11
a. voor een paard, muildier, stier, os, koe, vaars of
pinkf 1.50
b. voor een vet kalf, ezel, muilezel of veulen 1.
c. voor een graskalf0.75
d. voor een varken 1.
e. voor een schaap, lam, bok, geit, nuchter kalf
of speenvarken0.25
XI. Voor het keuren van vleesch voor zoover niet begre
pen in het hiervoor omschrevene:
A. voor geheele dieren, of voor gedeelten grooter dan de
heltt van
a. een paard, muildier, stier, os, koe, vaars of pink f 3.60
b. een kalf, ezel, muilezel, of veulen 2.
c. een varken1.90
d. een schaap0.60
e. een geit, nuchter kalf of speenvarken0.40
B. voor halve dieren, indien het betreft
a. een paard, muildier, stier, os, koe, vaars of
pinkf 1.80
b. een kalf, ezel, muilezel of veulen1.
c. een varken1.
d. een schaap0 35
e. een geit nuchter kalf of speenvarken0.25
XII. Voor het keuren van vleesch, niet begrepen onder dat,
omschreven onder XI
A. voor versch vleesch, indien het betreft:
a. borst- en buikingewanden ?n koppen van nuchtere
kalverenper K.G. f 0.01
b. ander versch vleesch0.03
B. toebereid vleesch, indien het betreft:'
a. toebereid spekper K.G. 0.02
b. toebereide hammen0.03
c. gerookt rundvleesch0.03
d. gerookt paarden vleesch0.03
e. worst en alle andere toebereid vleesch 0.04
Bij de betaling wordt een onderdeel van een cent voor één
cent berekend.
XIII. Voor het onderzoek op trichinenindien het betreft
een geslacht varken of een gedeelte daarvan, een zijde toebe
reid spek of een toebereide ham, per onderzoek f0 60
Art. 3.
Deze verordening treedt in werking op 1 April 1909.
Alsdan vervalt de verordening tan 12 Juli 1906. (Gem.Bl.
n<>. 28.)
2° te besluiten, dat ten behoeve van den keuringsdienst
der toebereide vleeschwaren aan het Openbaar Slachthuis
zal worden verbonden een derde veearts;
3°. te bepalen dat de jaarwedde van dezen veearts zal be
dragen f 2000.en
4°. over te gaan tot de vaststelling van den hierbij overge-
legden suppletoiren begrootingsstaat, beloopende in ontvang
en uitgaaf slechts f 1800.— aangezien de te benoemen
veearts in dit jaar slechts gedurende 9 maanden in functie
zal zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 24. Leiden, 26 Januari 1909.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de adviezen
op reclames tegen aanslagen in de plaatselijke directe belas
ting naar het inkomen, dienst 1908, (le suppletoir kohier) en
stellen U voor overeenkomstig die adviezen:
te handhaven de aanslagen van:
W. Barendswaard (2); H. Haaksma (5); C. G. van Heuven (7)
A. A. de Mazure (10); Ha Ma- Mulder (12); W. G. Ren-
sink (14); L. Verkuil (20); G. Visser (21);
nader te rangschikken de aanslagen van:
A. Baartman (1; in klasse 3; J. H. C. P. Brandt (3) in klasse
10; K. Holsteijn (6) in klasse 6; Wed. M. E. Kronenberg (9)
in klasse 9; P. J. Montagne (11) in klasse 14; J. A.
Reatsch (13) in klasse 3; J. van Sluijs (16) f 525.W. van
Velden (18) in klasse 3; H. H. A. Versneij (19) in klasse 3;
J. Tork (22) in klasse 5;
van het kohier af te voeren de aanslagen van
J. de Groot (4); Ha Fa van der Hoeven (8); Ja Ha Sieg-
man (15); en
wegens te late indiening van zijn bezwaarschrift niet ontvanke
lijk te verklaren: Jhr. A. J. C. van Suchtelen van de Haere(17).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 25. Leiden, 26 Januari 1909
Voor de benoeming van eene 4e onderwijzeres in de
handwerken aan de openbare lagere school der 3e klasse
N°. 7, in verband met de uitbreiding van het onderwijs aan
die school tot de 12e klasse, hebben wij de eer U hierbij
onder overlegging van het bericht van het Hoofd der school
en van het advies van den Arrondissements-schoolopziener,
de volgende voordracht aan te bieden
1°. Mej. A. WASS1NK, werkzaam aan de openbare school
der 3e klase N°. 7
2°. Mej. G. J. KONINGS, werkzaam aan de openbare school
der 3e klasse N°. 4;
3°. Mej. J. M. S. ROSIER, tijdelijk onderwijzeres aan de
openbare school der 4e klasse N°. 2.
Wij verzoeken U thans tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 26. Leiden, 26 Januari 1909.
In uwe vergadering van den 19en November 1.1. werd een
motie van de H.H. Fokker, Sijtsma en van der Eist aange
nomen van den volgenden inhoud:
„De Baad noodigt Burgemeester en Wethouders uit een
technisch en financieel rapport uit te brengen omtrent de wijze,
waarop een eventueele vereeniging van de jongensen meisjes
school le klasse tot stand kan komen."
Het gevolg van deze uitnoodiging moest natuurlijk zijn een
opdracht aan den Directeur van Gemeentewerken om een of
meer plannen te ontwerpen, waarnaar de combinatie der beide
scholen zou kunnen worden tot stand gebracht. Alvorens nu
evenwel die opdracht te kunnen doen uitgaan, moest eveneens
vaststaan, met welke eischen, het onderwijs rakende, de Di
recteur bij het opmaken van zijn plannen zou hebben reke
ning te houden. Immers de samensmelting der beide scholen
zou op verschillende manieren kunnen geschieden: men zou
de meisjesschool kunnen vergrooten, men zou de jongensschool
kunnen vergrooten, maar ook zou het mogelijk kunnen blij
ken, dat alleen door den bouw van een geheel nieuwe school
aan redelijke eischen zou kunnen worden voldaan. Het was
dus zaak, dat allereerst de plaatselijke schoolcommissie van
haar gevoelen blijk gaf, zoo ten aanzien van het aantai
leerlokalen, dat de nieuwe school zou moeten bevatten, als
ten aanzien van de verdere indeeling der school en de eventueel
aan een gecombineerde school te stellen eischen, waaraan
een school, alleen voor jongens of alleen voor meisjes niet
behoeft te voldoen. Wij verzochten daarom de schoolcommissie
ons omtrent deze punten met hare voorlichting te willen ter
zijde staan.
Het dientengevolge den 15en December 1908 door de school
commissie uitgebracht rapport is in de Leeskamer ter inzage
neergelegd. Daaruit blijkt, dat de schoolcommissie voor een
vereenigde jongens- en meisjesschool noodig acht ten minste 17
leerlokalen, indien men althans wil voorkomen dat bijbouw later
weder noodzakelijk zal blijken. Zij gaat daarbij uit van
het beginsel, dat de laagste drie klassen niet meer dan 25,
de hoogste drie niet meer dan 20 leerlingen zouden mogen be
vatten. Met een gezamenlijke bevolking der beide scholen van
279 leerlingen, maakt dit bij de tegenwoordige verdeeling
dier leerlingen over de verschillende klassen, dat aanstonds
15 lokalen zouden noodig zijn. Dit getal met het oog op
mogelijke uitbreiding der school met 2 vermeerderend, doet
het raadzaam zijn van den aanvang af op althans 17 leer
lokalen te rekenen. De schoolcommissie acht het niet waar
schijnlijk dat een van de beide bestaande scholen zich tot
zoodanige uitbreiding zou leenen en meent dan ook dat alleen
hierom reeds voor de samenvoeging van de beide scholen tot
den bouw van een geheel nieuwe school zou moeten worden
overgegaan.
Maar er is meer. Met de bovenbedoelde 17 lokalen zal niet
voldoende in de behoefte voorzien zijn. Immers tijdens het
handwerk-onderwijs zullen de meisjes zich niet in de gewone
leerlokalen kunnen blijven ophouden, wanneer daar ook het
onderwijs voor de jongens doorgaat. Er zullen dus nog een
tweetal lokalen voor het onderwijs in de handwerken noodig
zijn. Dan is, wanneer beide scholen worden samengevoegd, de
bouw van een gymnastieklokaal alleszins gewenscht. Immers
de tegenwoordige toestand, waarbij de leerlingen der meisjes
school zich naar het gebouw der Hoogere Burgerschool voor
Meisjes op de Garenmarkt en de jongens zich naar de Pieters
kerkgracht moeten begeven om gymnastiek-onderwijs te ont
vangen, is wegens het tijdverlies en de stoornis in het
onderwijs die daarmede gepaard gaan, reeds thans zeeronge-
wenscht, maar zou zeker niet mogen worden bestendigd,
wanneer tot het scheppen van een geheel nieuwen toestand