8
bronnen van inkomsten te scheppen of door de bestaande
ruimer te doen vloeien. Het eerste mag als uitgesloten worden
beschouwd. Van alles wordt thans op het slachthuis partij
getrokken. De mest wordt verkocht, het bloed wordt verkocht,
haren en afval worden verkocht, ijs wordt verkocht Nieuwe
bijproducten zijn niet te verkrijgen. En evenmin mag van
den verkoop van al deze zaken een hoogere opbrengst worden
verwacht, waar toch de gesloten contracten voor de gemeente
niet onvoordeelig zijn. Zoo blijft dus niets anders over, dan
tot een verhooging van de rechten voor het gebruik van het
slachthuis over te gaan.
Dan echter rijst de vraag of het wel geoorloofd mag heeten
het tekort van de exploitatie van het slachthuis, zij het dan
ook maar gedeeltelijk, door een verhooging van de slacht-
loonen te dekken. Bij de Commissie voor het Openbaar Slacht
huis bestaat hieromtrent geen eenstemmigheid. Wel was dit
het geval in hare vroegere samenstelling vóór September van
het vorige jaar. T oen waren de leden unaniem van meening
dat tot een verhooging der rechten behoorde te worden over
gegaan. Thans echter is er een minderheid in de commissie
die meent dat het tekort van het openbaar slachthuis door
de geheele belastingbetalende burgerij behoort te worden ge
dragen, aangezien immers het slachthuis niet slechts in het
belang van slagers en vleeschverbruikers is opgericht, maar
tevens de bevordering van de openbare volksgezondheid ten
doel heeft. Daarentegen acht de meerderheid het niet meer
dan billijk dat de kosten van het openbaar slachthuis, zooals
trouwens steeds in de bedoeling gelegen heeft, zooal niet
geheel, dan toch grootendeels door de slagers worden ge
dragen. Immers deze genieten in de eerste plaats de groote
voordeelen van het slachthuis. En bovendien kunnen zij, indien
het niet anders kan, door een kleine verhooging hunner-
prijzen het te lijden verlies op hunne afnemers verhalen,
die dan ten slotte toch weer de lasten zouden dragen. Maar
onbillijk zou het zijn het nadeelig saldo door alle belas
tingbetalende bur gers te doen betalen, waar er immers onder-
dezen velen zijn die niet eens geregeld vleesch gebruiken. En
er kan naar de meerderheid meent, te minder bezwaar zijn
om tot een verhooging der slachtloonerr over te gaan, waar
deze in Haarlem, Dordrecht en Alkmaar, plaatsen die in dit
opzicht zeer goed met Leiden kunnen worden vergeleken,
belangrijk hooger zijn dan hier.
Is dus de meerderheid der Slachthuis-Commissie van
meening dat een verhooging der slachtloonerr niet alleen
geoorloofd maar alleszins billijk is, ons college aarzelt niet
zich in deze geheel bij bet gevoelen dier meerderheid aan te
sluiten. Immers terecht mag toch gevraagd worden, waarom
de slagers in andere gemeenten wèl, in Leidert daarentegen
niet de kosten van het openbaar slachthuis zouden mogen
dragen? Bedenkt men dat in Dordrecht de tarieven aanvan
kelijk even hoog waren als die te Leiden err dat merr ze
daar reeds na verloop van 1| jaar heeft verhoogd en dat in
Haarlem de tarieven belangrijk en in Alkmaar zelfs zeer
belangrijk hooger zijn, dart kan er toch zeker geen ernstig
bezwaar zijn om in Leiden tot verhooging over te gaan,
nadat gedurende een tijdvak vart welhaast 6 jamt gebleken
is, dat de hier geldende tarieven niet voldoende zijn om de
kosten te dekken.
Wordt nu tot verhooging besloten, dan rijst echter in
de tweede plaats de vraag, hoever men met die verhooging
gaan zal.
De Directeur van het slachthuis toont in zijn den 27en
April 1908 aan ons college uitgebracht rapport aan dat
invoering hier der (sedert al weder verhoogde) Haarlemsche
tarieven, met het in 1907 geslachte aantal dieren tot
basis genomen, een verhoogde opbrengst zou tengevolge
hebben van f 7567.terwijl invoering van het Alkmaarsche
tarief die hoogere opbrengst zelfs tot f 12984.zou doen
stijgen. Door invoering van dit laatst tarief zou dus, op een
bedrag van f 1300.na, het nadeelig slot, dat over 1909
op f 14264.geraamd wordt, gedekt worden.
Toch zou ook de meerderheid der Slachthuis-commissie
zoover als het Alkmaarsche tarief niet willen gaan. Een zoo
aanzienlijke verhooging der slachtloonen zou, meent zij,
zoowel op het bedrijf als op de consumenten een te grooten
druk leggen. Maar invoering van het vroegere Haarlemsche
tarief (het laatstelijk vastgestelde Haarlemsche tarief sluit
gedwongen gebruik van het koelhuis in en kan h i. geen
aanbeveling verdienen) komt haar alleszins billijk voor.
En ook ons college kan zich met dat tarief zeer wel veree
nigen. Wij geven u dus in overweging tot de invoering
daarvan over te gaan. Met nadruk echter willen wij U er
op wijzen, dat ook dan nog slechts, geheel tegen de aanvan
kelijke bedoeling in, de helft van het nadeelig saldo van
het slachthuis door de inrichting zelve zal worden gedekt.
Een nadeelig saldo, dat gelijk reeds boven werd uiteengezet,
in volgende jaren nog noodwendig zal stijgen.
Wordt nu tot de invoering van dat nieuwe tarief over
gegaan dan zal het tevens wenschelijk zijn de verordening,
regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het
openbaar slachthuis, weder in haar geheel op nieuw vast
te stellen. Anders toch wordt het met het oog op de succes
sievelijk in de verordening van 12 Juli 1906 (Gem.bl. no. 28)
gebrachte wijzigingen, zeer moeielijk van den inhoud dier
verordening kennis te geven. In de hierachter afgedrukte
concept-verordening zijn dan de thans voorgeste'de wijzi
gingen met vette letter aangegeven.
Nog een andere zaak, het slachthuis rakende, heeft eerst
in de commissie en daarna in ons college een punt van
ernstige overweging uitgemaakt. Reeds in de Memorie van
Antwoord op het Sectie-verslag van de begrooting voor 1907 werd
er door ons (onder Volgn. 116) opgewezen, dat de keuring der
toebereide vleeschwaren te zijner tijd zou moeten worden
gereorganiseerd. Immers die keuring was nog verre van vol
maakt en zou eerst aan behoorlijke eischen voldoen, wanneer
zij aan een in het bijzonder daarmede belasten veearts zou
kunnen worden opgedragen. Alleen redenen van financiëelen
aard weerhielden ons dan ook om de gelden voor de aanstelling
van zulk een veearts aan te vragen.
En inderdaad biedt de keuring van de toebereide vleesch
waren zooals die thans geschiedt, niet de waarborgen, die
men er van verwachten mag. Wel wordt ieder stuk toebereid
vleesch, hoe klein ook, gezien en onderzocht, heeft soms ook
laboratorium-onderzoek plaats, maar al gaat op deze wijze
ook een zeer gunstige preventieve werking van deze keuring
uit, zekerheid dat net. goedgekeurde vleesch geen gevaar oplevert
voor de menschelijke gezondheid, kan zij toch niet bieden.
Immers waarop is, waarop kan alleen gericht zijn, de thans
toegepaste keuring der toebereide vleeschwaren Op het onder
zoek of de ter keuring aangeboden stukken vleesch door slecht
vervoer of slechte verpakking niet ondeugdelijk zijn gewor
den; of zij naar hun uiterlijk voorkomen niet dadelijk reeds
als ondeugdelijk zijn aan te merken; of consistentie, kleur,
reuk en smaak ook te wenschen overlaten; of eindelijk de
wijze van toebereiding deugdelijk is geweest en in verband
hiermede de houdbaarheid voldoende kan worden geacht. Maar
heel veel verder kan men al niet gaan. Daartoe ontbreken tijd
en personeel. Slechts in enkele gevallen, wanneer uit het boven
bedoelde onderzoek twijfel aan de deugdelijkheid van het ge
keurde rijst, kan een nauwkeuriger laboratorium onderzoek
volgen. Maar op deze wijze is die keuring slechts half werk.
Zij geeft met name niet, wat de keuring van versch vleesch
wel geeft, de zekerheid dat het vleesch onschadelijk is voor
de gezondheid. Daartoe zou veel meer, dan thans het geval
is, laboratorium-onderzoek moeten plaats hebben. Dan toch
alleen zal het mogelijk zijn na te gaan of ook vervalsching
en vermenging met schadelijke bestanddeelen heeft plaats
gehad. En dan eerst zal de keuring der toebereide vleesch
waren hier ter stede voldoen aan de eischen die men daaraan,
de moderne vorderingen op het gebied der vleeschhygiëne
in aanmerking genomen, billijkerwijze stellen mag.
De keuring der toebereide vleeschwaren, wij zeiden het reeds
in 1906, zal dus moeten worden uitgebreid. Maar moest
destijds die uitbreiding op het kostenbezwaar afstuiten, thans
is dit bezwaar, naar wij meenen, vervallen. Immers, wanneer
gelijk wij u boven voorgesteld hebben, de slachtloonen ver
hoogd worden, dan zal om het noodwendig tusschen beide
bestaand verband niet te verbreken, ook tot een verhooging
der keurloonen van de ingevoerde vleeschwaren moeten wor
den overgegaan. Immers, deed men dat niet, men zou ten
koste van de hier gevestigde producenten van toebereid
vleesch, den invoer van vleeschwaren in de gemeente nog
in de hand werken.
Welke uitgaven nu zullen met een reorganisatie van de keuring
der- toebereide vleeschwaren, die deze behoorlijk tot haar
recht zal doen komen, gepaard gaan? Tot dusver geschiedde
de keuring der toebereide vleeschwaren door een keurmeester
en in twijfelachtige gevallen door den Directeur van het
slachthuis of diens adjunct. In het vervolg nu zullen dage
lijks tijdroovende en veelomvattende onderzoekingen moeten
plaats hebben, die alleen reeds den arbeid van een weten
schappelijk man zullen vergen. Voor de keuring der toebe
reide vleeschwaren zal dus nog een veearts aan het slacht
huis moeten worden verbonden.
Als salaris van dezen ambtenaar wordt een bedrag van
f 2000.noodig geacht. Alleen dan toch zal iemand kunnen
worden gevonden die zich behoorlijk in zijn taak zal inwerken,
de organisatie van den nieuwen diensttak behoorlijk zal ter
hand nemen en niet bij de eerste de beste gelegenheid weer
naar een andere betrekking zal omzien. Voorts zal jaarlijks
een bedrag van f 300.— noodig zijn voor den aankoop van
toestellen, monsters enz. In het geheel zal dus het budget
van het openbaar slachthuis met f 2300.worden be
zwaard, bij aldien tot deze uitbreiding van den keuringsdienst
wordt overgegaan. En nu zal door een slechts matige ver
hooging van de keurloonen voor de ingevoerde vleeschwaren