45 VERORDENING OP DE BRANDWEER. Van het materiaal der brandweer. Artikel 1. De brandbluschmiddelen bestaan uit stoomspuiten, hand spuitenslangenwagens en brandkranen. Art. 2. Voor iedere handspuit bepalen Burgemeester en Wethou- defs een wijk, binnen welke zij, op alarmnaar de plaats van den brand wordt vervoerd. Art. 3. Elke spuit draagt een volgnummer. De bijbehoorende voor werpen en gereedschappen, zoomede bet lokaal, waarin de spuit bewaard wordt, dragen hetzelfde nummer. Art. 4. Zoo noodig worden de stoomspuiten zesmaal per jaar, de handspuiten tweemaal per jaar beproefd. Art. 5. Burgemeester en Wethouders wijzen de brandspuiten aan, waarmede bij brand in andere gemeenten, met toestemming van den Burgemeester, hulp kan worden verleend. Art. 6. De bewaarplaatsen van de slangenwagens en die van de reddingsmiddelen worden door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Art. 7. De bewaarplaaatsen van brandblusch- en reddingsmiddelen zijn voorzien van gelijk werkende sloten. Een sleutel daarvan -berust bij den directeur der gemeenté- werken, den commandanten den ondercommandant der brand weer, iederen opperbrandmeester en bij. een door den com mandant aan te wijzen persoon, een in de nabijheid van iedere bewaarplaats. Deze laatste zorgt, dat de sleutel niet worde afgegeven dan aan bovengenoemde titularissen, doch na ontvangen brand alarm ook aan een brandmeester, adjunct-brandmeester of spuitgast, mits op vertoon van hun onderscheidingsteeken. Van het personeel der brandweer. Art. 8. Het personeel der brandweer bestaat uit: een commandant, een onder-commandant, opperbrandmeesters, brandmeesters, adjunct-brandmeesters, machinisten, stokers en spuitgasten. Zij worden door Burgemeester en Wethouders benoemd, geschorst en ontslagen. Tot schorsing van bet onder zijne bevelen staande perso neel is mede de Commandant bevoegd; hij is evenwel ver plicht van elke door hem uitgesproken schorsing, met opgave der redenen, zoo spoedig mogelijk aan Burgemeester en Wet houders kennis te geven. Art. 9. De commandant en de onder-commandant moeten tenminste dertig jaren zijn; den leeftijd van zestig jaren bereikt hebbende, wordt hun ontslag verleend, tenzij Burgemeester en Wethouders het in het belang van den dienst achten dat zij na het bereiken van dien leeftijd hunne betrekking blijven vervullen. In dit geval worden zij telkens voor een jaar benoemd. De opperbrandmeesters moeten ten minste dertig jaren zijn op vijftigjarigen leeftijd wordt hun ontslag verleend. De brandmeesters moeten ten minste vijf en twintig jaren zijn; den leeftijd van vijf en veertig jaren bereikt hebbende wordt hun ontslag verleend. De adjunct-brandmeesters moeten ten minste drie en twintig jaren zijnden leejtijd van veertig jaren bereikt hebbende wordt hun ontslag verleend. De spuitgasten moeten ten minste twintig jaren zijnden leeftijd van veertig jaren bereikt hebbendeivordl hun ontslag verleend. De leeftijd van twintig jaren wordt niet gevorderd voor de verpleegden in het Ned. Berv. Weeshuis,'die bij de aldaar geplaatste spuit als spuitgasten dienst doen. Art. 10. De bepalingen in het vorig artikel zijn niet van toepassing op die leden van het personeel, welke bij de inwerkingtreding dezer verordening de aldaar gestelde leeftijdsgrens mochten hebben bereiktde hieromtrent geldende voorschriften blijven voor hen van kracht. Art. 11. De commandant kan tijdelijk personeel in dienst nemen bij brand of bij beproeving der brandspuiten, wanneer alsdan geen voldoend aantal vast aangestelde manschappen beschik baar is. Art. 12. Het personeel der brandweer wordt bij brand bijgestaan door de opzichters der gemeentewerken en door gemeente werklieden, terwijl mede gemeente-werklieden worden aan gewezen om op door Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats en tijd brandwacht te houden. Art. 13. Bij elke spuit zijn aangesteld: 1 opperbrandmeester, 2 brand meesters en 1 adjunct-brandmeester. Bij de stoomspuiten I en II: 2 machinisten2 stokers en 16 spuitgasten, waarbij voor spuit I twee spuitgasten en voor spuit II vier spuitgasten als pijphouder dienst doen. Bij de stoomspuit 2: 1 machinist1 stoker en 12 spuitgasten, waarvan 2 als pijphouder dienst doen. Bij de handspuiten30 spuitgastenwaarvan 2 als pijphouder dienst doen. Art. 14. Een groote slangenwagen wordt bediend door ten hoogste 4 stadswerkliedende slangenwagen van het politiebureau door de politie, of, ingeval het polilie-personeel voor politie diensten noodig is, door ten hoogste 4 stadswerklieden. Art. 15. De commandant staat aan het hoofd van het personeel dei- brandweer. Hij houdt, onder Burgemeester en Wethouders, toezicht op de brandblusch- en reddingsmiddelen en heeft bij brand, be houdens bet opperbevel van den Burgemeester, de leiding der maatregelen tot blussching. Art. 16. De onder-commandant staat den commandant bij in het vervullen van zijn taak. Bij verhindering of ontstentenis van den commandant neemt hij diens betrekking waar. Zoo hij met die waarneming gedurende meer dan eene maand is belast geweest, kan hem voor dien tijd de aan de betrekking verbonden bezoldiging worden toegekend. Art. 17. De opperbrandmeesters zijn belast met de zorg voor hunne brandspuiten en slangenwagens, en met het bestuur van het daarbij dienstdoende personeel. Art. 18. De opperbrandmeesters houden met de brandmeesters ten minste tweemaal in het jaar eene vergadering ter behandeling van zaken, de brandweer betreffende. Zij kiezen uit hun midden een Voorzitter, een Secretaris en een Penningmeester. De adjunct-brandmeesters hebben tot deze vergaderingen toegang. Het huishoudelijk reglement wordt aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onderworpen. Tot goedmaking der kosten van het houden der vergaderingen, wordt eene toelage van tweehonderd gulden uit de gemeentekas verleend. De vergadering is bevoegd om, door tusschenkomst van den commandant, aan Burgemeester en Wethouders voorstellen te doen. Art. 19. De brandmeesters zijn belast met de zorg voor de bediening van dat onderdeel der spuit, waarbij zij zijn geplaatst. De daarbij dienstdoende spuitgasten staan onder hunne onmiddellijke bevelen. Art. 20. Aan ieder, die tot het personeel der brandweer behoort, wordt een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld onder scheidingsteeken uitgereikt, dat hij verplicht is, in dienst zijnde, zichtbaar te dragen. De onderscheidingsteekenen blijven eigendom der gemeente.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 3