DONDERDAG 14 MEI 1908.
113
Zitting van Donderdag 14 Mei 1908.
Voorzitter: de Heer Burgemeester Mr. N. DE RIDDER.
Geopend des namiddags te twee uur.
Te behandelen onderwerpen
1° Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers
in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden,
tot leden of plaatsvervangende leden in de stembureaux
voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeente
raad. (121)
2° Benoeming van eene 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 4e klasse No. 2 (109)
3° Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(119)
4° Benoeming van vier leden van het bestuur van het «Ge-
meentelijk Werkloozenfonds". (122)
5° Benoeming van een Voorzitter van het bestuur van het
«Gemeentelijk Werkloozenfonds".
6° Verzoek van J. A. Brassinga om eervol ontslag als hoofd
der school 4e klasse No. 2. (111)
7° Rekening, dienst 1907, van de Gezondheidscommissie. (113)
8° Verzoek van G. Boekee om vergunning tot het bouwen van
een houten loods op het terrein aan den Zoeterwoudschen
Singel, kad. bekend Sectie M N°. 2102. (117)
9° Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van een gedeelte van het verhoogde
voetpad aan den Haarlemmerweg, kad. bekend Sectie K
nis 1648—1651 ged. (110)
10° Voorstel tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke
directe belasting, dienst 1907. (120)
11° Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer te Leiden en omstreken, inzake de
opheffing van den tol aan den Rijnsburgerweg onder
Oegstgeest. (115)
12° Verzoek van P. J. van Hoeken e.a. om terug te komen
op het besluit om de nieuw te bouwen school der 3e
klasse te plaatsen op het Raamland nabij den Hoogen
Rijndijk. (116)
13° Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van de
Opleiding tot Instrumentmaker om verhooging van de haar
toegekende subsidie. (114)
14° Voorstel tot aanvulling van het Uitbreidings- en Ver
nieuwingsfonds der Electriciteitsfabriek ten behoeve van
de uitbreiding van het kabelnet en tot vaststelling van
den desbetreffenden begrootingsstaat. (108)
15° Voorstel tot wijziging der verordening van 31 januari
1907, betreffende de levering van electriciteit door de
stedelijke fabrieken van gas en electriciteit (Gem.bl no. 2).
(121)
Tegenwoordig zijn 28 leden, als de heeren: Timp, A. Mulder,
Vergouwen, Fockema Andreae, de Boer, Bots, Driessen, van
Tol, Roem, van der Eist, Bosch, Reimeringer, Sijtsma,
Le Poole, P. J. Mulder, Kerstens, Korevaar, Fokker, Zaalberg.
Briët, Zwiers, Stigter, van der Lip, van Gruting, van Hamel,
de Vries, Pera en Meuleman, alsmede de Burgemeester,
Voorzitter.
Afwezig zijn de heeren: Juta en de Goeje, wegens onge
steldheid, en Aalberse, wegens Kamerzitting.
De Voorzitter. Wenscht een van de leden een opmerking
te maken naar aanleiding van de notulen van de vorige ver
gadering?
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zou gaarne een
een vraag willen doen naar aanleiding van de notulen, als
u mij daartoe het woord zou willen verleenen.
De Voorzitter. Het woord is aan den heer Fockema Andreae.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik voer het woord
met eenige aarzeling, omdat ik in de vorige vergadering niet
geweest ben. Als ik er geweest was, zou ik misschien ook
wel medegedaan hebben om het besluit te nemen, dat toen
genomen is. Ik heb nu echter gelegenheid gehad, het verslag
te lezen met de wet in de hand en ik moet zeggen, dat er
bezwaren bij mij gerezen zijn tegen het besluit van den Raad,
om aan Burg. en Weth. de beslissing te laten over het request
omtrent het gebruik van het gymnastieklokaal.
Ik zou Burg. en Weth. nu willen vragen, of zij al een
besluit genomen hebben naar aanleiding van die m. i. ver
boden machtsdelegatie, en zoo ja, wat dat besluit is. ik vraag
dit om de volgende reden: Het besluit van den Raad heeft mij
verwonderd. Ik herhaal, als ik aanwezig was geweest zou ik
misschien, onvoorbereid voor de quaestie geplaatst, er toe mee
gewerkt hebben. Maar nu het zal misschien verschillende
raadsleden ook later wel door het hoofd gegaan zijn, dat art.
138 zegt, dat de Raad besluit omtrent het verhuren of ver
pachten of op andere wijze in gebruik geven van gemeentelijk
eigendom. Ik betwijfel, of de Raad dat mag delegeeren aan
Burg. en Weth.
In het besluit staat, dat men wenscht, dat zoo mogelijk het
verzoek zal worden ingewilligd. Ik dacht dat dat niet moge
lijk was, omdat in art. 3 van de Wet op het Lager Onderwijs
staat: »Aan bijzondere scholen, noch aan bijzondere inrichtingen
tot opleiding van onderwijzers, mogen van wege de ge
meente geldelijke bijdragen of eenige andere ondersteuning,
middellijk of onmiddellijk worden toegekend, dan in gevallen
en onder voorwaarden in deze wet genoemd". Dat is dan het
geven van premiën voor trouw schoolbezoek en dergelijke, en
een bepaling, die onder de overgangsbepalingen voorkomt.
Daarmede hebben wij hier niet te maken. Het gaat hier om
een ondersteuning, middellijk of onmiddellijk, aan een bij
zondere kweekschool.
Is nu misschien de vergissing van den Raad, het zij met
eerbied gezegd, misschien ook onschuldig gebleken? Zouden
Burg. en Weth. daarom ook willen mededeelen, wat zij be
sloten hebben?
De Voorzitter. Wanneer niemand meer een op-of aanmer
king te maken heeft, of een inlichting te vragen heeft, zal
ik op de vraag van den heer Fockema Andreae, die eigenlijk
een toelichting is, antwoorden.
De heer Fockema Andreae heeft gevraagd, of door Burg.
en Weth. alreeds gevolg is gegeven aan de opdracht van den
Raad, om te beschikken op het request van de Vereeniging
tot oprichting en instandhouding van een Kweekschool voor
Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen omtrent de huur
van een gymnastieklokaal. Burg. en Weth. hebben een gun
stige beslissing genomen. De heer Fockema Andreae vraagt,
of niet gehandeld is in strijd met de wet. Naar mijn weten
niet, en ik zal trachten hem naar mijn heste weten op die
vraag te antwoorden, hoewel de eerste vraag mij geheel on
voorbereid overvalt.
In art. 138 Gemeentewet wordt gesproken van het verhuren
van gemeente-eigendommen. Men heeft dat hier nooit zóó be-
begrepen, dat een localiteit in een school een «gemeente-eigen
dom" is in den zin, zooals dat artikel dit bedoelt. Trouwens,
al was dat zoo, in dezen geest, nl. om dergelijke aangelegen
heden aan Burg. en Weth. ter verdere afdoening over te laten,
is meermalen op deze wijze beslist zonder dat er bezwaren
zijn gemaakt.
Waar dus door Burg. en Weth. het voorstel is gedaan om
de zaak ter gunstige beschikking, zoo doenlijk en mogelijk,
in hun handen te stellen, kunnen zij zich beroepen op ante
cedenten. Er was bij deze zaak groote urgentie, daar mij van
wege het bestuur van de vereeniging de inlichting was ver
strekt, dat het van groot belang voor haar was, vóór 1 Mei
eene beslissing te krijgen.
Over het tweede punt heb ik mijne gedachten laten gaan,
omdat dit ook in den boezem van Burg. en Weth. ter sprake
is gekomen. Toen de zaak in den Raad behandeld werd, heb
ik er mijn aandacht niet op bepaald. Later ben ik er op attent
gemaakt en heb ik mijn meening over dit punt kunnen ves
tigen. Naar mijn meening nu is de gunstige beschikking van
Burg. en Weth. niet in strijd met de letter en allerminst met
de bedoeling van art. 3 der Lager Onderwijswet.
Dat artikel zegtzooals de heer Fockema Andreae heeft herin
nerd, dat aan bijzondere scholen, noch aan bijzondere inrichtingen
ter opleiding van onderwijzers van wege de gemeente gelde
lijke bijdragen of eenige andere ondersteuning middellijk of
onmiddellijk mag worden toegekend, dan in gevallen en onder
voorwaarden in deze wet genoemd.
Nu is de meening geuit, dat door het verzoek toe te staan,
waarin gevraagd werd afstand in gebruik van een van de
lokalen van de gemeente voor het gymnastiekonderwijs ten
behoeve van de kweekelingen van de school tegen den prijs,
dien alle vereenigingen betalen, n.l. f 10 per jaar per wekelijksch
lesuur en f 5 voor licht en verwarming, iets onwettigs ge
beurd is.
Enkelen waren van meening, dat daarin een verkapt subsidie
gelegen is, omdat de lokaalhuur minder was, dan de kostende
prijs naar het hun toescheen, zou zijn. De meerderheid van
het College van het Dagelijksch Bestuur was echter van meening,
dat men hier niet in strijd raakte met de letter en allerminst
met de bedoeling van de wet. De bedoeling is bekend uit de
praktijk. Deze is niet, dat door de bepaling het bijzonder
onderwijs of een vereeniging tot bevordering daarvan moet
worden gemaakt van minder conditie dan andere vereenigingen
in de gemeente. Waar derhalve andere vereenigingen voor
de beoefening van de gymnastiek van de gemeente krijgen een
lokaal tegen ƒ10 per wekelijksch lesuur en f 5 voor vuur en
licht, gaat het niet aan, deze vereeniging, omdat zij eene ver-