclusies van ons praeadvies, opgenomen onder no. 89 der Ingekomen Stukken, op het ver zoek van het collegium van het Leidsch Studentencorps te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 110. Leiden, 21 April 1909. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Hoewel gevoelig voor de op mij uitgebrachte benoeming tot Commissaris der Stads-Bank van Leening door Uwen Raad, meen ik, na rijp beraad, te moeten terugkomen op mijn besluit om die benoeming te aanvaarden. Immers, in die benoeming en aanvaarding hebben de tegen woordige Commissarissen aanleiding gevonden, om aan Uwen Raad hun eervol ontslag als zoodanig te verzoeken. Al was het mij aangenaam van Commissarissen te mogen vernemen, dat hun aftreden niet gold mijn persoon, maar het feit dat bij mijne benoeming geen rekening was gehouden met de voorkeur van Commissarissen voor één der aanbe- volenen, zoo meen ik toch mijne bevreemding te mogen uitspreken over het feit dat men iemand tweemaal achtereen op een aan beveling plaatst en bij zijne benoeming heengaat. Dit neemt niet weg, dat ik, hoewel persoonlijk de benoeming op prijs stellende, meen dat waar het twijfelachtig is of Uw Raad zijn keuze op mij zoude hebben gevestigd met de wetenschap dat mijne benoeming zou leiden tot het thans uitgebroken conflict, waardoor het belang der instelling en van de gemeente allerminst worden gediend, mij verplicht reken om den Raad in de gelegenheid te stellen eene nieuwe keuze te doen. Fokker. No. 111. - Leiden, 21 April 1909. De Ontwerp-Verordening op de Brandweer (Ing. st. n°. 83) heeft bij de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen onderwerp uitgemaakt van een onderzoek, waarvan het resultaat is te vinden in het verslag uitgebracht aan den Raad, hetwelk hieronder staat afgedrukt. Daarnevens zijn gesteld de opmerkingen, waartoe het verslag der Commissie aan Burge meester en Wethouders aanleiding gaf en waaruit dan tevens blijkt of en, zoo ja, in hoeverre het door de Commissie opge merkte in de Concept-Verordening wijziging brengt. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Naar aanleiding van het ons bij schrijven d.d. 16 Maart 1.1. door Burgemeester en Wethouders toegezonden voorstel tot wijziging en opnieuw vaststelling van de verordening op de Brandweer hebben wij de eer U mede te deelen dat dit ontwerp ons aanleiding geeft tot de volgende opmerkingen. ad Art. 4. De uitdrukking »zoo noodig" maakt het artikel zeer onbepaald. Onze Commissie acht het wenschelijk te lezen »De stoomspuiten worden ten minste zesmaal per jaar, de handspuiten ten minste tweemaal per jaar en zoo noodig meerdere malen beproefd." Bovendien rees in onze Commissie de vraag of twee maal per jaar voor de handspuiten niet te weinig is, omdat het toch mogelijk is, dat een handspuit in een jaar geen enkele keer bij brand gebruikt behoeft te worden. ad Art. 7. De redactie der laatste alinea laat naar het oordeel onzer Commissie wel wat te wenschen over. Wij achten beter te lezen «Deze laatste zorgt, dat de sleutel niet worde afgegeven dan aan bovengenoemde titularissen, doch hij is verplicht na ontvangen brandalarm deze ook aan een brandmeester, adjunct- brandmeester of spuitgast, mits op vertoon van hun onder- scheidingsteeken, af te geven. ad Art. 9 laatste alinea. De officieele titel van het Weeshuis aap de Hooglandsche Kerkgracht is niet Ned. Ilerv. Weeshuis, maar Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. ad Art. 10. Daar in het voorgaand artikel van twee leeftijd grenzen gesproken wordt n.l. een laagste en een hoogste leeftijdgrens, acht de Commissie het wenschelijk om ter voorkoming van kwesties te lezen: »de aldaar gestelde hoogste leeftijdgrens." ad Art. 13. In de tweede alinea staat wcaarbij", in de 3d# en 4d0 alinea ^waarvan" Is hier verschil van beteekenis of bedoelen deze woorden hetzelfde Thans moet door dit redactie-verschil alinea 2 aldus worden opgevat, dat bij stoomspuit I 16 2 bij stoomspuit 1116 4 spuitgasten zijn aangesteld. Is dit niet de bedoeling, dan moet waarfcy worden veranderd in waarvan. Het is wenschelijk de laatste alinea te lezen bij »elk der handspuiteninplaats van bij »de handspuiten". De Commissie stelt de vraag waarom wordt gesproken van stoomspuit II en van stoomspuit 2; is het niet beter de laatste, stoomspuit 111 te noemen Art. 4. Juist deze algemeene term (»zoo noodig") is gekozen om het gemelde aantal beproevingen niet onder alle om standigheden verplichtend te maken. Oorspronkelijk werd in het concept »ten minste" gelezen, doch in overleg met den Commandant kwam hiervoor de uitdrukking »zoo noodig" in de plaats, om de reden zooeven vermeld. De Commandant beantwoordt de laatste vraag ontkennend. Art. 7 laatste lid. De voorgestelde wijziging wordt over genomen. Art. 9. Gelezen worde: Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. Art. 10. Om misverstand uit te sluiten vereenigen wij ons met de opmerking; men leze dus «hoogste leeftijdsgrens." Zie verder het slot der aanteekening. Art. '13. Aangezien het geheele getal der alhier bedoelde manschappen is 16, komt de opmerking juist voor gelezen wordt dus in plaats van «waarbij" waarvan. Ook nemen wij over de wijzigingen: Te lezen voor «de handspuiten": Delk der handspuiten". Te lezen voor: «Bij de stoomspuiten I en II": «Bij de stoomspuiten '1 en 11". «spuit I": «spuit 1". «spuit II": «spuit 11".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 3