81
het dan nog overblijvende gedeelte op de begrooting van
1909 de noodige gelden uit te trekken.
Daarentegen kunnen wijevenmin als de Commissie van
fabricage, termen vinden om de nog ongedempte slootgedeelten
langs den Witten Singel van gemeentewege te doen dempen.
Wij meenen dat er geen geldige reden bestaat, waarom door
de gemeente ten deze zou moeten worden afgeweken van den
steeds door haar gevolgden regel, dat die slootdempingen door
de particuliere belanghebbenden zeiven moeten worden be
kostigd. Gaat de gemeente eenmaal dit standpunt verlaten,
dan zal zij ook tegenover andere adressanten, die aanstonds
Uwe Vergadering met verzoeken van dezelfde strekking zullen
overstelpen, dezelfde tegemoetkomende houding moeten aan
nemen. Dit nu laten de financieele omstandigheden van de
gemeente niet toe. Immers een bedrag van ƒ60.000.zou
er mede gemoeid zijn, alvorens alle voor demping in aanmerking
komende sloten zouden gedempt zijn. Thans evenwel wordt
geleidelijk en met verdeeling van de kosten over hen, die
daarvan ook het meeste baat zullen ondervinden, hetzelfde
doel bereikt. Dit gedeelte van het verzoek schijnt ons dan
ook met de commissie van fabricage niet voor inwilliging
vatbaar.
Wij geven U mitsdien in overweging ons te machtigen in
den hierboven aangegeven zin op het tweeledig verzoek van
W. H. de Graaff c. s. te antwoorden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven eerbiedig te kennen,
de ondergeteekende, allen wonende aan den Witten Singel
alhier,
dat, zooals Uw college bekend is, deze singel een groot deel
van het jaar vrijwel onbegaanbaar is,
dat,' naar het hun voorkomt, aan de bezwaren, welke deze
toestand voor ondergeteekenden oplevert, ware te gemoet te
"komen door het klinkerpad, dat van gemeentewege langs
enkele huizen reeds is aangelegd, verder door te trekken en
dit te doen aansluiten aan de straat langs het Noordeinds-
plein en aan het bestrate gedeelte van den singel,
dat tegen den aanleg van dit voetpad niet kan worden aan
gevoerd, dat de strook grond achter de boomenrij gelegen,
daarvoor geen voldoende breedte zou hebben,
dat adressanten van oordeel zijn, dat die breedte, ook voor
het gedeelte, gelegen voor het Diakonessenhuis, voor een
voetpad voldoende is en dat slechts bij enkele huizen het
bestaande hekwerk iets zal moeten teruggeplaatst worden,
dat zij daarom Uwen Raad eerbiedig verzoeken tot den
aanleg van het door hen gewenscht voetpad te besluiten en
wel onafhankelijk van de voorgenomen verbetering van den
rijweg, daar' het voetpad, ook nadat deze verbetering zal zijn
tot stand gekomen, wegens de geringe breedte van den weg
noodig zal blijven,
dat adressanten aan dit verzoek toevoegen, de opmerking,
dat de gedeelten sloot, welke zich nog langs den Singel be
vinden, naar hun oordeel, in het belang der Volksgezondheid
behooren gedempt te worden,
dat toch uit die slooten, zelfs in het koude jaargetijde, en
dit geldt in 't bijzonder ten aanzien van de voor de bleekerijen
gelegen gedeelten, voortdurend een damp en gassen opstijgen,
welke niet anders dan nadeelig zijn te achten voor de Volks
gezondheid,
dat adressanten daarom Uw College tevens het eerbiedig
verzoek doen om de noodige maatregelen te willen nemendat
tot spoedige demping van bedoelde slooten feitelijk open
riolen worde overgegaan of die demping desnoods van
gemeentewege te doen plaats hebben.
't Welk doende,
W. H. de Graaff.
Leiden, Maart 1908.
(Volgen de namen van nog 26 adressanten.)
No. 139. Leiden, 30 Mei 1908.
Gelijk gij u zult herinneren kwam ons voorstel om te be
sluiten tot de oprichting van een gemeentelijke desinfectie-
inrichting in de localiteit van het Caeciliagasthuis (Zie n°. 259
der Ingek. Stukken van 1907) in uwe vergadering van 19
September 1907 niet in behandeling, aangezien toen op voor
stel van den heer Zaalberg besloten werd „nog niet over te
gaan tot het inrichten van een gemeentelijken ontsmettings-
dienst, maar af te wachten de toezegging van H. M. de
Koningin in de jongste troonrede omtrent een ontsmettings-
dienst van Rijkswege
Inmiddels is echter het toen zittende ministerie afgetreden
en in de verklaring, door de nieuwe Regeering bij haar eerste
optreden in de Kamer afgelegd, wordt over zulk een van
rijkswege ingerichten ontsmettingsdienst .niet meer gerept.
Omtrent eventueele plannen dezer Regeering in die richting
bestaat dus weer volkomen onzekerheid.
Onder deze omstandigheden schijnt het ons geraden de be
handeling van het destijds door ons ingediende voorstel weder
ter hand te nemen. Immers wil men voorkomen, dat wel
licht andere gemeenten Leiden vóór zullen zijn en dus aan
Leiden het voordeel zal ontgaan om met hare inrichting ook
een groot gedeelte der provincie te bedienen, dan mag met
de oprichting van de desinfectie-inrichting niet langer worden
gedraald. Het is daarom dat wij U in overweging geven thans
tot de behandeling van ons onder n°. 259 der Ingek. Stukken
van verleden jaar opgenomen voorstel over te gaan.
Door de Commissie van financiën werd ter zake bij haar
rapport, opgenomen onder n°. 269 der Ingek. Stukken van
1907, een gunstig advies uitgebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 140. Leiden, 2 Juni 1908.
Het komt ons voor dat nevensgaand adres van de afdeeling
Leiden van den Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden
niet wel voor behandeling door Uwe Vergadering vatbaar is.
Dat adres toch bevat niet minder dan drie en twintig voor
stellen tot wijziging van het thans geldende werklieden-regle
ment. Het formuleert niet de grieven die adressanten tegen
de bestaande regeling hebben, maar zegt eenvoudig hoe adres
santen die regeling wèl zouden willen hebben. Na zeer in het
algemeen gezegd te hebben, »dat zij zeer gaarne eenige
verbeteringen zouden zien aangebracht" volgt zonder meer het
verzoek om de verschillende artikelen te willen lezen, zooals
zij door adressanten zijn geredigeerd. Het komt ons voordat
door Uwe Vergadering, indien zij tot de behandeling van dit
adres mocht besluiten, een zeer bedenkelijk antecedent zou
worden gesteld.
Niets zeker behoeft adressanten te weerhouden om, indien
zij grieven hebben tegen de bestaande regeling, indien daarin
naar zij meenen niet behoorlijk met hunne belangen wordt
rekening gehouden, daarvan mededeeling te doen aan Uwe
Vergadering en op tegemoetkoming aan hunne bezwaren aan
te dringen. Maar het is de taak Uwer Vergadering uit te
maken, in de eerste plaats of de geopperde klachten gegrond
zijn en, zoo ja, in de tweede plaats, op welke wijze dan daaraan
behoort te worden voldaan. Neemt echter Uwe Vergadering
het bij haar ingediend adres in behandeling, dan gaat zij
beraadslagen en besluiten over door personen, die niet lid van
den Raad zijn, bij haar ingediende voorstellen tot wijziging
eener verordening. Dit schijnt ons niet alleen formeel onjuist,
maar kan bovendien nimmer zijn in het belang van een
richtig bestier van de gemeentelijke huishouding. Het is
de taak van den Raad om, daarin voorgelicht door ons college
en de door hem benoemde commissies, die huishouding te
regelen zooals hij het meest in het belang van de gemeente
acht; wordt hij echter, en zulks zou o.i. bij een behande
ling van het onderhavige adres het geval zijn, een lichaam
dat slechts zijn goedkeuring hecht aan, of zijn veto uitspreekt
over, of amendementen aanneemt op door buiten den Raad
staande belanghebbenden bij hem ingediende voorstellen, dan
wordt hij teruggedrongen van de plaats, die hij èn naar de
wet èn in het welbegrepen belang van de gemeente behoort
in te nemen.
Trouwens, dat Uwe Vergadering daarover niet anders denkt
als wij, dat heeft zij nog onlangs bij de behandeling van ons
voorstel inzake de voorziening tegen de gevolgen van gedwon
gen werkloosheid getoond, toen Uwe Vergadering in hare
zitting van 16 April 1.1. op nagenoeg dezelfde gronden, als
thans door ons worden ontwikkeld, heeft geweigerd een adres
van de afdeeling Leiden van den Alg. Ned. Bond van Handels-
en Kantoorbedienden in behandeling te nemen, waarbij allerlei
amendementen werden voorgesteld op de door ons voorge
stelde regeling.
Wij geven U mitsdien in overweging, met handhaving van
het toen ingenomen standpunt, ook dit adres voor kennis
geving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen Johannes van
Weizen en Guusstaaf Adolf Annokkee, domicilie kiezende bij
den tweeden onderteekenaar, Lange gracht 136 te Leiden,
optredende in hun qualiteit van voorzitter en secretaris van
den Bond van Nederlandsche gemeentewerklieden, afdeeling