DONDERDAG 29 OCTOBER 1908. 213 De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 124 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 125 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 126, luidende: itOnderhoud van klokken, horloges, speelwerken en dergelijke en jaarwedde van den klokkenistf 1010 De Voorzitter. Bij dit punt wensch ik eene enkele mede- deeling te doen naar aanleiding van betgeen in het afdee- lingsverslag bij de algemeene beschouwingen is gezegd over de plaatsing van electrische klokken. Burgemeester en Wet houders hebben er op geantwoord, dat den Raad eene mede- deeling zou bereiken betreffende de kosten aan plaatsing van die klokken verbonden. Ik ben thans in staat daaromtrent eene mededeeling te doen, die de heeren wel eenigszins zal verrassen; de kosten zijn nog al groot. Voor 6 electrische uurwerken, op verschillende plaatsen over de stad verdeeld, worden de kosten geraamd op ruim f 8000. Met het oog op den tegenwoordigen toestand der financiën is dit nogal een aanzienlijk bedrag; het is dus eene uitgave, die geen aanbeveling verdient. Misschien dat dit antwoord aanleiding geeft tot eene vraag, om aan het Stadhuis een uur werk aan te brengen met een wijzerbord dat behoorlijk den tijd aangeeft. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 126 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 127131 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik stel thans voor om de vergadering te verdagen tot hedenavond. De heer Fookema Andrew. M. d. V. Nu wij toch gaan schorsen, zou ik de heeren, die de motie betrekkelijk de vereeniging der openbare lagere scholen der 1ste klasse voor jongens en meisjes aanhangig hebben gemaakt willen vragen, of het geen overweging verdient, om de behandeling van die motie uit te stellen tot eene volgende vergadering; anders gaan wij vóór morgen vroeg niet naar huis. De Voorzitter. Tegen uitstel zou geen bezwaar zijn in zooverre de behandeling van de motie toch geen invloed kan hebben op deze begrooting. Maar indien wij de behan deling stellen op eene volgende vergadering, dan zou de be raadslaging weieens een dergelijken omvang kunnen nemen, dat ééne vergadering niet voldoende was. Ik geloof dus voorloopig, dat het beter is om de zaak hedenavond te be handelen. Ik schors thans de vergadering tot heden avond 8 uur. AVONDVERGADERING. Geopend des avonds te 8 uur. De Voorzitter. Van den heer Timp is bericht ontvangen, dat hij wegens bezigheden de vergadering hedenavond niet kan bijwonen. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling der ontwerp-begrooting voor het jaar 1909. Beraadslaging over volgn. 132, luidende: Kosten der gemeentereinigingf 40747." De heer Zaalberg. M. d. V. Professor Fockema Andreae heeft hedenmiddag een goed woord gesproken, n.l. dat wij moesten trachten zooveel mogelijk gegoede menschen naar Leiden te lokken. Daarvoor is noodig, dat er voor hunne kinderen goede onderwijsinrichtingen zijn. De kinderen dezer gegoeden kosten den eersten tijd wat geld aan de gemeente, maar later dragen de ouders zooveel meer bij in de belas tingen, waardoor ook het onderwijs aan de kinderen van min- en onvermogenden gemakkelijker kan worden verstrekt. Een ander middel om gegoede menschen naar Leiden te lokken, is te zorgen dat de grachten niet stinken en vooral niet het Rapenburg. Nu is er volgens het sectieverslag een lid geweest, die wenschte de f 2000 te doen vervallen, daar de spuiing volgens hem weinig of geen resultaat heeft, wat ook uit het rapport van Dr. van Eek zou blijken. Daarop hebben Burgemeester en Wethouders geantwoord: »dat de spuiing weinig of geen resultaat zou opleveren, kan niet worden toegegeven." Met dit laatste ben ik het geheel eens. Wij moeten hierbij niet vergeten, dat wij dit en het vorige jaar zeer warme en vooral zeer droge zomers hebben gehad. Volgens mij verstrekte inlichtingen moest men tot 1848 teruggaan om een dergelijken zomer te vinden. Nu is het wel opmerkelijk, dat drie dagen na de spuiing het water weer lucht verspreidde, maar het is ook gebeurd, dat het langer goed bleef. In elk geval is de stank nooit zoo groot geweest als vroeger toen er niet gespuid werd. En men heeft ook niet die intensief vuile kleur van het water kunnen waarnemen, die vroeger dikwerf werd waargenomen. Wij moeten ook bedenken, dat de bodem van onze stads grachten schrikkelijk vervuild is, zoodat bij eenige roering, hetzij door motorbooten of wat dan ook, het water spoedig begint te stinken. Het keurige rapport van Dr. van Eek be vestigt ook wat ik steeds heb beweerd: dat de spuiing wel degelijk helpt. Door die spuiing is ook gebleken, dat in 18 uur tijds, wanneer het stoomgemaal in Katwijk werkt, ge heel Leiden van trisch water is voorzien. Indertijd sprak ik van 16 a 17 uur; ook dit klopt dus. Ik heb ook altijd beweerd, dat eene spuiing op deze wijze niet voldoende was, maar dat wanneer gedurende de spuiing het Oegstgeester- kanaal werd afgesloten, de toestand zeer zou verbeteren. Nu is mij dezer dagen gebleken, dat verscheidene leden van den Raad mij niet goed begrepen hebben, toen ik in de Raadsvergadering van 26 Maart van dit jaar mededeelde, dat er iemand was, die onder bepaalde voorwaarden een schut sluis in het Oegstgeesterkanaal wilde maken. Ik heb toen ook medegedeeld, om de quaestie voorloopig op te lossen, dat wij een dam zouden kunnen maken, die rond ƒ1000 zou kosten. De heer Krantz, ik mag zijn naam noemen, had ook dit er gaarne voor over. Daar verschillende leden verklaarden mij niet begrepen te hebben, heb ik de »Handelingen" van 26 Maart nog eens nagegaan. En daarin lees ik, dat ik wel degelijk het volgende heb gezegd: »Toen ik met het plan voor den dag kwam van de houten schotten of een sluis, ontving ik een bezoek van een zeer geacht en warm belangstellend geboren Leidenaar, die het geheele werk voor zijne eigene rekening wilde laten maken, op voorwaarde dat de gemeente het zou overnemen, wanneer het bleek, dat deze werken aan hun doel beantwoordden, dus het geheele risico nam deze heer voor zijne rekening". En iets later zeide ik: »Mocht Rijnland een dam niet toestaan, maar wel afsluiting met schotten, zooals door mij was voorgesteld, ook dan is hij bereid zijn eenmaal aan mij medegedeelde belofte gestand te doen, op voorwaarde dat de gemeente het werk in zijn geheel overneemt, wanneer bet blijkt dat de afsluiting beantwoordt aan het voorgestelde doel." Het schijnt dus, dat verscheidene heeren de Handelingen niet gelezen hebben, eene klacht, die onlangs ook in de Tweede Kamer is geuit. Zij wenden zich meer tot de Pers, omdat deze altijd zulke getrouwe verslagen geeft. Ook ik heb er de Pers eens op nagelezen, nl. de Vroede Vaderen van 27 Maart en daarin las ik het volgende: »Ja diezelfde persoon (naar wij hoorden fluisteren de Heer Krantz), wil zelfs de schotten wel laten aanbrengen in het Oegstgeesterkanaal op voorwaarde, dat wanneer deze blijken te voldoen, de gemeente Leiden het werk weer overneemt. Spreker drong zeer aan op het nemen van een proef en indien Rijnland daartegen overwegende bezwaren heeft, dan om het royale aanbod tot het plaatsen der schotten van den be langstellenden Leidenaar te aanvaarden." Dus verschillende leden hebben ook dit goede verslag van de Pers niet of niet goed gelezen en verscheidene heeren schijnen mij niet begrepen te hebben. De heer Sijtsma dacht bijv., dat ik het alleen had gehad over dien dam en daarom zeg ik nog eens, dat de heer Krantz mij wel degelijk heeft gezegd, dat hij gaarne die schotten wilde plaatsen en zelfs genegen was een schutsluis te maken op voorwaarde, dat, wanneer het werk voldeed en de Leidsche grachten niet meer roken, de gemeente de werken tegen kostenden prijs zou over nemen. Ik heb en dat wil ik gaarne bekennen, misschien ook wel schuld, dat de heeren weinig aandacht aan de zaak geschonken hebben en ik had beter gedaan een uitvoerige nota tot den Raad te richten, die ieder uwer op zijn gemak had kunnen lezen. De agenda was op 26 Maart betrekkelijk kort en spoedig, reeds te drie uren, afgehandeld, maar 26 Maart was een mooie lentedag en het zonnetje speelde vroolijk in de Raadszaal. Het was net zoo'n mooie dag als van daag en ik kan mij begrijpen, dat al de raadsleden verlangden om naar buiten te komen. Daarom verzoek ik den heeren mijne toenmalige rede nog eens nauwkeurig na te lezen. Ik heb, omdat er geruimen tijd over heen is gegaan, mij nogmaals tot den heer Krantz gewend en hem gevraagd, of hij de belofte van toen gestand zou doen. De heer Krantz aarzelde eerst, omdat hij geen furore wil maken, maar toch wil hij gaarne een groot Leidsch belang bevorderen en hij is innig overtuigd, dat wanneer het Oegstgeesterkanaal wordt afgesloten, het Leidsche water zoo zal worden ververscht, dat de grachten niet meer zullen stinken. De heer Krantz gaf mij daarop zijne toestemming, hetgeen hij mij gisteren nog schriftelijk bevestigde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 17