GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 49 ISGEKOIIliN VI'I k li EN. N°. 86. Leiden, 19 Maart 4909. Een door J. Goedeljee in Januari 1908 ingediende rekening voor een in 1907 ten behoeve van het archief gédane leverantie tot een bedrag van f 44.—. schijnt in het ongereede te zijn geraakt. Bij de indiening door Goedeljee van zijne rekening over 1908 is dit gebleken. Het spreekt intusschen vanzelf, dat waar vaststaat dat de leverantie heeft plaats gehad, alsnog tot de betaling van het verschuldigde bedrag behoort te worden overgegaan. Maar een dergelijke betaling, betrekking hebbende op een reeds afgesloten dienstjaar, is niet mogelijk zonder voorafgaand raadsbesluit en zonder de machtiging van Gedep. Staten. Mitsdien bieden wij u, ten einde tot de afdoening der reke ning te kunnen overgaan, nevensgaande begrootings-staten ter vaststelling aan, waarna deze door ons aan de goedkeu ring van Gedep. Staten zullen worden onderworpen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 87. Leiden, 22 Maart 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot het treffen van de door Burge meester en Wethouders bij lng. St. n°. 82 voorgestelde maat regelen ter voorziening tegen brandgevaar in het gebouw der Stedelijke Werkinrichting, zij geene bedenking heeft tegen de begrootingsregeling, waarbij de vereischte gelden worden be schikbaar gesteld. De heer A. L. Reimeringer heeft gemeend aan het uit brengen van advies in dezen geen deel te moeten nemen, aangezien hij tevens lid is van het bestuur der Stedelijke Werkinrichting. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 88. Leiden, 28 Maart 1909. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. E. H. A. J. Soer, om eervol ontslag uit hare betrekking van leerares in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, en van de daaromtrent inge wonnen adviezen van de Commissie van Toezicht en van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat bij ons tegen de inwil liging van dat verzoek geen bedenkingen bestaan. Wij geven u derhalve in overweging aan Mej. E. H. A. J. Soer, op haar verzoek met ingang van 1 September 1909 eervol ontslag te verleenen als leerares in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, onder dankbetuiging voor de langdurige diensten door haar als zoodanig aan de gemeente bewezen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 19 Maart 1909. In antwoord op nevensgaand schrijven heb ik de eer Uw College te berichten, dat er mijnerzijds geen bezwaar tegen bestaat, dat aan Mejuffr. E. H. A. J. Soer op haar verzoek eervol ontslag worde verleend uit hare betrekking van leerares aan de Hoogere burgerschool voor meisjes in Uwe Gemeente, zulks met ingang van 1 September e. k. Mitsdien veroorloof ik mij Uw College in overweging te geven te bevorderen, dat het gevraagde ontslag eervol worde verleend, onder dankbetuiging voor de langdurige diensten aan de gemeente bewezen. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, J. Campert. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 10 Maart 1909. Onder terugzending van nevensgaand request van Mejuffrouw E. H. A. J. Soer, houdende verzoek om eervol ontslag uit hare betrekking van leerares in de geschiedenis en aardrijks kunde aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes alhier tegen 1 September aanstaande, in onze handen gesteld ten fine van advies bij uw schrijven van 9 Maart 11. N°. 10 a/20 hebben wij de eer u in overweging te geven aan den Raad voor te stellen aan haar het gevraagde ontslag tegen 1 September a. s. eervol te verleenen onder dankbetuiging voor de langdurige diensten aan de gemeente bewezeri. Tevens zouden wij het op prijs stellen, indien zoo spoedig mogelijk door uw college tot eene oproeping van sollicitanten naar die betrekking werd overgegaan. De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs. A. Zeeman Gz., Voorzitter. H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Gemeenteraad der stad Leiden. Ondergeteekende, leerares in Geschiedenis en Aardrijks kunde, aan de H. B. S. voor Meisjes, te Leiden, verzoekt bij deze beleefd, baar tegen 1 Sept. e. k. eervol ontslag te willen verleenen uit genoemde betrekking, wegens volbrachten leeftijd. 't Welk doende, E. H. A. J. Soer. Leerares a. d. H. B. S. v. Meisjes te Leiden. Leiden, 8 Maart 1909. N°. 89. Leiden, 23 Maart 1909. In uwe vergadering van den 9en Juli van het vorige jaar kwam nevensgaand verzoek in van het Collegium van het Leidsch Studentencorps, om ter viering van de lustrum feesten in de maand Juni van het jaar 1910 gebruik te mogen maken van het aan de gemeente toebehoorende weiland aan den Zoeterwoudschen Singel tegenover de van Dissel-brug en van het daartegenover gelegen gedeelte van het Plantsoen. Ons praeadvies op dat verzoek moest om verschillende redenen vertraging vinden. In de eerste plaats kwam het verzoek juist vóór de groote vacantie in en moest dus tot einde September worden gewacht, alvorens door het collegium de vereischte nadere inlichtingen konden worden verstrekt. Toen bleek de indiening van eenigszins gedetailleerde plannen noodig, omdat zonder deze het verzoek niet wel kon worden beoordeeld. En zoo werd het den 19en November alvorens het te dezer zake uitgebracht uitvoerige rapport van den Directeur van Ge meentewerken ons college bereikte. Vervolgens moest de commissie van fabricage worden ge hoord. En ook deze had geruimen tijd noodig om de verschil lende moeielijkheden, welke zich bij inwilliging van het verzoek zouden voordoen, behoorlijk onder de oogen te zien. Eerst den 12 Februari j.l. kon dan ook haar advies bij ons college inkomen. Eindelijk had ook nog een correspondentie tusschen het collegium en ons college plaats, met het gevolg, dat eerst thans ons praeadvies aan Uwe Vergadering kan worden uit gebracht. Overigens behoeft deze vertraging voor adressant geenerlei nadeelige gevolgen te hebben, daar het verzoek zoo tijdig is ingediend, dat nog overvloed van tijd beschikbaar is, indien onverhoopt tot het maken van andere plannen moest worden overgegaan. En wat riu het verzoek zelf betreft, overwegende bezwaren kunnen tegen de inwilliging daarvan niet bestaan. Het land aan den Zoeterwoudschen Singel is groot 1.86.58 H. A terwijl het studentencorps over bijna 1 H.A., alzoo over ongeveer de helft, wenscht te beschikken. Het land is in zijn geheel verpacht voor f 177.50 per jaar, zoodat, ook indien het land tengevolge van het gebruik, dat het studentencorps er van wenscht te maken, eens blijvend voor verdere verpachting ongeschikt mocht worden, de dientengevolge te lijden schade toch niet meer zou bedragen dan f 90.— per jaar. Finan- cieele overwegingen behoeven de gemeente dus zeker niet van de inwilliging van het verzoek, zooals het daar ligt, terug te houden. Er is echter een andere moeielijkheid. Naar de Direc teur van Gemeentewerken ons in zijn rapport mededeelde en door de commissie van fabricage werd beaamd, is het land in den toestand, waarin het thans verkeert, niet voor het doel, waarvoor het collegium het wenscht te bestemmen, te ge bruiken. Het. land ligt daarvoor te laag en zal, om als feest terrein te kunnen dienst doen, ten minste 50 cM. moeten wor den opgehoogd. En wil het dan ook verder nog aan behoorlijke aan een feestterrein te stellen eischen beantwoorden, dan zul len goed verharde wegen moeten worden aangelegd, boomen en heesters geplant, grasperken aangebracht, in één woord zullen verschillende grondwerken moeten worden uitgevoerd, waarvan de kosten op ongeveer f 6500.worden geraamd. De vraag rees nu of het collegium wel aan deze bijkomende kosten had gedacht. Immers in het adres zelf werd daarvan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1