DONDERDAG 23 APRIL 1908. 141 En uit het oogpunt van openbare orde en uit dat van con trole ontraad ik dus het amendement. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Bosch c.s. komt in stemming en wordt met 18 tegen 5 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: de Vries, Roem, Le Poole, Juta, van Gruting, van Hamel, Meuleman, Sijtsma, van Tol, Aalberse, Bots, Zwiers, van der'Eist, Zaalberg, Fokker, de Boer, Eore- vaar en Eerstens. Vóór stemmen de heeren: Bosch, A. Mulder, Reimeringer, Briët en Vergouwen. De Voorzitter. Alsnu komt in stemming het amendement van den heer Fokker. De heer Fokker. M. d. V. Ik trek mijn amendement in. De heer Zwiers. M. d. V. Dan neem ik het amendement van den heer Fokker weder over. Het amendement, alsnu in stemming gebracht, wordt met 12 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren De Vries, Le Poole, Juta, van Gruting, van Hamel, Meuleman, A. Mulder, Sijtsma, Bots, de Boer, Korevaar en Eerstens. Vóór stemmen de heeren: Roem, Bosch, Reimeringer, Briët, van Tol, Aalberse, Zwiers, van der Eist, Vergouwen, Zaalberg en Fokker. De artt. 8 en 9 worden hierop zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 10, luidende: »Alle geschillen over de toepassing dezer verordening en van het Huishoudelijk Reglement worden door het bestuur beslist." De Voorzitter. Hierop is voorgesteld een amendement door den heer Fokker, strekkende om art. 10 te lezen: »Alle geschillen over de toepassing dezer verordening en van het Huishoudelijk Reglement tusschen het bestuur en een verzekerde of eene toegelaten vereeniging rijzende, worden door het Bestuur, die tusschen het Bestuur en Burgemeester en Wethouders of den Raad rijzende, worden door den Raad beslist in hoogste ressort." De heer Fokker. M. d. V. Ik zal trachten de argumenten, die ik voor mijn amendement heb, zoo kort mogelijk uiteen te zetten, maar ik vond het nogal een moeielijke quaestie. Wij nemen hier aan, dat er is een fonds, een afzonderlijke stichting met eigen rechtspersoonlijkheid en hebben dit denkbeeld zoover mogelijk doorgetrokken. Het heeft een afzonderlijk vermogen, een bestuur, een doel, een zetel; er is dus een afzonderlijk lichaam gevormd buiten de gemeente om. Nu gaan wij echter hier in den stichtingsbrief van die stichting neerschrijven de bepaling, dat alle geschillen betref fende de toepassing dezer verordeningen van het Huishoudelijk Reglement door het Bestuur worden beslist. Wij krijgen dus dezen toestand, dat wij hebben een nieuw lichaam en dat wij nu al dadelijk de beslissing over alle geschillen, die tusschen het lichaam en den Gemeenteraad of Burg. en Weth. mochten rijzen, uit onze handen geven, en niet alleen uit onze eigen handen, maar ook uit die van den rechter, want volgens art. 10 zal de gemeente zich aan handen en voeten gebonden moeten overgeven aan de beslissing van het Fondsbestuur. Wanneer wij nu krijgen een geschil tusschen dat Fondsbestuur en een verzekerde of een toegelaten vereeniging, dat kan dit Fondsbestuur eigenmachtig een geheel onbillijke beslissing nemen; het is in dit opzicht almachtig. Dit lijkt mij niet juist toe. Vandaar dan ook, dat ik gemeend heb te moeten voorstellen, dat geschillen over de toepassing dezer verorde ning, voor zoover deze geschillen rijzen tusschen den Raad of Burg. en Weth. en het Fondsbestuur, niet beslist worden door dat Bestuur, maar door den Raad, het hoogste orgaan in de gemeente. De Voorzitter. Er is tegen het amendement wel het een en ander in te brengen. In art. 20 van het reglement, vast gesteld in Amsterdam, vinden wij dezelfde bepaling: «alle geschillen waartoe de toepassing van dit reglement kan aan leiding geven, zullen door het bestuur van het fonds beslist worden." Wij hebben hier niet de eerste de beste bepaling opge nomen, maar wij hebben ze overgenomen uit het reglement van de hoofdstad des Rijks. Maar dit daargelatengelooveu wij, dat de bepaling, zooals de heer Fokker die voorstelt, minder noodig is. Immers als het fonds komt te staan onder een gemeentelijk bestuur, gekozen met inmenging van den Raad, dan zal er zulk een band bestaan tusschen den Raad en het Fondsbestuur, dat geen beslissingen zijn te vreezen in strijd met het ge meentebelang. Bovendien is er nog eene inelegantie in het voorstel van den heer Fokker, nl. deze, dat wanneer geschillen rijzen tusschen Burg. en Weth. en den Raad, de Raad in hoogste instantie beslist, d. w. z. partij in eigen zaak zal zijn. Daar tegen geldt hetzelfde argumentdat zou kunnen worden aangevoerd tegen art. 10, waar het bestuur ook partij in eigen zaak is. Wij vreezen niet, dat de toepassing dezer verordening, als geschillen rijzenniet bij het bestuur in goede handen is, te meer, waar dit bestuur met volledige inmenging van den Raad wordt gekozen. Daarom vinden wij geen reden het amendement te steunen. De heer Fokker. M. d. V. Ik had gehoopt, dat ik misschien eenige juridische argumenten tegen mijn amendement zou gehoord hebben, maar die heb ik niet vernomen. De Voorzitter is het dus met mij eens, dat alle geschillen, die over de toepassing van het reglement mogen rijzen, zullen beslist worden door het Bestuur, ook de geschillen tusschen den Raad of Burg. en Weth. en het Bestuur. Dit lijkt mij eene verkeerde beslissing. Wat in Amsterdam gebeurt, kan mij niet schelen. Al moge het waar zijn, dat de innige band tusschen het Fondsbestuur en de gemeente zal voorkomen, dat slechte beslissingen worden genomen, dan vind ik daarin nog geen voldoende reden om ons met handen en voeten gebonden over te geven aan het Fondsbestuur. Bij de Duinwaterleiding heeft men ook eene gemeentelijke Commissaris uit den Raad gehad en bestond er dus ook een innige band tusschen de gemeente en die Commissarissen, maar ieder herinnert zich de bisbilles zelfs tusschen een Commissaris der gemeente en Burg. en Weth. Daarin ligt dus geen argument tegen het amendement. Wat de inelegantie in mijn voorstel betreft, waar ik de beslissing geef aan den Raad, ja, ik zou die beslissing nog liever geven aan den rechter, maar zooals de zaak nu ligt, meen ik dat bij een geschil tusschen de gemeente en het Fondsbestuur de beslissing moet zijn aan den Raad en niet aan dat Bestuur. M. i. is mijn aipendement uit dat oogpunt veel minder onaannemelijk dan het door Burg. en Weth. voorgestelde artikel. De Voorzitter. Ik wil nog opmerken, dat mij niet duidelijk is, welk geschil over de toepassing van het reglerhent kan rijzen tusschen het Fondsbestuur, den Raad en Burg. en Weth. Ik kan alleen denken aan geschillen tusschen het Bestuur en de verzekerden over de toepassing. Andere geschillen kunnen rijzen over de uitvoering en die staan aan den Raad. Daarom zie ik ook de noodzakelijkheid van het amendement niet in. Het amendement van den heer fokker wordt in stemming gebracht en met 13 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: de Vries, Roem, Bosch, Le Poole, A. Mulder, Sijtsma, Briët, van Tol, Aalberse, Bots, Vergou wen, Eorevaar en Eerstens. Voor stemmen de heeren: Juta, van Gruting, van Hamel, Meuleman, Reimeringer, Zwiers, van der Eist, Zaalberg, Fok ker en de Boer. Art. 10 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 11 wordt zonder beiaadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 12, luidende: «Opheffing van het fonds kan slechts bij besluit van den Gemeenteraad geschieden. Wanneer tot opheffing besloten wordt, zijn de bestuurders verplicht de schulden van het fonds voor zooveel mogelijk uit de baten te voldoen en wordt een eventueel voordeelig saldo aan de gemeente Leiden uitgekeerd." De Voorzitter. Hierop is ingediend een amendement van den heer Fokker, strekkende om aan dit artikel eene nieuwe (eerste) alinea toe te voegen, luidende: »De bevoegdheid, in dit reglement veranderingen aan te brengen, blijft aan den Raad voorbehouden." De heer Fokker. M. d. V. Het komt mij voor, dat wan neer wij ons het begrip van stichting goed voor oogen stel en, het toch twijfelachtig is, of wanneer eenmaal de stich tingsbrief is opgemaakt, later de bevoegdheid bestaat om daarin wijziging te brengen. Ten einde te voorkomen, dat daaromtrent later chicanes worden gemaakt, heb ik gemeend een nieuwe alinea te moeten voorstellen, waarbij de bevoegd heid van den Raad om later verandering in het reglement te brengen, wordt vastgelegd. Het is misschien overbodig, maar dit overbodige zal wel niet schaden, en is in allen ge valle een veiligheidsklep.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 11