80
vember 1906 (Ingek. Stukken n° 263) nog slechts weinig
toelichting.
In eerstgenoemd praeadvies stelden wij u voor de jaarlijksche
subsidie van 250.— met 2060.te verhoogen en alzoo
te brengen op 2310.—. De beslissing op dit voorstel werd
echter in de raadszitting van 22 Maart 1906 verdaagd, in af
wachting van den uitslag van een nader in te stellen onderzoek
omtrent de kosten van een eventueel op te richten gemeente
lijke Burgeravondschool. In de raadszitting van 15 November
daaraanvolgende werd daarop, overeenkomstig het tweede ge
noemde praeadvies, besloten de subsidie voorloopig met ƒ1010.
te verhoogen, maar de beslissing op het oorspronkelijke ver
zoek van «Kennis is Macht" alsnog aan te houden, totdat door
Rijk en Provincie op de inmiddels door de vereeniging ook
tot hen gerichte verzoeken om toekenning eener subsidie zou
zijn beslist.
Thans blijkt dat bij Koninkl. Besluit van 21 April 1.1. aan
de vereeniging voor het jaar 1908 eene rijkssubsidie is ver
leend van 1250.terwijl bij besluit der Staten van 4
December 1906 reeds voor 1907 en volgende jaren een pro
vinciale subsidie van 375.toegekend was.
Aan de toekenning van eerstgenoemde subsidie werd even
wel de uitdrukkelijke voorwaarde verbonden «dat de gemeente
het volgens de begrooting No I nog ontbrekend bedrag zal
aanvullen, zoodat op den voet van die begrooting de reorga
nisatie van uwe school zal worden ten uitvoer gebracht",
terwijl door de provincie aan bestendiging der door haar toege
kende subsidie ook voor 1908 en volgende jaren als voorwaarde
gesteld werd «dat Rijk en Gemeente bijdragen verleenen tot
een gezamenlijk bedrag van minstens 2845.— 'sjaars."
Deze voorwaarden zijn volkomen met elkander in over
eenstemming. Voor de reorganisatie van het onderwijs volgens
plan I zou (vergel. No 58 der Ingek. Stukk. van 1906) een
totaal subsidiebedrag noodig zijn van f 3220. Waar dus het
Rijk in die subsidie bijdraagt voor 1250.en de Provincie
voor 375.— blijft er voor de gemeente een bedrag van 1595.—
te dragen over. En tot diezelfde conclusie komt men, wanneer
men de voorwaarde van het provinciaal subsidie tot uitgangs
punt neemt. De provincie geeft haar subsidie onder voor
waarde dat Rijk en Gemeente bijdragen verleenen tot een
gezamenlijk bedrag van ten minste ƒ2845.Welnu, indien
het Rijk 1250.— geeft, zal dus de gemeentelijke subsidie
ƒ1595.— moeten bedragen.
Ook de bij het adres door de vereeniging zelve overgelegde
begrooting voor 1908 is hiermede in overeenstemming. Immers
er wordt bij de reeds toegekende gemeentelijke subsidie van
ƒ1260.— nog een verhooging dier subsidie van ƒ335.uit
getrokken, of te zamen 1595.—.
De in het adres genoemde som van 1625.moet dan ook
op een misverstand berusten, blijkbaar in verband staande
met de ten onrechte gemaakte onderstelling, als zouden Rijk
en Provincie bedongen hebben, dat de gemeente evenveel
subsidie zou moeten geven als Rijk en Provincie te zamen.
Wordt nu de gemeentelijke subsidie tot ƒ1595 verhoogd,
dan zal dus het totaal der door de vereeniging genoten sub
sidies 3220.— bedragen, dat is het hoogste bedrag dat door
haar in Maart 1906 voor de meest ver strekkende reorganisatie
werd noodig geacht. Daar staat evenwel tegenover dat de
gemeentelijke subsidie dan toch nog 715.minder zal be
dragen, dan het bedrag van 2310.dat destijds, bij ons
praeadvies van 7 Maart 1906, aan de vereeniging werd toe
gedacht.
Waar dus thans de vereeniging, dank zij den door Rijk en
Provincie verleenden steun, met een geringer offer van de
zijde der gemeente, de meest door haar gewenschte uitbreiding
aan haar handelsonderwijs kan geven, daar zal Uwe Vergade
ring zeker met ons gaarne bereid gevonden worden dat
kleinere offer te brengen.
Op grond van het bovenstaande geven wij u dus thans in
overweging aan de Vereeniging «Kennis is Macht", onder de
voorwaarden, vermeld in ons praeadvies van 7 Maart 1906
(Ingek. Stukken n°. 58) tot wederopzeggens toe boven de thans
genoten subsidie van 1260.alsnog een jaarlijksche sub
sidie van ƒ335.toe te kennen, onder bepaling, dat die ver
hooging zal geacht worden te zijn ingegaan met 1 Januari
van dit jaar.
Onder mededeeling dat op den post voor Onvoorziene Uit
gaven thans nog 9170.beschikbaar zijn, bieden wij u
tevens den hierbij gaanden staat van af- en overschrijving,
groot f 335.ter vaststelling aan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 137. Leiden, 29 Mei 1908.
Naar aanleiding van nevensgaand adres van M. de Tombe
c. s. hebben wij de eer U te berichten, dat ons uit een des
wege door de commissie van fabricage ingesteld onderzoek
gebleken is, dat er tegen de overname in eigendom en
onderhoud van de in het adres aangeboden straten geen
bezwaar kan bestaan, mits voor het in behoorlijken staat
brengen van de straten door de betrokken eigenaren de
volgende bedragen in de gemeentekas worden gestort:
door M. de Tombe453.29
J. Th. Breedeveld757 59®
W. J. de Haan201.42®
I. J. Lolkes de Beer. 42439
Voorts bleek bij dat onderzoek de wenschelijkheid, dat
bijaldien tot de overdracht der aangeboden straten zou worden
overgegaan, dan tevens de overdracht van een aar» E. Schippers
toebeboorend gedeelte van het perceel, kadastraal bekend
onder Sectie K n°. 1856, deel uitmakende van het Prins
Hendrikplein, zou kunnen plaats hebben.
Schippers, deswege ondervraagd, verklaarde zich bereid ook
dit gedeelte kosteloos aan de gemeente in eigendom en
onderhoud af te staan.
En wat de overige eigenaren betreft, zoo bleken deze, met
uitzondering van W. de Haan, genegen tot de bijstorting van
de bovenvermelde sommen over te gaan. En waar nu juist
het uitvallen van de aan de Haan toebehoorende straat
gedeelten geen ernstig bezwaar tegen het overnemen van de
andere gedeelten oplevert, aangezien ook dan nog aaneen
sluitende straatgedeelten aan de gemeente zullen overgaan,
daar kan, naar wij meenen, thans gunstig op het verzoek,
althans voor zooveel de adressanten de Tombe, Breedeveld
en Lolkes de Beer betreft, worden beschikt.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten de per-
ceelen, kadastraal bekend onder Sectie K nis 1856, 1992,
1851, 1785, 1801, 1583, 2013, 1557, '1562, 1587—1589 en
2013, te zamen deel uitmakende van het Prins Hendrikplein,
de Mauritsstraat, de Willemstraat, de Prins Hendrikstraat,
de Koningsstraat, de Prins Frederikstraat en den Maresingel,
en nader op de hierbij overgelegde situatieteekening met een
donkere kleur aangeduid, kosteloos in eigendom en onderhoud
bij de gemeente over te nemen, nadat vooraf door de eigenaren
een bedrag van ƒ1635.27® in de gemeentekas zal zijn gestort,
waarvoor dan dooi' de gemeente in hun plaats voor het be
hoorlijk in orde maken dier straten zal worden zorg gedragen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
Leiden 25 Januari 1908.
Aan Edelachtbare Heeren der Gemeente raad te Leiden.
Verzoeken ondergeteekenden met verschuldigden ëerbied tot
het in eigendom overnemen, van den door hun aangelegden
en in eigendom zijnde straten aan den Mare Singel te Leiden,
zijnde den: Prins Hendrikstraat, en plein; Willernstraat, Mau
ritsstraat, Koningstraat, en Prins Frederikstraat; allen voor
zoover aangelegd hoopende het uw College moge behagen
daartoe over te gaan, met de meeste
hoogachting Uw EdAchdwdr:
M. de Tombe Oude Singel.
Th. Breedeveld Pelikaanstraat.
W. de Haan Mare Singel.
I. J. Lolkes de Beer. Heerengracht 86a.
N°. 138. Leiden, 29 Mei 1908.
Op het hierbij overgelegd verzoek van een 27-tal Witte
Singelbewoners wordt door de Commissie van fabricage in
haar in de Leeskamer liggend rapport in zooverre gunstig
geadviseerd, als zij zou meenen dat aan het verzoek om
doortrekking van het bestrate voetpad zou moeten worden
voldaan, voor zooveel aan dat voetpad, zonder dat de hekken
van voortuintjes zullen moeten worden achteruitgezet, een
breedte van 1| Meter zal kunnen worden gegeven. Want al
is de gemeente zonder twijfel bevoegd de eigenaren tot het
achteruitzetten van die hekken te verplichten, zoo komt het
haar toch voor dat het doortrekken van dat straatje niet zoo
dringend noodzakelijk is, dat daarvoor die eigenaren tot het
doen van vrij groote uitgaven zouden moeten worden ge
dwongen.
Omgekeerd moet een minimum breedte van.l-| M. (het
reeds aangelegde klinkerpad is 2 M. breed) aan het voetpad
als eisch worden gesteld. Ging men het op sommige plaatsen
nog smaller maken dan zou het nut daarvan voor een groot
deel verloren gaan.
Wij kunnen ons met dit advies der commissie zeer wel
vereenigen, en het is dan dok ons voornemen, tenzij Uwe
Vergadering anders mocht beslissen, nog in dit jaar de verdere
doortrekking van het voetpad ter hand te nemen, voor zoover
de op de begrooting beschikbare gelden dit toelaten en voor