2
N°. 5. Leiden, 4 Jauuari 1909.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van het
College van Vrouwen Kraammoeders en de begrootingen van
het R. Cath. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. Cath. Arm
bestuur, alle het dienstjaar 1909 betreffende, geene beden
kingen heeft.
Zij stelt U derhalve voor tot goedkeuring van die begroo
tingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 6. Leiden, 4 Januari 1909.
Tegen de in hare handen gestelde rekeningen van het
R. Cath. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. Cath. Armbestuur,
beide het dienstjaar 1907 betreffende, heeft de Commissie van
Financiën geene bedenkingen.
Zij adviseert U tot goedkeuring van die rekeningen te be
sluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 7. Leiden, 6 Januari 1909.
Bij ons jaarlijksch bezoek aan de Stads Bank van Leening
in December 1907 trok het toevalligerwijze onze aandacht,
dat de in de Bank beleende voorwerpen niet tegen inbraak
verzekerd zijn. Dit gaf ons aanleiding tot Commissarissen de
vraag te richten of het geen aanbeveling zou verdienen tot
zoodanige verzekering over te gaan.
Deze echter konden, na ter zake een onderzoek ingesteld te
hebben, althans in hun meerderheid geen vrijheid vinden tot
die verzekering te adviseeren. Immers het was hun gebleken
dat geen enkele verzekeringsmaatschappij bereid was uitslui
tend de gouden en zilveren panden en de juweelen te ver
zekeren; alleen dan was men bereid het risico op zich te
nemen, wanneer al de in de Bank beleende panden in de ver
zekering begrepen werden. En de premie zou in dat geval
ruim 100,— 'sjaars bedragen. Deze jaarlijks terugkeerende
uitgaaf nu vonden commissarissen te hoog met het oog zoowel op
de zeer geringe kans op inbraak, die er bij de voortdurende
aanwezigheid van toezichthoudend personeel bestond, als op het
feit dat diefstal van wollen goederen, rijwielen, meubelen,
naaimachines, en dergelijke zaken wel nagenoeg als uitgesloten
mocht worden beschouwd.
Intusschen, nu eenmaal de aandacht op de zaak gevestigd
was, achtten commissarissen het wel gewenscht dat eenige
werken ter meerdere verzekering van de kleine en kostbare
panden zouden worden uitgevoerd.
Er had daarom een overleg tusschen commissarissen en den
Directeur van Gemeentewerken plaats, dat tot het resultaat
leidde, hetwelk in het aan ons college uitgebracht rapport van
den Directeur van Gemeentewerken van 24 November 1.1. is
neergelegd. Dit rapport ligt in de Leeskamer ter inzage.
Daaruit blijkt, dat voor de uitvoering van de vereischte
werken in het hoofdkantoor een bedrag van 2050,
zal noodig zijn. Onder dat bedrag is dan begrepen een uitgave
van ƒ250,voor het aanbrengen van electrische verlich
ting; wil men zich met gas behelpen, dan zullen de kosten
tot ƒ1800,kunnen worden teruggebracht. Maar zoowel de
commissie van fabricage als commissarissen zijn van meening
dat een electrische installatie verre de voorkeur verdient.
Voorts blijkt uit het den 6en Juni 1908 door den Directeur
van Gemeentewerken aan ons uitgebracht rapport dat voor
het aanbrengen van de noodige verbeteringen in het hulp
kantoor aan het Utrechtsche Veer een bedrag van140
zal voldoende zijn. Ook met deze werken kunnen zoowel
commissarissen der Bank als de commissie van fabricage
zich vereenigen.
Voor verbeteringen in het hulpkantoor aan de Lammermarkt
zullen daarentegen geen gelden beschikbaar behoeven te worden
gesteld, aangezien deze tegelijk met de verbouwing van dit
kantoor, waarvoor onder Volgnr. 188 der begrooting van dit jaar
gelden zijn uitgetrokken, zullen kunnen worden aangebracht.
Wat nu de beschikbaarstelling van de beide eerstgenoemde
bedragen betreft, zoo komt het ons voor dat de f\ 40.voorliet
hulpkantooraan het Utrechtsche Veer gevoegelijk uit den post voor
Onvoorziene Uitgaven van dit jaar, waarop thans nog 13731.
beschikbaar zijn, zullen kunnen worden gekweten. Daaren
tegen zouden wij de ƒ2050.welke met de verbouwing van
het hoofdkantoor zullen gemoeid zijn, over een vijftal jaren
willen verdeelen. Immers het geldt hier niet uitsluitend onder
houdswerk, maar voor een deel wordt ook een geheel nieuwe
toestand geschapen. Het bedrag zal dus aanvankelijk uit leening
worden gevonden, maar gedurende vijf jaren zal uit de gewone
inkomsten telkens x/s gedeelte van dat bedrag voor kapitaal
belegging worden aangewend.
Mitsdien geven wij U in overweging
1°. door vaststelling van den hierbij overgelegden be-
grootingsstaat model C een bedrag van 2190te onzer
beschikking te stellen voor de uitvoering van eenige werken
in het hoofdkantoor en in het hulpkantoor A van de Stads-
Bank van Leening, ter betere verzekering van de panden tegen
inbraak
2°. te besluiten, dat te beginnen met het jaar 1909 telken
jare een bedrag van 412.50 op de begrooting in uitgaaf zal
worden gebracht op den post »Aankoop van rentegevend
goed", opdat na verloop van 5 jaren de geleende gelden weder
uit de gewone ontvangsten in de gemeentekas zullen zijn
teruggebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 8. Leiden7 Januari 1909.
Ten gevolge van de verbouwing en vergrooting van het
hulpkantoor B van de Stads-Bank van Leening, op den hoek
van de Lammermarkt en de Nieuwe Mare, welke in den loop
van dit jaar zal plaats hebben, zal het noodig zijn eenige
wijzigingen te brengen in art. 13 der verordening van 13
October 1898 (Gem BI. n°. 16), »houdende reglement voor de
hulpkantoren van de Bank van Leening te Leiden."
Volgens dat artikel toch, dat nog op het standpunt staal,
dat de' hoofdbeambte der Bank kantoor en woning huurt en
ter beschikking van de Bank stelt, ontvangt de hoofdbeambte
een vergoeding wegens door hem betaalde huur aan de Bank
van 325, Daarentegen betaalt hij aan de gemeente een
huursom van 290.Vanwaar dit verschil gekomen is, is
niet duidelijk, maar doet thans ook minder ter zake. Hoofd
zaak is dat thans de huur die de gemeente ontvangt, in
overeenstemming moet worden gebracht met den nieuwen
toestand, die door de verbouwing zal worden verkregen.
Tegelijkertijd wenschen wij dan echter den ongezonden
toestand welke thans bestaat, en volgens welken de hoofd
beambte de noodige lokaliteit ter beschikking van de Bank
stelt, te doen ophouden en daarvoor een nieuwe regeling in
de plaats te stellen, waarbij de Bank rechtstreeks huurster
worde van de gemeente en daarentegen aan den hoofdbeambte
vrije woning in het hulpkantoor verschaffe.
Volgens deze regeling, die ook naar het oordeel der com
missarissen verre de voorkeur verdient, zal dan de huurprijs
van het verbouwde kantoor met woning van 290tot
ƒ515.— moeten worden verhoogd. Immers terwijl tot dusver
het kantoor verheeld was aan het perceel Lammermarkt 65,
waarvan de huur geschat wordt op 125 'sjaars, zal dit
in het vervolg met het perceel Nieuwe Mare 15, waarvan
tot nu toe een huur van 350.genoten werd, tot één
geheel vereenigd worden. Het is dus niet meer dan billijk,
dat de huur van de lokalen der Bank met 225.wordt
verhoogd. Hoewel commissarissen het bedrag wat hoog vin
den, bestaat bij hen tegen de vaststelling der huur op 515.
geen overwegend bezwaar.
Nog merken wij op, dat art. 19 van het reglement van de
hulpbanken bij de nieuwe regeling kan vervallen, omdat een
bepaling dat de hulpkantoren en bergplaatsen te allen tijde
voor commissarissen, controleurs, enz. toegankelijk zullen zijn,
geen zin meer heeft, wanneer de Bank zelve die lokalen in
huur heeft.
Op grond van het bovenstaande geven wij U dus in over
weging
1°. over te gaan tot de vaststelling van de navolgende
verordening:
TERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 13 October 1898 (Gem.Bl. n°. 16), houdende
reglement voor de hulpkantoren van de Bank van
Leening, te Leiden.
Art. 1.
Het le, 2e en 3e lid van art 13 der bovengenoemde ver
ordening worden vervangen door de navolgende bepalingen
»De hoofdbeambte heeft vrije woning in het gebouw, waarin
het hulpkantoor gevestigd is. Als schadeloosstelling voor het
verwarmen, verlichten en schoonhouden van kantoren, wacht
kamer en bergplaatsen ontvangt hij jaarlijks 100.uit de
bankkas.
Art. 2.
Art. 19 der verordening vervalt.