DONDERDAG 25
FEBRUARI 1909.
25
Tegen stemmen de heeren: Roem, K ore vaar, Briët, de Vries,
van Hamel, Kerstens en van der Lip.
De Voorzitter. Ik stel thans voor, het praead vies van Burge
meester en Wethouders, behoudens de reeds goedgekeurde
wijzigingen, onveranderd aan te nemen.
De heer van Hoeken. M. d. V. Omtrent het eerste punt,
nl. dat betreffend het onderhoud, ben ik het met den heer
Korevaar nog niet eens. Ik heb de vraag gesteld, of er ook
een bijzondere reden bestond, om Mevrouw van Lijnden daarvan
te ontheffen. Is dit niet het geval, dan zou ik gaarne zien,
dat dat onderhoud op de schouders van adressante kwam te
drukken.
De Voorzitter. Wij kunnen in zooverre oen bemiddelings
voorstel doen, bijv. dat Burgemeester en Wethouders voor
rekening van de gemeente nemen het onderhoud na de eerste
twee jaren. Wij wijzigen derhalve ons praeadvies alsnog in
dien geest.
Het gjwijzigde vooistel van Burgemeester en Wethouders
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming in zijn geheel
aangenomen.
De Voorzitter. Nu zijn wij genaderd tot punt 21 van
de agenda. De heer Vergouwen heeft mij gevraagd, daarover
het woord te mogen voeren. Zijn er misschien nog andere
heeren
Eenige Stemmen. Ja, ja, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan geloof ik, dat het beter is, de zaak
tot een volgende vergader ing te verdagen en nu over te gaan
tot de benoeming van de commissie van onderzoek in zake
de exploitatie van het Slachthuis.
Vooraf wensch ik nog iets mee te deelen.
Bij punt 22 is door den heer Fokker een motie voorgesteld'
om dat voorstel aan te houden, totdat over de moties van
den heer Aalberse en den heer Fokker zal zijn beslist.
Deze motie kan dus nu op zijde gezet worden, daar de
beslissing heeft plaats gehad.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb dat thuis ook even in
gezien en het is mij gebleken, dat de motie niet heelemaal
klopt met de toelichting, die ik er bij gegeven heb Ik heb
daarom de motie eenigszins veranderd, zoodat zij thans luidt:
»De Raad besluit de voordracht onder n°. 43 der Ingekomen
Stukken aan te houden, totdat over de motieën van Mr. Aal
berse en Fokker c.s. zal zijn beslist en zoo tot de benoe
ming eener commissie wordt besloten, deze commissie haar
rapport zal hebben uitgebracht.'
Dat is overeenkomstig de toelichting.
Ik zou willen voorstellen, die ƒ300 van het Rijk nog niet
te aanvaarden en de behandeling te laten rusten, totdat de
commissie haar rapporten zal hebben uitgebracht. Men kan
nooit weten, met welke voorstellen de commissie komt. Het
zou kunnen zijn, dat de commissie met zoodanige voorstellen
komt, dat het Rijk geen ƒ300 meer over heeft voor het onder
wijs in de vergelijkende pathologie voor de hulpmiddelen van
het Slachthuis.
Ik zou daarom willen voorstellen de zaak nog aan te houden.
De Voorzitter. Het voorstel zelf zal in de volgende ver
gadering moeten worden behandeld. Ik heb u alleen de ge
legenheid willen geven, uw motie in te dienen, opdat ook die in
de volgende vergadering kan behandeld worden. Eerst moet
echter blijken, of de motie voldoende ondersteund wordt.
De heer Fokker. M. d. V. Kunnen wij de motie nu niet
dadelijk behandelen Als ik zoo de stemming van de raadsleden
eens naga, dan geloof ik, dat men er in 't algemeen wel vóór is.
De Voorzitter. Ik heb u reeds gezegd, dat er discussie
over komt en daar zou te veel tijd mee heengaan. Wij hebben
nu eerst die benoeming te doen; daar gaat ook nog wel 20
minuten mee heen.
Mag ik dezelfde heeren. die straks het stembureau hebben
gevormd, uitnoodigen, zich ook thans weer te willen formeeren
Dat zijn dus de heeren Fockema Andreae, Driessen, Ver
gouwen en Hartevelt.
Ik noodig de heeren uit, de benoeming van de vijl leden
van de commissie op één briefje te doen plaats hebben.
Uitgebracht worden 31 stemmen, waarvan 22 op den heer
Corts, 20 op den heer Meuleman, 16 op den heer Fockema
Andreae, 16 op den heer van Gruting, 15 op den heer Bosch en
15 op den heer Fokker, 7 op den heer Aalberse, 6 op den heer
Wildeboer, 5 op den heer Zaalberg, 4 op de heeren van
Hoeken en Vergouwen, 3 op de heeren van der Eist en
Briët, 2 op de heeren Pera, de Vries en Roem en 1 op de heeren
A. Mulder, Reimeringer, Sijtsma, van Tol, Bots, Driessen en
Hartevelt, terwijl 1 biljet van onwaarde is.
Derhalve zijn bij eerste stemming benoemd de heeren Corts,
Meuleman, Fockema Andreae en van Gruting.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik kan onmogelijk
de benoeming aannemen. Ik heb het in den eerstvolgende!)
tijd zoo druk met werk, dat ik op mij genomen heb en ik
acht dit werk van zoo groot belang en van zoo grooten om
vang, dat ik lot mijn spijt de benoeming niet kan aannemen.
De Voorzitter. Het doet ons leed dit van u te vernemen;
maar de redenen, die u aanvoert, zijn zóó klemmend, dat wij
niet verder zullen aandringen, op uw besluit terug te komen.
De heer Corts. M. d. V. Ik heb juist tegen de instelling
van deze commissie gestemd, om de heeren niet in verzoeking
te brengen, op mij te stemmen en nu ben ik toch benoemd
geworden. Mag ik het nog eenigen tijd in beraad houden
De Voorzitter Ik zou het beter achten, nu maar een
gunstige beslissing te nemen. Het is de eerste commissie,
waarin de Raad u benoemt.
De heer Corts. Nu, in vredesnaam dan maar.
Bij de tweede vrije stemming worden benoemd: de heer
Bosch met 24 stemmen en de heer Fokker met 21 stemmen,
terwijl 5 stemmen zijn uitgebracht op den heer de Vries, 4
op den heer Wildeboer, 3 op den heer Zaalberg, en 1 stem
op de heeren Reimeringer, Vergouwen, Briët en Pera.
De benoemde personen verklaren, de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het gewenscht is, nu de
vergadering te sluiten. Wij kunnen geen punt van de agenda
van eenige beteekenis meer behandelen. Ik stel dus voor de
overige punten van de agenda aan te houden tot eene volgende
vergadering.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Heeft een van de heeren nog iets voor'
de openbare Vergadering in het midden te brengen?
De heer Fokker. M. d. V. Indertijd is hier door den heer
Aalberse ter sprake gebracht de wenschelijkheid, dat er
verband zou worden gelegd tusschen het Werkloozenfonds en
de Arbeidsbeurs. Ik geloof dat thans de gelegenheid zich voor
doet, om het verband althans persoonlijk te leggen. Als ik
goed heb gelezen n.l., heeft de heer Mr. La Rivière, secreta
ris van het Werkloozenfonds, eene benoeming gekregen bij
de provinciale griffie te Zwolle. En nu weet ik wel, dat het
tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders be
hoort, tot een nieuwe benoeming voor de vacante betrekking
over te gaan, maar ik zou Burgemeester en Wethouders toch
gaarne in overweging willen geven, bij deze benoeming het
oog te willen vestigen op den heer Schutter, »den man van
de Arbeidsbeurs." Het doet mij genoegen, in het openbaar
met lof te mogen gewagen van dezen gemeenteambtenaar,
die door den secretaris van den intercommunalen Bond van
gemeentelijke arbeidsbeurzen mij werd geprezen als een man
van buitengewone accuratesse, wiens werk blijken geeft van
groote punctualiteit en over wiens werkzaamheden men niets
dan lof had.
De Voorzitter. Ik moet zeggen, dat de heer Fokker het
onderwerp van zijn vraag te veel uitbreidt. Voor Burgemeester
en Wethouders bestaat zelfs de aanleiding tot deze vraag
nog niet, omdat ons nog niets bekend is van een ontslag.
Ik moet mij dan ook het recht reserveeren, er voor het
oogenblik niet op te antwoorden.
De heer Fokker. Ik heb toch gemeend, deze opmerking
niet achterwege te moeten laten, en de aandacht van Burge
meester en Wethouders is nu toch in allen gevalle op de
zaak en den persoon van den heer Schutter gevestigd.
De heer Pera. Al eenige keeren heeft men mij gevraagd, of ik
eens wilde spreken over de plaatsing der kramen des Zaterdags
langs de huizen op de Vischmarkt. Gisterenavond ontving ik
nog eens een schrijven, met verzoek er aan te denken.
Vooral de winkeliers in de nabijheid van de Koornbrugsteeg
klagen, dat de kramen dicht naast elkaar bijna op de stoep
staan, waardoor de toegang tot hunne huizen wordt versperd
en het uitzicht geheel belemmerd.
Eenige verandering ten gunste der winkeliers is zeer aan
te bevelen, en daarom vestig ik er de aandacht op.
De Voorzitter. Ik zal deze zaak brengen onder de aandacht
van de commissie voor het marktwezen, waar ze thuis hoort.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergade
ring gesloten
Leiden, ter Boekdrukkerij
van J. J. Groen Sc Zoon,