DONDERDAG 19 NOVEMBER 1908.
237
wijziging in dien geest voor te stellen op de laatstelijk door
mij bedoelde scholen.
Dan wilde ik nog gaarne iets zeggen, mijnheer de Voor
zitter. De heer van Hamel is, als ik 't zeggen mag, zoo
vreeselijk algemeen gebleven in zijn bestrijding en heeft ge
zegd, de heer Vergouwen heeft er terecht op gewezen: »De
heeren denken wel, dat er bezuiniging zal komen, maar er moet
gebouwd worden." Of er nu nog twee lokalen aan een school
bij moeten komen, of een nieuwe school moet komen, hoeveel
de verbouwing zal kosten en of dat meer zal wezen dan het
gekapitaliseerde voordeel, heeft de Wethouder echter niet ge
zegd. En dat moet juist het onderzoek, dat wij wenschen, leeren.
Ten slotte heeft de Wethouder verzuimd te zeggen, dat als
wij de twee scholen, die er nu zijn, tot één combineeren,
men dan wel een nieuw gebouw moet stichten, maar dan de
twee bestaande gebouwen overhoudt. Hij heeft niet gezegd,
dat als één van de twee ingericht wordt voor de dubbele
school, dat er dan één overschiet. Het bouwen kost nu misschien
geld, maar dat komt later terecht en de gemeente weer
financieel ten goede. Dat wilde ik nog even zeggen, wat be
treft de financieele voordeelen, die de combinatie misschien
voor de gemeente zal hebben.
De Voorzitter. De heeren Sijtsma, Fokker en van der
Eist hebben hunne motie nader in dien zin gewijzigd, dat zij
thans luidt:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit een
technisch en fmanciëel rapport uit te brengen omtrent de
wijze, waarop een eventueele vereeniging van de Jongens- en
Meisjesschool eerste klasse tot stand kan komen."
De aldus gewijzigde motie van den heer Sijtsma c.s., in
stemming gebracht, wordt aangenomen met 18 tegen 9
stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Zaalberg, P. J. Mulder, van der
Eist, Driessen, Fokker, Pera, Aalberse, van Gruting, A. Mulder.
Timp, Vergouwen, Bosch, Meuleman, Roem, Bots, van Tol,
Sijtsma en Zwiers.
Tegen stemmen de heeren: Eerstens, Juta, van Hamel,
Korevaar, de Boer, Fockema Andreae, Reimeringer, Brit
en van der Lip.
De Voorzitter. Ik heb gezegd, dat het misschien noodig
zou zijn, heden avond nog bijeen te komen. Maar indien wij
nog enkele oogenblikken bijeen blijven, is het allicht nog
mogelijk onze agenda geheel af te handelen. Ik stel daarom
nu aan de orde
XV. Voorstel tot wijziging der verordening van 12 Juli
1906, regelende de heffing van belastingen voor het gebruik
van het Openbaar Slachthuis (Gem.blad no. 28), naar aan
leiding van een verzoek van de firma Tieleman en Dros.
(Zie Ing. St. no. 264 en 273.)
De heer Fokker. M. d. V. Ik zal het heel kort maken. Alleen
deze opmerking, dat in het sectie verslag werd aangedrongen op
hoogere heffingen aan het Slachthuis, ten einde de gemeente-
financiën te versterken. Nu maakte het op mij aanvankelijk
een tamelijk vreemden indruk dat nu verlaging wordt voor
gesteld. Ik hoop evenwel, dat per slot van rekening de ver
laging van de tarieven mogelijk zal maken, dat debetrokken
industrie zich hier ter stede zal kunnen uitbreiden en in bloei
toenemen. Maar ik zou Burgemeester en Wethouders en de
Commissie voor het Slachthuis nog wel eens op het hart
willen binden, laat men nu zooveel mogelijk zuinig zijn in de
exploitatie. Laat het blijven een Slachthuis, doch laat het niet
worden een wetenschappelijke inrichting. Mijnheer de Voor
zitter, ik zeg dit hierom, omdat blijkt, dat eeneindustrie hier
ter stede het Slachthuis noodig heeft, door de bestaande ver
plichting om daar en niet elders te slachten. En nu mogen
wij, meen ik, niet de Leidsche industriëelen in hunne concur
rentie met andere steden belemmeren, door hen anders dan
voor slachten te doen betalen.
De heer Eerstens. M. d. V. Ik meen te hebben opgemerkt,
dat de heer Fokker eigenlijk niet tegen het voorstel is. Wat
aangaat zijn bezwaar, dat het Slachthuis zou zijn een weten
schappelijke inrichting, geloof ik dat het thans niet het juiste
oogen blik is, om hierover te spreken. Later zal zich wellicht
eene betere gelegenheid daartoe voordoen.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVI. Voorstel tot aanvulling van het Uitbreidings-en Ver
nieuwingsfonds van de Electriciteitsfabriek ten behoeve van
de uitbreiding van het kabelnet en aanschaffing van een
nieuwen turbogenerator, en tot vaststelling van den desbetref-
fenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. n°. 278).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 23 October 1902 (Gem.bl. no. 16), houdende Reglement
van het Krankzinnigengesticht »Endegeest" en het Sanatorium
voor zenuwlijders »Rhijngeest."
(Zie Ing. St. n°. 269).
De artikelen 1, 2, 3 en 4 en vervolgens de geheele
verordening, worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XVIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van
27 Januariï898> legelende de heffing van een plaatselijke directe
belasting te Leiden. (Gem. Blad no. 5).
(Zie Ing. St. no. 270, 273 en 274).
De Voorzitter. Verlangt niemand meer het woord? Dan
wordt dit punt met het daarop ingediende amendement van
den heer Fokker aangehouden. Acht men bet gewenscht, dat
Burgemeester en Wethouders praeadvies daarop uitbrengen?
Zoo ja, dan zal dit geschieden.
De heer Roem. M. d. V. Ik heb ook een voorstel, en had
het woord gevraagd, voordat uw hamer gevallen was.
De Voorzitter. De heer Roem stelt voor art. '15 van de
verordening te lezen
Bij .onvoldoende of te lage aangifte, ter beoordeeling van
Burgemeester en Wethouders enzworden de belang
hebbenden door Burgemeester en Wethouders ambtshalve
aangeslagen, na door vermeld college, wanneer zulks door
hem noodig wordt geacht, te zijn opgeroepen en door of
namens hem te zijn gehoord.
Ook over dit amendement zullen Burgemeester en Wet
houders praeadvies uitbrengen.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
hierop door den Voorzitter gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
18 November 1897 cr