DONDERDAG 23 APRIL 1908.
103
maken. De raadsleden zijn meestal mannen, die toch al een
drukken werkkring hebben, terwijl buiten den Raad mis
schien iemand kan gevonden worden van bijzondere bekwaam
heid, die meer tijd heeft dan een der raadsleden. Mocht een
raadslid in de termen vallen en bijzonder geschikt daarvoor
zijn, dan kan de Raad hem toch benoemen. Het doel, dat ik
mij voorstel, zou bereikt worden door schrapping van de
woorden: »uit zijn midden.''
Opneming van de woorden »op voordracht van Burg. en
Weth." is door mij wenschelijk geacht, omdat de benoembaren
door Burg. en Weth. beter gepolst kunnen worden dan door
den Raad.
De heer Vergouwen. M. d. V. Volgens het voorstel van
Burg. en Weth. zullen de leden van het fondsbestuur benoemd
worden door den Raad uit een voordracht van Burg. en Weth.,
die daartoe eene aanbeveling ontvangen van het fondsbestuur
en zullen Burg. en Weth. derhalve dienen als tusschenper-
soon tusschen fondsbestuur en Raad. Wanneer er eenmaal
een voordracht is, moeten wij ons daaraan houden en mogen
wij er niet buiten gaan. Al weten wij ook iemand, die voor
de functie bijzonder geschikt is, de Raad is altijd gebonden
aan een voordracht, kan daar nooit buiten, en waar nu weder
voorgesteld wordt, dat Burg. en Weth. aan den Raad een
voordracht zullen doen, stuit mij dit, en niet alleen mij, want
mijn voorstel wordt gesteund door twee andere leden, die mijn
voorstel wel niet onderteekend hebben, maar die ik nu zal
noemen, n.l. de heeren Bosch en van Tol. Het stuit ons, dat
wij in deze weder geen vrije keuze zullen hebben, terwijl
wanneer ons eene aanbeveling gegeven wordt, de keuze vrij
is. Hoe gaat het in de practijk met eene aanbeveling? Het
is een zeldzaamheid, wanneer de Raad er buiten gaat; in de
practijk komt het dus op hetzelfde neer als met een voor
dracht, doch met dit onderscheid, dat wanneer de Raad voor
eene betrekking een bijzonder geschikt persoon weet, hij
altijd de vrijheid heeft om buiten de aanbeveling te gaan.
Mijn voorstel bedoelt dus alleen de vrijheid voor den Raad
te behouden, en hem niet te binden aan een bepaalde voor
dracht.
De Voorzitter. Het zij mij veroorloofd kortelijk de meening
van Burg. en Weth. over deze amendementen mede te dee-
len. Burg. en Weth. zijn voor geen van beide amendementen.
Wat het eerste amendement betreft, dat de Voorzitter niet
door den Raad uit zijn midden zal worden benoemd, dit is
in de eerste plaats niet in overeenstemming met hetgeen in
gelijksoortige materie reeds door den Raad is aangenomen. Zoo
wordt de V oorzitter van de Arbeidsbeurs ook door den Raad
uit zijn midden benoemd. En nu behoort er naar onze mee
ning een nauw verband te bestaan tusschen het Gemeente
bestuur en het gemeentelijk Werkloozenfonds, terwijl voor
dit verband niets bevorderlijker is, dan dat de Voorzitter uit
den Raad wordt benoemd. Nu zegt de heer Briët wel, dat dit
toch kan geschieden, doch dat men door de keuze niet te
bepalen tot de leden van den Raad, eenvoudig de keus wat
ruimer maakt. Doch wanneer het niet in de verordening
wordt voorgeschreven, dat de Voorzitter uit de leden van den
Raad moet worden benoemd, dan zal dit ook wel niet ge
schieden. En nu komt het mij voor, dat in een Raad van 31
leden voor eene dergelijke functie toch wel de geschikte per
sonen aanwezig zijn, om daaruit een behoorlijke keus te doen.
Burg. en Weth. kunnen dus niet met dit amendement mede
gaan. Wat het tweede amendement betreft, hebben wij ons
afgevraagd wat eigenlijk de bedoeling van het amendement
is, want zooals het is ingediend en toegelicht, spreekt er uit
dat amendement niet eene buitengewone mate van vertrou
wen in Burg. en Weth. Men spreekt van vrijheid van den
Raad alsof deze door Burg. en Weth. hier op eene onbehoor
lijke wijze aan banden wordt gelegd. Burg. en Weth., het is
reeds gezegd, kunnen veel beter onderzoeken, welke personen
het meest geschikt zijn om in aanmerking te komen. Zij kun
nen vooraf allerlei bijzonderheden informeeren en den Raad
daarmede ten dienste staan; de Raad in zijn geheel kan die
informaties niet zoo goed inwinnen. Men moet bedenken, dat
wij hier hebben te doen met een gemeentelijk fonds, dat de
beschikking krijgt over een deel der gemeentelijke financiën.
Burg. en Weth. kunnen dus waken tegen eene eenzijdige
samenstelling van het Bestuur, en veel vollediger informaties
omtrent de leden van dat Bestuur inwinnen, dan dit kan
geschieden door eene groote vergadering. Wij moeten het
streven naar een te groote zelfstandigheid van het Bestuur
van het fonds niet in de hand werken. Dat is ook de gedrags
lijn geweest in andere gemeenten, waar eene dergelijke
verordening tot stand is gekomen. Daar is het volkomen juist
ingezien, dat men de koorden der gemeentebeurs niet uit
handen moet geven. De verordening van Amsterdam kent
zelfs geen aanbeveling; daar zijn Burg. en Weth. geheel vrij
in de keuze der personen, die zij meenen dat het meest
geschikt zijn. Hier zou men nu zóó ver gaan, dat men Burg.
en Weth. geheel op zijde zou zetten. Ik geloof niet, dat dit
de goede weg zou zijn. Wij hebben hier een gemeentelijk
fonds, waarin de Gemeenteraad, als wiens vertegenwoordiger
het Dagelijksch Bestuur optreedt, vooral medezeggenschap
moet houden, zoodat goed wordt toegezien, dat de gelden der
gemeente goed worden besteed.
Ik acht het den besten waarborg, wanneer men de namen
door den koker van Burg. en Weth. in den Raad laat komen,
omdat dan de informaties het best kunnen genomen worden
en men de meeste zekerheid heeft, dat die personen benoemd
worden, die daar het best op hunne plaats zijn.
De heer van bér Lip. M. d. V. Ik ben het geheel met u
eens en daarom zal ik stemmen tegen de beide amendementen.
Ik wensch nog op een paar punten de aandacht te vestigen.
Bij aanneming van het amendement van den heer Bosch c.s.
zou de mogelijkheid bestaan, dat in het fondsbestuur geen
enkel raadslid zitting heeft, want de in alinea 3 bedoelde leden
behoeven geen lid van den Raad te zijn. En waar wij hier te
doen hebben met een gemeentelijk Werkloozenfonds, acht
ik het wel noodig dat althans één raadslid in het bestuur
zitting heeft.
Ik ben ook tegen het amendement-Vergouwen, maar ik zou
hem toch in overweging willen geven zijn amendement aan
te vullen met eene overgangsbepaling. Voor de eerste maal
zou de aanbeveling toch moeten komen van Burg. en Weth.,
anders zouden wij bij de eerste benoeming in het geheel geen
aanbeveling hebben. Dan wordt het een stemmen in het
wilde.
De Voorzitter. In het laatstgenoemd bezwaar hebben wij
reeds voorzien bij art. 13, welk artikel bij aanneming van het
amendement-Vergouwen eene wijziging zal moeten ondergaan.
Bij dat artikel is reeds eene overgangsbepaling opgenomen
voor de eerste benoeming.
De heer Bosch. M. d. V. Ik moet even opkomen tegen eene
geuite beschuldiging, alsof het ons te doen zou zijn de macht
van Burg. en Weth. te beperken. Ik heb het amendement-
Vergouwen ondersteund en trek mij dus die beschuldiging
ook aan. Ik zou dit amendement, dat ik oorspronkelijk ook
had willen onderteekenen, maar waarin omstandigheden mij
verhinderden, niet hebben gesteund, indien ik ook niet de
verandering, in de eerste alinea voorgesteld, had onder
teekend. Wat in het amendement-Vergouwen aan Burg. en
Weth. wordt ontnomen, wordt hun in ons amendement op
de 1e alinea weder teruggegeven met meerder kracht. Wij
willen wel degelijk Burg. en Weth. invloed geven op de
samenstelling van het Fondsbestuur. Wat mij vooral bewogen
heeft het amendement-Vergouwen te steunen is, dat, al zou
ik nog niet op dit oogenblik met zulk een denkbeeld willen
komen, ik later, wanneer de mogelijkheid daartoe bleek, wel
aan de aangesloten vereenigingen zeggenschap zou willen geven
in de samenstelling van het Fondsbestuur. Nu gevoel ik, dat
die wel mogelijk zal zijn, wanneer in de verordening wordt
vastgesteld de benoeming geheel aan den Raad te laten, maar
dat. dit veel moeilijker zal gaan, als eenmaal bij verordening
aan Burg. en Weth. is overgelaten een voordracht in te dienen.
Om de mogelijkheid van zeggenschap voor de aangesloten
vereenigingen nu open te laten, heb ik het amendement-
Vergouwen mede gesteund en ben ik ook van plan er voor
te stemmen.
Ik wenschte dit alleen in het midden te brengen om de
verkeerde gedachte door u geuit, uit dit debat weg te nemen.
De Voorzitter. Wat door den heer Bosch is gezegd, wordt
zeker door Burg. en Weth. gewaardeerd. Trouwens zij hadden van
hem wel niet verwacht, dat het hem te doen zou zijn om de
macht van Burg. en Weth. te knotten. Burg. en Weth. wenschen
achter niet voor eigen macht op te komenzij wenschen alleen op
te komen voor een richtig beheer van het Werkloozenfonds.
En zij meenen dat daarvoor de beste waarborgen kunnen worden
gegeven, dat van gemeentewege het best kan worden gewaakt
tegen een minder doeltreffende besteding van de gelden der
gemeente, wanneer het Bestuur wordt samengesteld op de
wijze als in de verordening wordt voorgesteld. De heer van
der Lip heeft reeds terecht opgemerkt, dat het bij de redactie
van den heer Vergouwen mogelijk zou zijn, dat in het Bestuur
van het fonds geen enkel lid van den Raad zat. Laten wij
toch oppassen, dat wij hier geen fonds scheppen, waarover wij
absoluut geen zeggenschap hebben, waarop wij niet dien invloed
kunnen uitoefenen, die in het belang der gemeentefinanciën
zoozeer geraden is. Daarom kan ik niet ernstig genoeg aanbe
velen, met het amendement niet mede te gaan, doch de be
noeming te doen geschieden zooals door Burg. en Weth. wordt
voorgesteld. Het geldt hier werkelijk een zaak van groot belang
en er is geen enkele gemeente in het land, waar het Werk
loozenfonds zoo vrij wordt gelaten als hier wordt voorgesteld.
In Amsterdam, ik herhaal dit, wordt zelfs geen aanbeveling van
het Bestuur van het fonds gevraagd, maar gaat de benoeming
rechtstreeks uit van Burg. en Weth.