DONDERDAG 29
OCTOBER 1908.
219
H. B. S. door een ander wordt opgevolgd. Ik zou er prijs op
stellen, dat dit op de een of andere wijze in de begrooting
wordt uitgedrukt en daaruit duidelijk kan blijken. Anders
vrees ik, dat wanneer over eenige jaren deze amanuensis zal
heengaan, men vergeten zal zijn wat de „heer Fockema
And rem nu gezegd heeft en dan weder den amanuensis op
het tegenwoordige salaris aanstelt. Wanneer men den tegen-
woordigen amanuensis nu een personeele toelage geeft van
ƒ100, dan geloof' ik dat de zaak formeel in orde zou zijn,
indien wij die ƒ100 meer althans willen voteeren.
De Voorzitter. Wij kunnen toch moeielijk een gedeelte
van het salaris van dezen persoon, dat uitgetrokken is op
ƒ800, beschouwen als een personeele toelage. De Raad heeft
in December 1890 het salaris vastgesteld op ƒ800. Wanneer
het eenmaal zoover komt, dat er een opvolger moet zijn, dan
zal men zich zeker ook wel herinneren wat over deze zaak
is gesproken. Ik geloof wel, dat de notulen onzer vergadering
zoo niet door de leden, dan toch wel door de ambtenaren
worden nagegaan.
De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 153, verhoogd
met 100, zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgn. 154 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 155, luidende: »Kosten der
Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen f 14030".
De heer Meuleman. Ik zou hier een punt willen ter sprake
brengen dat ik ook in de secties heb besproken, nl. hoe het
staat met het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen. En
het antwoord van Burgemeester en Wethouders luidt: „Dit
onderwerp maakt een punt van overweging uitbij het doen
van voorstellen als hier bedoeld, behoort zorgvuldig rekening
te worden gehouden met den toestand der gemeentelijke
geldmiddelen.''
Dat is nu een zin die bij elk voorstel behoort. De School
commissie heeft nu al een geheelen tijd zich met deze zaak
beziggehouden, ik geloof dat de zaak al twee jaar aanhangig
is, en zij heeft een voorstel ingediend, dat de gemeente niet
op zooveel geld zal komen te staan en dat wezenlijk een
gunstig resultaat zou hebben voor de spraakgebrek kige
kinderen.
Ik geloof dat het tijd wordt die zaak bij verordening te
regelen en daarom wensch ik te vragen, of het antwoord van
Burgemeester en Wethouders, dat dit onderwerp een punt
van overweging bij hen uitmaakt, zoo kan worden opgevat,
dat die overweging zich nu ook zal omzetten in een voorstel.
De Voorzitter. De heer Meuleman zal wel weten, dat de
wet op het Lager Onderwijs het onderwijs aan spraak-
gebrekkige kinderen niet ten laste der gemeente brengt. Tot
op zekere hoogte is dit onderwijs dus te beschouwen als een
weeldeuitgaaf. Een dergelijke uitgave moet nog zorgvuldiger
dan andere worden nagegaan. De zaak is echter niet uit de
gedachten van Burgemeester en Wethouders, en wanneer de
kosten werkelijk niet te hoog zijn, dan zal ook door ons een
voorstel worden gedaan.
De heer Meuleman. M. d V. Ik beschouw het toch niet
als een weelde, dat spraakgebrekkige Leidenaars leeren spreken.
De Voorzitter. Nu ja, dat moet men dan ook opvatten
cum grano salis.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 155 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgn. 156 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 157, luidende Kosten voor Vak
scholen9620."
De heer Fokker. Er is in de sectie gesproken over de
toelage van 75 aan het Genootschap Ars Aemula Naturae
en ik moet zeggen, dat het antwoord van Burgemeester en
Wethouders mij niet geheel heeft bevredigd. Er wordt niet
gezegd, dat het Genootschap die 75 noodig heeft om te
blijven bestaan, ook niet dat het Genootschap groote voor
deden voor de gemeente afwerpt, maar er wordt alleen
gezegd, dat het hier geldt een post, die reeds zijn oorsprong
vindt in het verre verleden. Dat antwoord heeft mij niet
bevredigd. Wanneer wij contractueel tegenover het Genoot
schap gebonden waren, zou ik er niet over spreken, maar
wanneer het is een vrije gift, die in evenredigheid daarvan
toch geen vruchten afwerpt, dan geloof ik dat de uitgaaf
niet noodig is. Kunnen Burgemeester en Wethouders daar
omtrent eenige inlichtingen geven
De Voorzitter De heer Fokker merkt op, dat niet blijkt,
dat de vereeniging het geld noodig heeftmaar de vereeniging
schijnt slechts te beschikken over een klein kapitaal, dat
ontoereikend is om de kosten van het Genootschap te dekken.
Daaruit volgt, dat als zij dit subsidie niet ontvangt, zij
niet verder kan blijven voortbestaan. Misschien is men er
nooit tegen opgekomen, omdat het subsidie reeds van ouden
datum is en nu kunnen wij het ook om die reden op deze
begrooting houden. Intusschen kunnen wij een nader onder
zoek instellen naar de werking van deze vereeniging. Zoo
noodig kan dan later op de zaak worden teruggekomen.
De heer Pera. M. d. V. Mag ik vragen wat voor soort
vakschool dit is?
De Voorzitter. Het blijkt een schildersgenootschap te zijn,
gesticht door den grooten van Mieris, een van onze beroemde
Leidsche schilders. De stichting verliest zich in de grijze
oudheid en van af dien tijd schijnt de Overheid dat genoot
schap steeds te hebben gesteund.
De heer P. J. Mulder. M. d. V. Ik herinner mij nog zeer
goed, dat die teekenacademie gevestigd was op de oude
Rijnsburgerpoort, waar ik toen zelf medeteekende en later
in het gebouw van den heer Kneppelhout.
De school werd ook gevolgd door jonge dames en andere
jongelieden, die naar het gekleed en naakt model teekenden.
Ook toen reeds ontving de vereeniging subsidie van de
gemeente.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wij kunnen wellicht wel over
dit kleine bedrag heenstappen, maar toch zou ik gaarne weten,
wie daar nu eigenlijk les krijgen. Als jonge dames daar leeren
schilderen, behoeven deze toch zeker niet op een kleinigheid
te zien en voor de verwarming zouden zij zelf kunnen zorgen.
Wat die grijze oudheid aangaat, ook ik gevoel wel wat voor
hetgeen oud en edel en goed is, maar daarom is het nog niet
noodig daarvoor 75 te geven.
Wij zouden die som dus m. i. wel kunnen schrappen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ook ik vind het
eigenlijk niet de moeite waard daarover lang te spreken,
maar het debat slaat geheel op fttgeen ik hedenmiddag ge
zegd heb. Die dames kunnen het zelf wel betalen en daarom
moeten wij niet steunen, zegt men.
Is dit nu een goede geest, waar wij inderdaad hebben te
zorgen voor alle gemeentenaren en voor inrichtingen, die
voor de gemeentenaren eenige aanlokkelijkheid hebben?
De heer Sijtsma. M. d. V. ik verbaas mij vandaag over
de houding van den heer Fockema Andreae. Wij hebben
hier bijna nooit een aanvrage om subsidie gehad ofhijzeide:
daar komen zij weerEn nu ik eens tornen wil aan een
subsidie van twijfelachtig nut, zeft hij, dat wij het wel moeten
geven.
De Voorzitter. Ik moet ook erkennen, dat als wij dit
subsidie niet geven, het Genootschap vermoedelijk niet zal
kunnen blijven bestaan en de gemeente eene aantrekkelijk
heid voor sommige personen zal verliezen. Daarom gevoel
ik veel voor het standpunt van den heer Fockema Andreae.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb dit steentje aan het rollen
gebracht en niet gedacht, dat er zulk een discussie uit zou
ontstaan Nu Burgemeester en Wethouders verklaren, dat zij
de zaak zullen onderzoeken, zal ik er niet verder op doorgaan,
maar de volgende begrooting afwachten. Maar ik hoop, dat
ernstig onderzoek zal worden gedaan naar de vraag, of het
subsidie nog verder noodig is.
De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 157 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 158 en 159 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 160, luidende: y>Subsidie aan de
Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek 250".
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik vraag stemming over dit
volgnummer. Door de Leerplichtwet heeft deze vereeniging
m. i. geen raison d'être meer.
De Voorzitter Het is wel waar dat de vereeniging ten
gevolge van de Leerplichtwet voor een goed deel haar reden
van bestaan heeft verloren, maar wij hebben toch geen ter
men kunnen vinden om nu deze post eenmaal op de begrooting
stond, dezen er thans om bovengemelde reden af te nemen.
De heer Sijtsma. Het is niet volkomen waar, wat de heer
Vergouwen zeide, dat de vereeniging geheel haar beteekenis
heeft verloren Die vereeniging toch onderhoudt nog eene her
halingsschool, die vrij druk wordt bezocht. Ik heb het ver
slag daarvoor nog eens nagelezen. Er zijn aan die her
halingsschool 2 onderwijzers verbonden; het onderwijs wordt
gegeven op Zondag, op een tijd dat de jongens uit die volks
buurten anders op straat loopen en dikwijls niet veel goeds
uitvoeren en leeren. Op die school leeren zij tenminste nog