70
N°. 112. Leiden, 30 April 1908.
Het heeft de aandacht getrokken van Commissarissen der
Stedelijke fabrieken van Gas en Electriciteit, dat de aanvragen
voor aansluiting aan de electrische centrale, inzonderheid ten
behoeve van particuliere woonhuizen, minder talrijk inkomen,
dan men aanvankelijk verwacht had.
Dit is te meer te betreuren, omdat juist woonhuizen voor
de centrale zeer gewilde afnemers zijn. Immers, terwijl in
winkels het stroomverbruik dikwijls sterk afwisselt en de
brandduur in het algemeen korter is, is men bij woonhuizen
van een gelijkmatig verbruik en betrekkelijk langen brand
duur verzekerd. Kon men dus de aansluiting van woonhuizen
op de een of andere wijze bevorderen, dan zou dit zeer zeker
in het belang van de electrische centrale zijn.
Commissarissen lichten dit nader toe door overlegging
van een grafische voorstelling, waarop het verloop van de
stroomafgifte op een bepaalden dag is aangeteekend, en
waarop tevens door hen is aangegeven, welk meerder stroom
verbruik zou mogen worden verwachtindien de aansluiting
van een aantal woonhuizen kon worden verkregen. Met name
des avonds na het sluitingsuur der winkels om 9 a 10 uur
tot 11 uur a half twaalf, dus op een tijd, waarop nagenoeg
geen ander stroomverbruik plaats vindt, zou zoo een belangrijke
vermeerdering van den stroomafzet kunnen worden verkregen.
De redenen nu, waarom de aansluiting van woonhuizen
minder snel in haar werk gaat, dan men reden had te ver
wachten, zijn vermoedelijk tweeërlei. Niet de kosten van het
stroomverbruik weerhoudt de meesten, want de ervaring heeft
reeds geleerd, dat het electrische licht veel minder duur is
dan men aanvankelijk meende. Maar aan den eenen kant zijn
het de aanlegkosten, die voor velen een bezwaar zijn om tot
aansluiting over te gaan, en aan den anderen kant mag men
aannemendat huurders veelal weinig lust hebben om uitgaven
te doen, die ten slotte den eigenaar van het perceel zullen
ten goede komen.
Kon men dus een middel vinden om deze bezwaren voor
de bewoners weg te nemen, dan zou het electriciteitsverbruik
daardoor hoogstwaarschijnlijk krachtig worden bevorderd.
Commissarissen stellen daarom voor aan de eigenaars en
huurders van particuliere woonhuizen een zekere tegemoet
koming toe te kennen in de kosten van den electrischen aanleg.
En wel op tweeërlei wijze. In de eerste plaats willen zij de
kosten over een zeker aantal jaren verdeelen en in de tweede
plaats willen zij die niet ten volle in rekening brengen.
Maar daar staat dan ook tegenover dat de aldus van ge
meentewege aangebrachte, leiding het eigendom blijft van de
gemeente. Dit heeft het voordeel dat wanneer de huurder
het perceel verlaat of dit in andere handen overgaat, toch
de leiding in het huis blijft en dus dadelijk weer door den
nieuwen bewoner kan worden gebruikt.
Commissarissen willen nu, wanneer de aanleg van gemeente
wege plaats heeft, aan de aanvragers in rekening brengen
een jaarlijksche huur van ƒ0.60 per aansluitingspunt van 1
tot 3 gloeilampen a 50 Watt of het aequivalent daarvan, met
dien verstande dat de minimum-jaarhuur zal bedragen 6.—.
Bij die minimum-huur is dus gerekend op 10 aansluitings-
punten, zoodat aanstonds een flinke binnenleiding kan wor
den aangebracht. Na 10 jaar vervalt de huur en deze wordt
niet meer betaald, onverschillig wie verder van de leiding
gebruik mocht maken.
Wordt dus de binnenleiding voor rekening van de gemeente
gelegd, de aanschaffing en het opstellen der verlichtingstoe
stellen, gloeilampen en verdere voorwerpen, die door den
stroom gevoed of gedreven worden, zal natuurlijk door den
aanvrager moeten worden bekostigd. Eveneens verbindt deze
zich tot een behoorlijk onderhoud van de binnenleiding.
Met de hier voorgestelde regeling kan ons college zich wel ver
eenigen. Mocht zij het resultaat opleveren, dat commissarissen er
van verwachten, dan zal zij de rentabiliteit van de electrische
centrale verhoogen, zonder dat eenigszins belangrijke kapi
taalsuitgaven daartegenover staan. Immers juist omdat ver
meerdering van het electriciteits-verbruik beoogd wordt op
een tijd van den dag, waarop overigens weinig stroom ge
leverd wordt, zal uitbreiding van toestellen niet noodig zijn.
Slechts in één opzicht meenen wij dat het voorgestelde
nog aanvulling zou behoeven. Boven zagen wij dat de
binnenleiding eigendom blijft van de gemeente. Nu schijnt
het ons echter wenschelijk dat te allen tijde, dus ook tijdens
de huurjaren, den contractant en later den eigenaar of huur
der de gelegenheid geopend worde om zich den eigendom
dier leiding te verzekeren. Dit zou dan kunnen geschieden,
door den eigenaar of huurder den kostenden prijs in rekening
te brengen, natuurlijk met inachtneming van de reeds be
taalde huursom. De berekening van het verschuldigd bedrag
zou, meenen wij, voor ieder geval aan de Directie zelve kun
nen worden overgelaten, mits slechts het voorbehoud in de
verordening worde opgenomen.
Nog een ander punt wordt door commissarissen in hun
schrijven ter sprake gebracht. Zij zouden, evenals dit ten
aanzien van het gas geschied is, een bepaalde regeling be
treffende de levering van electrischen stroom buiten de ge
meente wenschen getroffen te zien. Zij zouden echter de
voor de levering van gas buiten de gemeente getroffen regeling
hier gaarne in dien zin zien uitgebreiddat het der Directie
vrij zal staan daar, waar eenmaal kabels van voldoende
capaciteit zijn gelegd, zonder nadere machtiging verdere
aansluitingen te maken. Alleen dan dus zal de toestemming,
hetzij van commissarissen voor aanviagen binnen 1000 meter
van de grens der gemeente, hetzij van Uwe Vergadering
voor aanvragen op grooteren afstand daarvan, noodig zijn,
wanneer om aan die aanvragen te kunnen voldoen, het
kabelnet zou moeten worden uitgebreid of verzwaard.
Onzerzijds bestaat ook tegen deze regeling geen bezwaar.
Wij geven u mitsdien in overweging tot de vaststelling
van de navolgende verordening over te gaan:
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
31 Januari 1907, betreffende de levering van elec
triciteit door de stedelijke fabrieken van gas en
electriciteit (Gem. BI. n°. 2).
Artikel 1.
Tusschen de artikelen 2 en 3 der bovengenoemde verorde
ning wordt ingevoegd een nieuw artikel Sa, luidende als volgt
«Wanneer ter voldoening aan aanvragen voor levering van
electriciteit buiten de gemeente het kabelnet zal moeten
worden uitgebreid of verzwaard, berust de beslissing:
voor aanvragen op een afstand van minder dan 1000 meter
van de grens der gemeente bij Commissarissen,
voor aanvragen op verderen afstand bij den Gemeenteraad."
Art. 2.
In art. 4, le lid worden tusschen de woorden «geschiedt"
en «vanwege" ingelascht de woorden «behoudens het hier
onder bepaalde ten aanzien van woonhuizen".
Het artikel wordt voorts aangevuld met het navolgende:
«In woonhuizen kan, op aanvrage van den eigenaar of van
den huurder, in het laatste geval met toestemming van den
eigenaar, door en voor rekening der gemeente eene binnen
leiding worden aangelegd, tegen een jaarlijksche huur van
ƒ0,60 per aansluitingspunt van 1 tot 3 gloeilampen a 50
Watt of het aequivalent daarvan. De voor den aanleg te
betalen jaarlijksche huur zal echter nimmer minder van 6,
bedragen. De huur voor den aanleg vervalt als zij gedurende
10 jaar, onverschillig door wien, is voldaan.
De hierbedoelde binnenleiding strekt zich uit tot de
vaste leidingen met toebehoorenzij blijft het eigendom der
Gemeente.
De aanschaffing en opstelling van verlichtingstoestellen,
gloeilampen en verdere voorwerpendie door den stroom
gevoed of gedreven worden, geschiedt door en voor rekening
van den aanvrager; deze voorwerpen blijven zijn eigendom.
De gebruiker verplicht zich voorts zorg te dragen voor
het onderhoud der geheele binnenleiding.
Uitbreiding van een van gemeentewege gelegde leiding kan
alleen geschieden voor rekening van den eigenaar of van
den huurder.
De eigenaar of huurder kan zich te allen tijde den eigen
dom der binnenleiding verzekeren tegen betaling van een
door de Directie vastgestelde som, bij welks bepaling zoowel
met de kosten van aanleg als met de reeds betaalde huur
wordt rekening gehouden."
Art. 3.
In art. 6, le lid worden tusschen de woorden «wordt"
en «naar keuze" ingelascht de woorden «behoudens het hierna
bepaalde ten aanzien van voor rekening van de gemeente
aangelegde binnenleidingen".
Voorts wordt vóór het op twee na laatste lid van het
artikel een nieuw lid toegevoegd, luidende:
«De stroomlevering aan perceelen, waarin door en voor
rekening van de gemeente een binnenleiding is aangelegd,
geschiedt uitsluitend volgens tarief A."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 113. Leiden, 2 Mei 1908.
Tegen de in hare handen gestelde rekening en verantwoor
ding van de Gezondheids-commissie over het dienstjaar 1907
heeft de Commissie van Financiën geene bedenkingen.
Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die rekening
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.