13 oplossing te voorkomen, in dezen den meer voorzichtigen weg te volgen. Toch was dit in dit geval niet mogelijk. Immers den 22en October 1.1. werd aan Mej Maclaine Pont ontslag als hoofd der meisjesschool verleend en binnen 6 maanden, alzoo vóór of op den 22en April a s., zal hare opvolgster hare functie moe ten hebben aanvaard, anders komt de Rijkssubsidie voor die school in gevaar. Met de benoeming zal dus niet lang meer mogen worden gedraald. Kon dus nu de beslissing omtrent de al- of niet-samensmelting der beide scholen nog in uwe vergadering van 4 Februari a. s. vallen, dan zou nog in het einde dier maand, of in het begin van Maart de benoeming kunnen plaats hebben en zou de te benoemen titularisse nog juist 6 weken tijd hebben om zich elders van hare verplich tingen los te maken. Trouwens er bestond voor ons te minder bezwaar om reeds thans van onze zienswijze te doen blijken, omdat het voor ons college reeds lang vaststaat, in welken zin in het belang der gemeente de beslissing omtrent de al- of niet-samen smelting der scholen behoort uit te vallen. Steeds, het is Uwe Vergadering bekend, is ons college van meening geweest, dat de samensmelting niet in het welbegrepen belang der gemeente zou zijn en ook in zijn tegenwoordige samenstelling denkt ons college daarover niet anders. Zou, zoo vragen wij ons in de eerste plaats af, door de samenvoeging der beide scholen de bezuiniging worden ver kregen, waarnaar de voorstanders daarvan blijkbaar vóór alles streven? En dan is ons antwoord een zeer beslist neen. Wij zullen daartoe de beide uitvoerbare plannen van den Directeur van Gemeentewerken wat nader onder de oogen zien. In de eerste plaats het verst strekkende: den bouw van een geheel nieuwe school. De kosten daarvan worden door den Directeur geraamd op 90,000. De kosten van aankoop van terrein mogen in dit geval veilig op 20 000 worden geschat. Immers dat terrein moet in het centrum der stad gelegen zijn en nog onlangs werd voor terrein, geschikt om er een school 2e klasse te stichten, ver uit dat centrum gelegen, door de gemeente reeds ongeveer 10.000 betaald. Hier waar waarschijnlijk bestaande panden zouden moeten worden gekocht om te worden afgebroken, zou een koopsom van ƒ20.000, dus zeker niet te hoog zijn. Rekent men dan nog een bedrag van circa f 10.000 voor den aankoop van meu bilair en leermiddelen, dan komt men tot een totaal aan stichtingskosten van f 120,000. Hierin zou door het Rijk worden bijgedragen voor gedeelte van f 110.000 of t 27 500 zoodat, de gemeente alleen te dragen zou hebben een uitgave van f 92.500. Aan rente en aflossing zou dus die nieuwe school, berekend tegen 6%, jaarlijks aan de ge meente kosten f 5550. En welk voordeel zou hier tegenover staan? De besparing van de jaarwedde van een schoolhoofd en wellicht van één klasse-onderwijzer. Het is zeker onnoodig om bij dit plan langer stil te staan om het nadeel daarvan aan te toorien. En nu de verbouwing van de Jongensschool door bijtrekking van de Gemeente-Apotheek. De stichtingskosten worden geraamd op f 27000. Hiervan draagt de gemetnte f 20250. Stel voor meubilair en leermiddelen f 4000 dan kost de verbouwing zelf met de inrichting aan de gemeente ƒ24000. De Gemeente-Apotheek moet dan echter met de apothekerswoning naar elders worden overgebracht. Stel, wij nemen daarvoor het thans door den Hoofdinspecteur van Politie bewoonde, aan de gemeente toebehoorende perceel aan de Breê- straat, tegenover het Stadhuis. De kosten van inrichting van dat gebouw tot Gemeente-Apotheek worden door de Com missie van Fabricage geschat op 10 000. Aan rente en aflossing zal dus de gemeente jaarlijks hebben te betalen 6% van f 34000 of f 2040. Maar daarmede is zij er niet af. Immers de Hoofdinspecteur betaalt aan de gemeente voor het door hem bewoonde perceel slechts een zeer geringe huur. De gemeente zal niet alleen die huur derven, maar zal boven dien den Hoofdinspecteur een zekere vergoeding moeten geven, wanneer zij hem noodzaakt naar een andere woning om te zien. Het bovengenoemde bedrag mag dus veilig tot f 2400 worden verhoogd. En hier staat dan weer, gelijk wij boven zagen, tegenover de bezuiniging van de jaarwedde van een schoolhoofd en misschien ook van een klasse-onderwijzer, beide evenwel alleen voor zoover zij door de gemeente worden gedragen. Vaste cijfers zijn hier echter niet te geven, omdat zoowel de jaarwedde als de rijksbijdrage daarin af hangen van het aantal dienstjaren en van de bezoldigde bijacten. Veilig echter kan men zeggen dat die bezuiniging geen f 2400 zal bedragen. Niet alleen dus zou de samenvoe ging ook bij deze oplossing aan de gemeente geen finantieel voordeel, maar vermoedelijk zelfs eenig nadeel opleveren. En dan spreken wij hier alleen nog maar van de directe nadee- len. Waarschijnlijk echter zullen de indirecte nadeelen, waarop wij straks nader terugkomen, veel grooter zijn. Want, en wij wenschen dit nadrukkelijk te constateeren, het is voor ons college niet in de eerste plaats de financieele zijde van de zaak, welke eene beslissing in den eenen of den anderen zin moet beheerschen. Die finantieele zijde is, wij meenen het voldoende te hebben aangetoond, volkomen neven zaak. Maar ook al ware dit niet zoo en al ware door de samenvoeging van beide scholen een eenigszins belangrijk voordeel voor de gemeente te behalen, dan nog zouden wij meenen dat hoogere belangen zich daartegen verzetten. Wij deelen in deze volkomen de meening van de schoolcommissie, dat de opheffing van een afzonderlijke meisjesschool der le klasse aan onze gemeente op onderwijsgebied een harer aantrekkelijkheden zou ontnemen. En dat dit geen phrase is, dat wat de schoolcommissie nog slechts als een vermoeden kon uitspreken, dat nl. een groot deel der ouders van de leerlingen der meisjesschool principieele bezwaren zouden hebben, om hunne dochters een gemengde school te doen bezoeken, ook inderdaad waarheid was, het adres der 64 ouders en voogden van leerlingen der school is daar om het bewijs daarvan te leveren. En wanneer wij dan ook in afwijking van onze gewoonte hieronder de namen van al de onderteekenaars van het aan Uwe Vergadering gericht adres doen afdrukken, dan is het om te duidelijker te doen uitko men, dat het verzet tegen de opheffing der meisjesschool le klasse zich niet slechts bij enkelen openbaart, maar dat het voor zoover daarvan bij een meisjesschool le klasse sprake kan zijn onder alle richtingen en onder alle vertakkingen der burgerij wordt aangetroffen. 133 kinderen, afkomstig uit 119 verschil lende gezinnen gaan op de meisjesschool le klasse ter school en niet minder dan 64 ouders of voogden, vertegenwoordi gende 69 leerlingen, hebben van hunnen wensch om de afzonderlijke meisjesschool bestendigd te zien, blijk gegeven. Of wil men in deze de in naburige gemeenten woonachtige ouders en leerlingen niet medetellen, dan rhebben van de 93 Leidsche gezinnen, waarvan 105 kinderen de school bezoeken, niet minder dan 52 ouders, vertegenwoordigende 54 leerlingen, op het behoud der school aangedrongen. De grootste helft der ouders heeft dus bezwaar om hunne meisjes een gemengde school te doen bezoeken. Is dan de vrees van de School commissie uit de lucht gegrepen, dat velen dier ouders zich voor de plaatsing hunner dochters op de meisjesschool 2e klasse zouden aanmelden En zou er dan inderdaad geen gevaar drei gen, dat ook die school weer te klein werd en tot hare uit breiding zou moeten worden overgegaan, met al de finan cieele nadeelen daaraan verbonden Wij zeggen het dan ook den 64 onderteekenaren van het adres met volkomen in stemming na, in een gemeente met 58000 zielen mag en kan een afzonderlijke meisjesschool der le klasse niet onbreken. Maar er is meer. De Schoolcommissie wijst er reeds op hoe het feit dat in Leiden aan de behoefte aan onderwijs in alle richtingen kan worden voldaan, vele families naar Leiden trekt. Deze uitspraak sluit echter nog meer in, dan men zoo oppervlakkig denken zou. Immers niet alleen en niet hoofd zakelijk om het lager onderwijs vestigt men zich hier, maar veel meer nogom zoons of dochters, die de lessen aan de universi teit moeten volgen, in den huiselijken kring te kunnen verplegen. Welnu, velen dier ouders, die evengoed hier als elders kunnen wonen, wachten dan niet met zich in onze gemeente te vestigen tot hunne kinderen de lessen aan de Universiteit moeten gaan volgen, maar komen reeds vroeger hier om die kinderen hun geheele opleiding aan onze onderwijsinrichtingen te doen ge nieten En nu valt het al weer moeilijk te zeggen, hoevelen van dezen zich van die vroegere vestiging hier ter stede zullen laten weerhouden, wanneer zij zich de gelegenheid zien afgesneden om hunne meisjes op een meisjesschool hare eerste opleiding te verschaffen. Zietdaar dus de indirecte nadeelen, waarvan wij boven reeds gewaagden. Onze conclusie kan dan ook niet twijfelachtig zijn. Waar de samenvoeging der beide scholen geen of althans geen noemenswaard finantieel voordeel zal opleveren; waar een rechtstreeksch finantieel nadeel waarschijnlijk, een indirect finantieel nadeel, in omvang vooraf niet te berekenen, daaren tegen zeker is, daar meenen wij U met klem van overtuiging te mogen adviseeren niet tot de vereeniging van de Jongens school le klasse en van de Meisjesschool le klasse te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Ondergeteekenden, allen ouders of voogden van kinderen, welke de openbare school der le klasse voor meisjes, zooge naamd de school van Mejuffrouw Maclaine Pont, bezoeken: dat zij met belangstelling hebben kennis genomen van de in de Vergadering van Uwen Raad van 19 November j 1. gehouden beraadslagingen, naar aanleiding van de door de heeren Fokker, Sijtsma en van der Eist ingediende motie, in zake de vereeniging van de openbare scholen der le. klasse voor jongens en voor meisjes, welke beraadslagingen als gevolg hebben gehad, dat met 18 tegen 9 stemmen werd aangenomen een gewijzigde motie van genoemde drie Heeren,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 7