110 DONDERDAG 23 APRIL 1908. al dan niet leden boven de 50 jaar moeten toelaten. Ik zou de bepaling van den leeftijd willen overlaten aan de vakver- eenigingen zelf. Die kunnen het best de grens bepalen. Ik heb hier een paar reglementen voor mijin het eene wordt de grens van den leeftijd gesteld op 50, in het andere op 55 jaar. Zooals ik zeide, ik zou dit willen overlaten aan de vak- vereenigingen, die dan toch het risico dragen De Voorzitter. De heer van Tol verliest uit het oog, dat het hier geldt een maatregel die ook van invloed is op de gemeente-financiën. Wanneer eene vakvereeniging met slechte risico 's kan komen, dan zou de gemeente die moeten accep teeren en steeds een bijslag moeten geven. Wij moeten de koorden van de beurs in handen houden. Dit ligt in het stel sel opgesloten. De heer Fokker. Bij de verzekering hebben wij met twee groote factoren rekening te houdenmet de hoegrootheid van de uitkeering en met de te betalen premie. Ik heb er niets tegen, wanneer men zegt, dat oudere personen een groo- tere risico opleveren, maar laat hen dan ook een grootere premie betalen. Dat is het correctief tegen het bezwaar, dat oudere personen een grooter risico opleveren. Men kan hier met Mr. Aalberse die oudere personen verdeelen in losse en vaste werklieden. Nu sluit ik mij aan bij den heer Aalberse, waar deze heeft opgemerkt, dat vele oude personen in vasten dienst, niet zoo spoedig uit eene betrekking worden gezeten dus niet zoo spoedig ten laste van het fonds komen als wel wordt gedacht door hen, die alleen letten op het feit, dat de menschen oud zijn. Wanneer wij het door deze verordening mogelijk maken, dat de vakvereenigingen doodeenvoudig menschen boven de 50 jaar uitsluiten van de verzekering, dan acht ik dit zeer verkeerd. En daarom zou ik gaarne de bepaling in art. 5 opgenomen zien, dat de vereenigingen wor den verplicht de leden tot hun 60ste jaar, des verlangd tegen betaling van eene hoogere contributie, toe te laten. De Voorzitter. De heer Fokker komt telkens terug op art. 5. Ik heb echter al herhaaldelijk gezegd, dat het verenigings bestuur vrijheid heeft om ook personen boven de 50 jaar toe te latendat Bestuur moet zelf weten, of iemand al dan niet boven dien leeftijd moet worden aangenomen, en wanneer het fonds iemand dan toelaat, dan bestaat de gelegenheid voor het gemeentefonds om een bijslag te geven. Dat hebben wij in onze wijziging belichaamd. Nu zegt de heer Fokker wel, dat menschen van hoogeren leeftijd een hoogere premie kunnen betalen, maar ik meen, dat zulke menschen juist minder goed eene hooge premie kunnen betalen dan menschen, die nog valide zijn en meer verdienen. Het correctief, door den heer Fokker aangegeven, beteekent dus niets. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Aalberse wordt in stemming gebracht en rriet 14 tegen 9 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heerenRoem, Bosch, van Gruting, Meule- man, A. Mulder, Sijtsma, Briët, van Tol, Aalberse, Zwiers, Vergouwen, Zaalberg, Fokker en de Boer. Tegen stemmen de heeren: de Vries, Le Poole, Juta, van Hamel, Reimeringer, Bots, van der Eist, Korevaar en Kerstens. De Voorzitter. Nu het amendement aangenomen is, moet ook nog eene andere wijziging in het artikel worden aangebracht. Art. 5, 1° zegt alleen, dat van de leden tusschen 20 en 50 jaar contributie geheven moet worden, maar om nu te voor komen, dat menschen boven de 50 jaar trekken zonder betaald te hebben, zouden wij kunnen lezen achter deze zinsnede: »met dien verstande, dat aan personen tusschen de 50 en 60 jaar alleen dan de bijslag kan worden verleend, wanneer door de vereeniging ook te hunnen opzichte voldaan is aan den eisch, bij art. 5, sub 1 gesteld." De heer van Tol. M. d. V. Is het wel noodig hier deze bepaling nog op te nemen? Volgens art. 5, sub. 1 moet eene vereeniging, ten behoeve van hare uitkeeringen bij werk loosheid, van al hare leden tusschen de 20 en 50 jaar eene afzonderlijke contributie heffen, en volgens art. 7 zijn de vereenigingen vrij om zich al of niet te bepalen tot den leeftijd van 60 jaar. De Voorzitter. Het geldt hier de quaestie van bijslag, en daarover moet door het gemeentefonds geoordeeld worden. De bijslag wordt dus niet gegeven aan personen boven de 50 jaar, wanneer niet blijkt, dat zij hebben voldaan aan de eischen gesteld in art. 5. De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigde art. 7 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Alsnu komt in behandeling het amendement van den heer Bosch c. s. om in te voegen een nieuw artikel 7a, luidende: »De verzekerde is verplicht gedurende de werkloosheid zich op de door het Fondsbestuur vast te stellen tijden aan te melden aan de Gemeentelijke Arbeidsbeurs." De heer Bosch. M. d. V. Het kwam ons voor, dat er voor de gemeente een zekere controle in zou gelegen zijn, wanneer de werkloozen zich aanmelden op bepaalde door het Fonds bestuur vast te stellen tijden. Wij hebben die tijden niet willen noemen, want dat is eene quaestie van nader orde. Alle dagen, hoor ik den heer Sijtsma zeggen; ik zou wel wenschen, dat de heer Sijtsma in het publiek zeide, dat dit de bedoeling was; ik voor mij acht dit volstrekt niet alle dagen noodig. Wel acht ik het aanmelden noodig ook voor het doel dat de gemeente met de oprichting van de Arbeidsbeurs heeft gehad, en ook in het belang van eene goede statistiek op de werkloosheid. De Voorzitter. Verder is er nog door den heer Fokker voorgesteld een nieuw art. la in te voegen van den volgenden inhoud »De verzekerde is, op straffe van verbeurte der uitkeering, verplicht zich als werkzoekende bij de Gemeentelijke Arbeids beurs te doen inschrijven". De heer Fokker. Het amendement, dat ik heb ingediend, beoogt in hoofdzaak hetzelfde als het amendement van de heeren Bosch c. s., doch met dit verschil, dat laatstgenoemd amendement wil, dat de werkloozen zich op bepaalde tijden zullen aanmelden bij de Arbeidsbeurs. Nu weet ik niet, of de bedoeling is dat dit zal geschieden alle dagen, of b.v. tweemaal in de week. Er kan echter iets vernederends in liggen in dat telkens naar de Arbeidsbeurs loopen als naar de bedeeling. Indien de verzekeringsplichtige zich echter doet inschrijven en zich verder gedraagt naar de regelen door de Arbeidsbeurs gesteld, dan komt mij dit voldoende voor. Waar er verband zal worden gelegd tusschen de werkloosheid-verzekering en de Arbeidsbeurs, daar zal het dan ook kunnen blijken, wanneer een werklooze, die is ingeschreven, werk heeft gevonden. Neemt hij dit werk niet aan, dan zal de Directeur van de Arbeids beurs hiervan kennis geven aan het Fondsbestuur en op die wijze kan worden gewaakt tegen fraude. Vandaar dat ik niet verlang, dat de menschen zich op bepaalde tijden moeten aan melden, maar dat zij zich eenvoudig zullen doen inschrijven, zooals nu reeds geschiedt bij hen die werk zoeken. De Voozitter. Burg. en Weth. kunnen geen van 'beide amendementen aanbevelen. Wij hebben over de opgaven aan de Arbeidsbeurs reeds vroeger van gedachten gewisseld en tegen de aanmelding bij de Arbeidsbeurs is het argument aangevoerd, dat het geen zekerheid geeft, dat de werklooze geen verdienste heeft. Niettegenstaande zijne aanmelding kan de man toch bijverdienste hebben. Bovendien zal het zich gedurig aanmelden bij de Arbeidsbeurs hem bemoeilijken bij het zoeken van werk en is die aanmelding ook zeer onaange naam. Vandaar dat het Bureau voor Sociale Adviezen ook adviseert dien eisch niet voor te schrijven. Ook de inschrijving als werklooze bij de gemeentelijke Ar beidsbeurs is een maatregel van controle en nu herinner ik aan hetgeen de heer Stilting in zijn bekend werk schrijft, dat trots de controle van de Arbeidsbeurs het mogelijk blijft, dat de werkloozen zich bijverdiensten verschaffen. Al die middelen hebben uit het oogpunt van controle weinig om het lijf. De heer Fokker. M. d. V. Het amendement schijnt toch aan beveling te verdienen voor hen, die met u van meening is, dat het zeer onaangenaam is voor den werkman om zich telkens aan te melden en die er toch iets voor gevoelt, dat hij is ingeschreven bij de Arbeidsbeurs; ook voor hen, die een band wenschen tusschen de Arbeidsbeurs en de werkloosheid verzekering. Nu moge wellicht juist zijn, dat het als controle middel niet veel zal beteekenen, de praktijk moet dit uit wijzen, toch beduidt het wel iets. Als een werkman is inge schreven en hem wordt door de Arbeidsbeurs werk aan geboden, dan moet hij, zoo hij dit werk weigert, daarvan de reden opgeven. En is die reden dan deze, dat hij ander werk heeft, dan blijkt hij gefraudeerd te hebben en krijgt hij geen bijslag meer. Nu blijft natuurlijk de mogelijkheid van fraude bestaan; maar als mijn amendement die mogelijkheid maar iets ver mindert en er overigens geen bezwaren tegen bestaan, dan acht ik dit amendement wel aanbeveling te verdienen. De heer Meuleman. M. d. V. Ik meen, dat er zeer veel tegen het amendement Bosch c.s. te zeggen is. Kwaadwilligen zullen in het amendement eene gelegenheid vinden om optochten van werkloozen te organiseeren onder de leus van zich te moeten aanmelden bij de Arbeidsbeurs. En wat de controle betreft, die kunnen wij wel overlaten aan de vakvereeniging, die hare leden wel zal aansporen werk aan te nemen, als zij dat krijgen kunnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 10