206 DONDERDAG 29 OCTOBER 1908. In een beteren tijd zal ik mij niet tegen een verhooging verzetten, doch nog eens: noodzakelijk acht ik die niet. De heer de Vries. Wij hebben zooeven den heer Pera zijne argumenten hooien ontwikkelen tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders, een voorstel dat zij hebben ge'iaan in overeenstemming met en ter voldoening aan den wensch in de secties uitgesproken. De argumenten van den heer Pera komen hier op neer, dat hij tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders is uitsluitend om redenen van zuinig heid. Dat argument van zuinigheid is een argument, dat wij zoo dikwijls hooren; dan wordt er gezegd: de tijden zijn er niet naar om het een of ander te doen, wat wij anders wel zouden willen doen. Dat zuinigheidsargument brengt mij wel eens in herinnering de fabel van den jongen met den wolf. Wanneer wij het al te dikwijls hooren klinken, begint het zijn invloed te verliezen. Mijn ervaring is ook, dat de Raad zich in den regel niet alleen door dit zuinigheidsargument laat leiden. Dit zet ik voorop om daaruit den moed te putten over de zaak zelve te spreken. Ik hoop natuurlijk, dat dit zuinigheids argument den Raad niet zal beheerschen. Over deze zaak sprekende, zal ik kort zijn, want er valt weinig over te zeggen. Ik vind zelfs steun bij den heer Pera, die het denkbeeld op zich zelf' goed vindt. Wat is het geval? Wij hebben een ambtenaar, wiens geldelijke belooning ge regeld is in 1886. De kleine verhooging van 1896 reken ik niet mede, omdat deze niet is vastgesteld door den Raad, maar van boven af door de wet. Rekent men haar echter mede, dan is ook dit reeds twaalf jaar geleden; en nu zal ik wel geen tegenspraak ontmoeten, als ik zeg, dat sedert 1885, en ook sedeit 1896, wel het salaris van den secretaris heeft stil gestaan, maar niet zijne werkzaamheden, die steeds vermeer derd zijn En nu een van tweeën: of men heeft destijds het traktement veel te hoog gesteld en dan zou het nu goed kunnen zijn, öf het is toen behoorlijk geweest, maar dan deugt het nu niet. meer. Letten wij nu op hetgeen geschied is ten aanzien van soort gelijke betrekkingen, dan zien wij, dat in de laatste jaren de meeste traktementen onzer hoofdambtenaren herzien zijn en dat men daarbij gevolgd heeft een stelsel van belooning waar over ik mij nu niet uitlaat maar dat eene meerderheid in den Raad gevonden heeft, nl. het geven van vaste verhoogin gen na zeker aantal jaren dienst. Om consequent te blijven, dienen wij dit nu ook te doen voor den Secretaris der gemeente, door het toekennen van eene verhooging in eens of van perio dieke verhoogingen. Doen wij dit, dan brengen wij daarmede den Secretaris op gelijken voet met onze andere hoofdambtenaren. De Voorzitter. Ik wil even het volgende in het midden brengen. Toen uit het afdeelingsverslag bleek, dat de wen- schelijkheid was uitgesproken de bezoldiging van den Secre taris te verhoogen, hebben Burgemeester en Wethouders zich daarbij gereedelijk aangesloten, omdat het ook hun voorkwam, dat, bij vergelijking met andere hoofdambtenaren der ge meente, het billijk scheen, ook het salaris van den Gemeente secretaris eenige verhooging te doen ondergaan. Vandaar hun voorstel bij de Memorie van Antwoord. Het argument van den heer Pera, dat Burgemeester en Wethouders met het oog op de financiëele omstandigheden der gemeente hadden behooren te wachten met. dit voorstel, weegt o. i. niet, omdat de toestand nog niet van dien aardis, om wat billijk is niet ten uitvoer te brengen. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik wensch kortelijk mijne stem te motiveeren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. In tegenstelling met den heer de Vries geeft het zuinigheidsargument bij mij den doorslag en gevoel ik geen vrijheid voor dit voorstel te stemmen, niet alleen met het oog op den gedrukten toestand van de gemeentefinanciën, maar ook op den gedrukten toestand der financiën der burgerij. De heer Pera. M. d. V. Heel veel is er niet te zeggen over hel geen de heer de Vries tegen mij aangevoerd heeft. Wan neer iemand hulde wil brengen aan den heer van Heyst, dan doe ik het, dat heb ik altijd gedaan; maar mijn argument, dat wij zuinig moeten zijn, schuift de heer de Vries eenvou dig ter zijde met te zeggen: dat argument wordt zoo dikwijls genoemd, dat men er gewoon aan raakt, wij zullen er ons dus maar niet aan storen. Dat is een heel bedenkelijke zaak. Men klaagt over de groote uitgaven, over de stijging van het percentage van den hoofdelijken omslag, over drukkende be lastingen, maar toch komt men telkens en zegt: dit of dat moet gebeuren. Laat men zich dan ook niet meer storen aan het percentage van de belasting, dan kan men zijn gang gaan met allerlei zaken uit te voeren. Wil men echter de belasting niet verhoogen, dan moet men ook eenmaal zeggen: basta. Wat betreft de verhooging van jaarwedden van ambtenaren, wij hebben een tijd doorleefd, dat er eene strooming was om maar aldoor te verhoogen. Of dit altijd voor de hoogere amb tenaren noodig is geweest, betwijfel ik zeer, doch in elk geval is het toch ook wel goed eens tot zichzelf te komen. En dan mag de vraag ook wel gesteld worden: hoe moet een salaris beschouwd wordenis het voor het werk, dat verricht wordt, genoeg of niet. Zoodra het voor mij werd eene quaestie van billijkheid, zou ik geen oogenblik aarzelen om mijne stem voor de verhooging te geven. Maar juist die billijkheid erken ik hier niet. Ik meen dat het bestaande salaris voor eene der gelijke betrekking behoorlijk kan worden geacht. Dit valt ook in het oog, wanneer men dit traktement vergelijkt met de traktementen van rechterlijke ambtenaren. Ik zal nu geen cijfers noemen, maar wanneer men die vergelijking maakt, behoeven wij ons voor het salaris van den Secretaris niet te schamen. Ik meen dus verplicht te zijn met het oog op den financieelen toestand dezer gemeente, tegen het voorstel te moeten stemmen. Breken er naderhand betere tijden aan, dan zal het mij aangenaam zijn tot de verhooging mee te werken. De heer van der Lip. Het gaat naar mijne meening zeker niet aan, om te beweren, zooals de heer Pera heeft gedaan, dat het onbillijk zou zijn de jaarwedde van den Secretaris te verhoogen, waar deze sedert 1885, dus ongeveer 22 jaar ge leden, niet verhoogd is. Men moet ook wel in het oog hou den, dat wij in dien tijd hebben gekregen de grensuitbreiding, waardoor zijne werkzaamheden zeker sterk zijn vermeerderd. Een argument dat ook voor alle andere ambtenaren heeft ge golden is. dat waar de werkzaamheden zijn vermeerderd; het salaris ook moet .worden verhoogd. Hiervan heeft echter de Secretaris nooit geprofiteerd en waar zijn traktement in al die jaren niet is verhoogd, komt mij eene verhooging daar van thans zeer billijk voor. Eene vergelijking met de traktementen bij de rechterlijke macht gaat niet op, omdat ieder weet, dat deze traktementen zeer laag zijn; die mogen dus hier niet als maatstaf gelden. Van alle kanten worden dan ook pogingen in het werk ge steld om die traktementen te verhoogen. Ik wijs verder nog op eene inconsequentie in het betoog vari den heer Pera. Hij zegt: wanneer Piet Hein heden met zijn zilveren vloot was binnen gekomen, dan zou hij voor de verhooging zijn, doch later zeide hij weder, dat het salaris voldoende is. Wanneer het salaris werkelijk voldoende is, dan moet dit ook niet verhoogd worden, zelfs niet al lieten de financiën het toe. Nu is het natuurlijk altijd een lastige vraag, of een jaarwedde voldoende is. Maar wanneer ik de jaarwedde van den Secretaris verge lijk met die van de andere hoofdambtenaren en in aanmer king neem de belangrijke vermeerdering van werkzaamheden, en de omstandigheid, dat de wedde in de laatste twintig jaren dezelfde is gebleven, dan vind ik alleszins reden om voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De heer Fokker. Ik wensch mij te verklaren voor de ver hooging van wedde van den Secretaris op de gronden door verschillende sprekers aangevoerd. Ik zou die nog kunnen illustreeren door enkele cijfers te noemen. Wanneer wij nagaan, dat de Secretaris in 1898 nog stond op 4000 en daarop nog staat, dat de Directeur der Gemeente werken in 1898 had f 4000 en thans heeft f 4250; dat de Directeur van de Gasfabriek, die toen had f 4750, nu ont vangt f 6250, dan pleit dit alles voor verhooging van het traktement van den Secretaris En zien wij nu naar de sala rissen van Burgemeesters en Secretarissen in andere gemeen ten des lands, men ziet hier in 't algemeen immers gaarne naar andere gemeentendan ontvangt de Secretaris van Utrecht f 1000 meer dan de onze, terwijl het verschil tus- schen de salarissen van den Burgemeester en den Secretaris hier bedraagt f 1500 en te Utrecht f 1000. In Groningen be draagt het salaris van den Secretaris f 500 meer dan hier, terwijl de Burgemeester f 500 meer heeft dan de Secretaris. In Haarlem heeft de Burgemeester f 5000, de Secretaris f 4000; verschil alzoo f 1000. Letten wij dus èn op de traktementen der andere hoofd ambtenaren, welke alle gestegen zijn, èn zien wij ook eens, wat men hier gaarne doet, naar andere gemeenten, dan vind ik ook door beide vergelijkingen alle reden om te stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Meuleman M. d. V. Ik wensch toch wel te wijzen op een enkel punt in de redeneeringen, dat niet opgaat. Mij schijnt het toe, dat het ambt van Secretaris niet te verge lijken is met dat der andere hoofdambtenaren in de gemeente. De Directeur der Gasfabriek b.v. is iemand, die oneindig meer verantwoording heeft dan de Secretaris der gemeente. De Directeur der Gemeentewerken heeft een werkkring, die meer tijd in beslag neemt, dan de werkkring van den Secretaris. En nu zegt men wel, dat het werk van den Secretaris ge stegen is, maar het ambtenaarspersoneel is toch ook gestegen. Ofschoon ik niet tegen de verhooging ben, wil ik toch op merken, dat de vergelijking met andere hoofdambtenaren niet opgaat want dan zou de Secretaris van Amsterdam, die f 6000 heeft, ook wel meer hebben moeten, want de Direc-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 10