DONDERDAG 31
DECEMBER 1908.
259
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders mijn stem
aan dit voorstel geven. Ik had denzelfden indruk, dien de
heer van Hoeken blijkbaar ook eerst had ontvangen, namelijk
dat de gevaarlijke toestand daar ter plaatse grootendeels zou
zijn ontstaan na de verbouwing van de brug. En ik meende
dan ook, dat de gemeente verplicht was aan het gevaar, dat
zij zelve had geschapen, een einde te maken. Nu hoor ik echter
van den heer Korevaar, onzen geachten Wethouder van Fabri
cage, dat het juist andersom is, en dat de tegenwoordige
toestand veel minder gevaar oplevert dan vóór de verbouwing.
Maar dan is het toch wel wat erg vrijgevig van Burgemeester
en Wethouders om hier zoo met de breede bijl in te hakken,
waar het, wel niet uitsluitend, maar toch voor een groot deel,
een particulier belang geldt. Het is van algemeene bekend
heid, dat wanneer van gemeentewege werken worden onder
nomen om den toestand op het een of andere punt te ver
beteren, de waarde van de panden daar ter plaatse niet
onbeduidend toeneemt. Nu heb ik wel gemerkt, dat de eige
naren der panden hun best hebben gedaan, om van gemeente
wege verbetering te krijgen, maar niet, dat het hun zelf iets
waard zou zijn. Daarom zou ik liever mijn stem willen geven
aan een bijslag van de gemeente, wanneer eerst door belang
hebbenden iets werd gedaan, want de uitgaaf door de gemeente
hier te doen, is behalve in het algemeen belang ook zeker in
het belang van particulieren; het komt hun ten goede door
de waardevermeerdering hunner panden. Tengevolge dus van
de redeneering van den heer Korevaar, kan ik moeielijk mijne
stem aan dit voorstel geven.
De heer Korevaar. De heer Roem zegt, dat Burgemeester
en Wethouders aan de zijde van de Stillen Rijn alleen een
vleugel willen maken, omdat daar eens een ongeluk is ge
beurd; maar aan den anderen kant, aan de zijde van de Aal
markt kan morgen toch ook een ongeluk gebeuren; waarom
nu eerst op zulk een ongeluk te wachten En daarom meent
hij, dat er dadelijk vier vleugels moeten worden gemaakt.
Maar aan den kant van den Stillen Rijn en den Apothekers-
dijk, is de straat veel minder gemakkelijk dan aan de zijde
van de Aalmarkt, althans de helft smaller; de kans dat daar
een ongeluk zal gebeuren is dus veel geringer. Bij de vele
ongelukken die voorgekomen zijn aan de zijde van den Apothe-
kersdijk, is er aan. de overzijde nooit een gebeurd, zoodat dit
geen argument is, om aan dien kant ook vleugels te maken.
Over de woorden van den heer Zwiers heb ik mij verbaasd.
Wanneer ik hem goed begrepen heb, heeft hij dit gezegd
Toen ik naar de Vergadering ging, dacht ik dat de oorzaak
van het euvel dat men wil voorkomen, was de verbouwing
van de brug en dan was ik voor het voorstel. Nu dit niet
het geval is, nu er een andere oorzaak is, nu wil ik aan het
euvel ook niet tegemoet komen. Dat vind ik eene zonderlinge
redeneering. Die vergissing van den heer Zwiers omtrent de
oorzaak kan moeielijk aan Burgemeester en Wethouders te
wijten zijn, want de ingekomen stukken zijn daaromtrent zeer
duidelijk. Nu spreekt de heer Zwiers er van om de waarde
vermeerdering der panden tengevolge van de voorgestelde
werken te verhalen op den eigenaar. Dat is een zeer inge
wikkelde berekening. Men zou dan zoo moeten rekenen: door
de verbouwing der brug is het gevaar voor die panden vermin
derd, dus de waarde ervan vermeerderd. Maar op hetzelfde
oogenblik is er een markt gevestigd, waardoor het gevaar veel
grooter is geworden dan er vermindering van gevaar is geweest
door de verbouwing van de brug, dus er is weder waardever
mindering der panden. Dan gaat men de brug van vleugels
voorzien, het gevaar voor de panden vermindert, dus de waarde
stijgt weer.
Mijnheer de Voorzitter, om den invloed van de gevaarver
mindering of vermeerdering op de waarde der panden in
cijfers uit te drukken, dat is heel moeielijk. Misschien kan de
heer Zwiers zulk eene berekening goed opzetten, ik vind ze
wel wat ingewikkeld; maar in elk geval nu het gevaar is
vermeerderd, moet dit euvel worden weggenomen.
De heer Fokker. M. d. V. Mag ik nog even over de fi-
nancieele quaestie eene vraag doen. Ik heb u hooren zeggen,
dat een vaste post noodig zou zijn. De agent zal er dus dag
en nacht moeten staan, wat de gemeente dus al gauw 800
zal kosten. Deze uitgave zullen wij met de verbouwing
kunnen »verdienen." Maar ik kan mij niet voorstellen, dat
die agent daar eiken dag moet staan. Kunnen wij het boven
dien niet vinden door er een geschilderd bord te plaatsen
met «verboden afrit"?
Als er een voste post moet komen, zullen wij natuurlijk
beter doen de brug te verbouwen.
De Voorzitter. De heer van Hoeken zegt, dat er daar beter
politietoezicht moest zijn, maar begrijpt de heer van Hoeken,
die de zuinigheid zoozeer voorstaat, dan niet, dat vermeer
dering van politietoezicht ook geld kost?
En de opmerking van den heer Fokker lost zich hierin
op: als er een vaste post moet komen, hebben wij twee
agenten noodig, namelijk voor de aflossing, en dan gaan wij
er financieel op achteruit, want de verbouwing is eene uit
gave voor eens, terwijl de meerdere agenten een blijvende,
jaarlijksche hoogere uitgave vorderen.
Het groote argument echter is voor mij, dat wij het gevaar
niet mogen vermeerderen door het verkeer te verplaatsen.
De heer van Hoeken. M. d. V. Als ik gesproken heb over
politietoezicht heb ik niet zoozeer bedoeld het stationeeren
van agenten, maar deed ik dit naar aanleiding van eene
mededeeling van een ooggetuige, dat men daar vlak voor
een huis de kool van de bladeren ontdeed, dat de agent dit
zag en niet gelastte dien boel weg te ruimen.
De Voorzitter. Ik dank den heer van Hoeken voor zijne
mededeeling en zal er onderzoek naar doen. Maar dit feit
kan geen verband houden met de zaak, welke ons bezig
houdt. Wat de heer van Hoeken noemde is iets, dat zich op
een bepaald oogenblik kan voordoen, dit kan echter geen
reden zijn om het blijvend gevaar niet te trachten te ver
minderen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en met 21 tegen
5 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Korevaar, Fokker, A. Mulder,
Driessen, Bots, van der Lip, Fockema Andreae, Reimeringer,
Sijtsma, Hartevelt, P. J. Mulder, Zaalberg, van Tol, Briët,
Meuleman, de Vries, van der Eist, Pera, Aalberse, Kerstens
en van Hamel.
Tegen stemmen de heeren: van Hoeken, van Gruting, Roem,
Zwiers en Vergouwen.
XX. Voorstel tot vaststelling van de beginselen, welke bij
de herziening van het bij Raadsbesluit van 18 April 1907 uit
gevaardigde bouwverbod zullen worden in acht genomen.
(Zie Ing. St. No. 317).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XXI. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1908.
(Zie Ing. St. No. 319).
De Voorzitter. Men heeft mij verzocht om de reclame van
J. J. Oler (62) voor ditmaal te laten rusten; die kan dan in
een volgende vergadering aan de orde komen.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt hierop
overeenkomstig het advies van Burgemeester en Wethouders
op de andere reclames beschikt.
De Voorzitter. De aan de orde gestelde onderwerpen zijn
hiermede afgehandeld. Wenscht een van de leden nog iets
in het midden te brengen?
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zou gaarne de
aandacht van Burgemeester en Wethouders wenschen te
vestigen, voor zoover dit nog niet geschied is, op art. 13 van
de verordening omtrent den omvang van het onderwijs enz.
Er is iemand bij mij geweest, die mij gevraagd heeft, hoe
dat artikel moest worden geinterpreteerd. Ik heb moeten ant
woorden, dat ik het niet wist. De zaak is deze. Wanneer
een onderwijzer van elders hier komt, dan gelden zijne dienst
jaren mede. Wanneer hij de hoofdakte heeft en hij komt hier,
geldt dit ook mede. Wanneer hij verder benoemd is, zooals voor
komt, als onderwijzer met verplichte hoofdakte, dan krijgt
hij meer traktement en krijgt hij na vijf dienstjaren eene
verhooging van 100. Maar men krijgt verder ook eene ver
hooging van f 100, wanneer men drie jaren in het bezit is van
de hoofdakte. Wanneer men nu twee jaar is in het bezit
van de hoofdakte en men komt hier, wordt dan na drie of
na vijf jaar ook de tweede verhooging toegekend Het is eene
quaestie die overweging verdient voor personen, die hier in
dienst komen, en waarop ik de aandacht van Burgemeester
en Wethouders wensch te vestigen, zonder dat ik daarover
nu in discussie wensch te treden, omdat het toch een vraag
is die niet zoo dadelijk is te beantwoorden.
De Voorzitter. Ik ben niet bij machte de geheele portée
van de beslissingen van Burgemeester en Wethouders in deze
weer te geven; wel kan ik zeggen dat deze quaestie reeds
aan ons oordeel is onderworpen geweest en dat wij eene be
slissing hebben genomen.
De heer Zaalberg. M. d. V. Ik heb opgemerkt, dat de
vaste politiepost aan de voormalige Paardensteeg nog steeds
wordt bestendigd. Ik heb er niets op tegen, dat daar een
politieagent aanwezig is, doch al mogen wij raadsleden ons
niet al te veel met 'politiezaken bemoeien, zoo zou ik u
toch in overweging willen geven, dezen vasten politiepost te
verplaatsen naar de brug aan het Noordeinde, ten minste