DONDERDAG 31
DECEMBER 1908.
257
f. de Heerenstraat van de Doezabrug tot de gemeenteschool
bij de Roode Laan
g. de Hooge Rijndijk of Haagweg van de Haagbrug tot de
grens der gemeente bij de brug over het havenkanaal."
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou gaarne een inlich
ting willen hebben. Ik heb gezien, dat men tot de be
bouwde kom wil rekenen, en zeer terecht, die gedeelten van
de groote verkeerswegen, welke onmiddellijk aan de stad
grenzen. Nu mis ik daaronder echter het gedeelte langs de
Haarlemmertrekvaart, buiten de Marepoort. Dat is toch ook
een groot stuk weg waar de huizen dicht aan een gebouwd
zijn; tot Groenoord toe is het bepaald een straat. Is er nu
een bepaalde reden voor, dat men dit deel zoo stiefmoe
derlijk bedeeld heeft, of is hier misschien een verzuim in
het spel?
De Voorzitter. Wij hebhen over deze zaak het advies in
gewonnen van den Directeur der Gemeentewerken en van
den Commissaris van politie, maar geen van beiden heeft
onze aandacht gevestigd op dat stadsgedeelte, wat door u is
genoemd. Wat u daaromtrent gezegd heeft, verdient werke
lijk overweging. Zooals u hebt kunnen zien, heeft de Com
missaris van Politie er nog een deel der gemeente bijgevoegd,
maar dit gedeelte schijnt over het hoofd te zijn gezien. Ik
gevoel inderdaad wel iets voor uw bezwaar. Hoe denken de
andere leden der Commissie voor de Strafverordeningen hier
over
De heer Fockema Andreae. Ik weet niet bepaald, of men
er in de Commissie over gedacht heeft, maar het maakt toch
wel een groot verschil, dat men daar ter plaatse achter de
boomen een voetpad heeft tot aan Groenoord toe. Daar is
dus niet zooveel gevaar.
De heer van der Lip. Ik geloof niet, dat dit de reden kan
zijn. Vooreerst loopt het voetpad niet langs de heele Trek
vaart, in het begin is heter niet. Maar bovendien op den Hoogen
Rijndijk is de toestand nog veel gunstiger, daar heeft men
een nog veel breeder voetpad. Wanneer het voetpad de reden
was van de niet opneming van de Haarlemmertrekvaart, dan
hadden dus de Hooge Rijndijk en de Haagweg ook kunnen
vervallen.
De heer Fokker. Er kan toch geenerlei bezwaar bestaan
om het gedeelte weg waarop de heer van der Lip de aan
dacht heeft gevestigd, alsnog in het voorstel op te nemen.
Ik geloof dat voor dien weg hetzelfde geldt als voor den Sta
tionsweg, daar heeft men ook een voetpad of trottoir. En
die weg is toch ook in het voorstel opgenomen.
De Voorzitter. Wij zouden dan aan art. 1 kunnen toe
voegen de Haarlemmertrekvaartweg tot aan de plaats Groen
oord.
De heer van Hoeken. M. d. V. Meer dan eens ben ik ge
tuige geweest van het buitengewoon harde rijden met auto's,
vooral op het eind tusschen den Hollandscben Spoorweg en
Groenoord. Juist bij de daar bestaande kromming is het zeer
gevaarlijk, en niet minder bij den op- en afrit van den Hol-
landschen Spoorweg. Ik ben er dus sterk voor dat stuk weg
in het artikel op te nemen.
De Voorzitter. De gevolgtrekking van den heer van Hoeken
past niet op zijne vooropstelling. Wij hebben het thans over
de bebouwde kom der gemeente en niet over het te hard
rijden, welk punt onder art. 15 der wet valt. Tegen het te
snel rijden in het algemeen verordent de wet maatregelen,
onafhankelijk van wat hier wordt voorgesteld.
De heer Fokker. M. d. V. Ik had ook willen zeggen, dat
het begrip bebouwde kom, zooals wij dat in deze verorde
ning verstaan en zooals dit in de gewone spreektaal begrepen
wordt, elkander moeten dekken. Men kan een buitenweg toch
niet noemen »de bebouwde kom".
De Voorzitter. Ik geloof, dat wij het best doen door in
artikel 1, onder g bij te voegen: h. de Haarlemmertrekvaartweg
tot de buitenplaats Groenoord1'.
De beraadslaging wordt gesloten en het aldus gewijzigde
artikel 1 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 2 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De geheele verordening wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XIX. Voorstel tot verbreeding van den noordelijken vleugel
van de Kippenbrug en tot vaststelling van den desbetrefïenden
begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. n°. 306).
De heer Roem. M. d. V. Het doet mij leed, dat ik mij tegen
dit voorstel verzetten moet. Burgemeester en Wethouders willen
alleen het ééne gedeelte van de Kippenbrug met twee vleugels
voorzien om den afrit gemakkelijker te maken, maar m. i.
zal dan een groote misstand geboren worden. Men zal zeggen
over den smaak valt niet te twisten, maar het aanbrengen van
de vleugels aan ééne zijde moet altijd een misstand opleveren.
Verder acht ik het geen algemeen belang voor de be
scherming van één huis zulk een groot bedrag uit te geven.
M. i. ware het beter een paar hekken te plaatsen, zooals
men ook doet bij stegen, die op de gracht uitkomen; wij hadden
dan een veel eenvoudiger oplossing. Ik heb daarover reeds
eerder gesproken, maar geen voldoenden steun gevonden, om
dat men dit geen oplossing achtte. Een zoo groot bedrag te
besteden voor een particulier belang acht ik echter onge-
wenscht.
De heer van Hoeken. M. d. V. Het doet mij genoegen,
dat de heer Roem zich over deze zaak heeft uitgesproken,
omdat hij als deskundige tot oordeelen bevoegd is. Ik had
willen opmerken, dat in het rapport van de Commissie van
Fabricage verschil van meening bestaat ten aanzien van het
geen men daar zou moeten doen. En nu niet met leedwezen
zooals de heer Roem, maar ik verheug mij er in, dat de zaak
hier besproken wordt. Reeds acht dagen heb ik er over na
gedacht, wat de gevolgen zullen zijn. Ik ben het geheel eens
met den heer Roem, waar hij zegt, dat het een groote mis
stand zal zijn wanneer het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt gevolgd. En ook ben ik het met hem eens,
wat aangaat zijn bezwaar, dat ten gerieve van een ingezetene
zulk een groot bedrag zal worden uitgegeven. Ik heb de zaak
daar ter plaatse onderzocht. Vroeger heeft men en nooit onge
lukken gehad, maar nadat de brug verbouwd is, en nadat
men de markten daar heeft gebracht, is de toestand er veel
minder geworden. Ik heb gisteren den toestand daar nog eens
in het bijzonder opgenomen en het viel mij op, dat mijn
koetsier uit eigen beweging de goede draai maakte. En dat
gaat ook heel best als de weg maar niet versperd is vanwege
het marktbezoek. Dan kan de brug zeer goed zonder gevaar
worden afgereden. De meeste ongelukken hebben daar plaats
door het rijden met onervaren koetsiers, door het woeste
rijden en door onoplettendheid van de menschen. En wat ook
veel kwaad doet, is, dat men de markt uitgebreid heeft tot
vlak aan de brug; tengevolge van allerlei afval van kool
enz. wordt het dan glad. Ik geloof dan ook, wanneer er meer
politietoezicht was op de markt, de toestand veel beter zou
zijn. Burgemeester en Wethouders hebben twee zaken in
overweging genomenhet afrijden te verbieden of de brug te
veranderen. Nu weegt bij mij het bezwaar niet zoo, dat de
passage langs de Boommarkt zoo zal vermeerderen. De meeste
menschen zullen wel de Breestraat en het Kort Rapenburg
nemen en dan zoo over de Bloemmarkt en over den Apothekers-
dijk. Gaat men tot verbouwing over, dan dienen er nood
zakelijk aan beide zijden vleugels te worden bijgebouwd;
anders zal men een misstand krijgen. Ik heb gelezen, dat de
Commissie van Fabricage geneigd is dit bij eene volgende
begrooting voor te stellen. Maar ik zou willen vragen welk
bezwaar er bestaat om aan het Hoofd van de politie de be
voegdheid te geven en de verordening in dien geest te wijzigen,
dat de afrit daar verboden werd. Ik geloof dat wanneer eenigen
tijd een nauwlettend toezicht werd gehouden, en de uitbreiding
van de markt werd tegengegaan, de verandering van de
brug wel achterwege zou kunnen blijven.
De heer van der Lip. Ik heb indertijd den toestand van
de Kippenbrug hier ter sprake gebracht, en daarom wil ik
ook nu een enkel woord over het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in het midden brengen. Ik heb dit voorstel
met vreugde begroet en ik zal er met volle vrijmoedigheid
mijne stem aan geven Het komt mij voor, dat de heeren
Roem en van Hoeken zich beiden op een zeer onjuist stand
punt hebben gesteld. Beide heeren meenen, dat het hier geldt
het belang van één huis, van één persoon, en dat er geen
algemeen belang bij in het spel is.
Dit lijkt mij toch geen houdbare meening. Het is wel
degelijk een algemeen belang. Als een punt in de stad gevaar
oplevert voor het verkeer, dan is het onze plicht om dat gevaar
weg te nemen. Men moet dan niet gaan uitrekenen of dat
aan een of twee personen schade kan toebrengen, maar be
denken, dat het publiek gevaar loopt. Ik herinner aan het
laatste ongeluk, dat daar gebeurd is. Had er toen iemand voor
het raam van den heer Zwart gestaan, dan zou hij dood ge
weest zijn. De afritten langs den Apothekersdijk en den Stillen
Rijn leveren groot gevaar op, dat is, dunkt mij, nu al vol
doende gebleken. Donderdag j. 1. deed nog weer, als ik goed