DONDERDAG 12 MAART 1908. 73 wedden van de onderwijzers en de onderwijzeressen van bijstand, art. 13. Daarop zijn verschillende amendementen ingediend. Het amendement van de heeren Fokker en Sijtsma, van den heer van der Eist, van den heer Vergouwen, van de heeren Bosch en Mulder, en een van den heer Stigter. Nu zegt het reglement van orde, dat bij de verschillende gelijktijdig ingediende amendementen moet worden nagegaan, welke de verste strekking heeft. Dat is inderdaad hier niet zeer gemakkelijk te bepalen. Als men met de kosten rekening houdt, is het dat van den heer Sijtsma, en dan zou men, zoo voortgaande, dat van den heer van der Eist als van de minst verre strekking beschouwen. Dat i.s echter niet juist gezien. Het amendement van de heeren Fokker en Sijtsma heeft m. i. ook daarom de verste strekking, omdat er maar f 550 als aanvangssalaris wordt voorgesteld, maar tevens een opklimmingsschaal, die sneller gaat dan die van Burg. en Weth. Volgens dat voorstel treedt de eerste verhooging in na 4 jaar en Burg. en Weth. wenschen een eerste ver hooging na 6 jaar. De eerste verhooging bij het verkrijgen van de hoofdacte wordt voorgesteld op ƒ200 en het systeem van de wijziging brengt mede, dat men de onderdeelen van het amendement als een geheel beschouwt. Maar nu zou er toch nog een bezwaar kunnen reizen en wel dit: Hier wordt voorgesteld als aanvangssalaris 550. De heer Vergouwen stelt hetzelfde voor. Wat moet dus den voorrang hebben? De heer van der Eist stelt voor 600 en 650. Nu zou ik in beginsel bij dit artikel eerst willen uitgemaakt zien, hoe hoog de aanvangswedde zal zijn en dan verder alle amendementen tot het einde toe in stemming brengen. Als dit de goedkeuring van den Raad zal hebben, zullen wij dus eerst uitmaken, hoe hoog de aanvangswedde zal zijn. Burg. en Weth. stellen geen verandering voor. De heer Vergouwen stelt voor 550, de heeren Sijtsma en Fokker eveneens, ter wijl de heer van der Eist voorstelt 600 en 650 na zes jaren dienst. Dat laatste zal ik dus het eerst in stemming brengen. Ik zal nu het voorstel van den heer van der Eist instem ming brengen om de aanvangswedde op f 600 te bepalen. Het voorstel van den heer van der Eist, in stemming ge bracht, wordt verworpen met 19 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de heeren: P. J. Mulder, Stigter, Fockema Andreae, Korevaar, Juta, de Vries, Reimeringer, Timp, A. Mulder, Driessen, Bots, Bosch, van Tol, Zaalberg, Ver gouwen, van der Lip, Pera, van Hamel en Kerstens. Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, van Gruting, de Boer, van der Eist, Zwiers en Fokker. (De heer Meuleman had de vergadering inmiddels verlaten). De Voorzitter. Alsnu komt in stemming het amendement van de heeren Vergouwen, Sijtsma en Fokker om het aanvangs salaris te brengen op 550. Dit amendement, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 18 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren: P. J. Mulder, Stigter, Sijtsma, Juta, Reimeringer, van Gruting, Timp, Bots, de Boer, van Tol, van der Eist, Zaalberg, Zwiers, Vergouwen, Fokker, van der Lip, Pera en Kerstens. Tegen stemmen de heeren: Fockema Andreae, Korevaar, de Vries, A. Mulder, Driessen, Bosch en van Hamel. De Voorzitter. Door deze stemming zijn vervallen het amendement-Vergouwen en dat van de heeren Fokker en Sijtsma voorzooveel daarbij een aanvangswedde van 550 wordt voorgesteld, wat nu is aangenomen. Het resteerende gedeelte van het amendement van de heeren Fokker en Sijtsma, in stemming gebracht, wordt verworpen met 20 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen de heeren: P. J. Mulder, Stigter, Fockema Andreae, Korevaar, Juta, de Vries, Reimeringer, Timp, A. Mulder, Driessen, Bots, Bosch, van Tol, van der Eist, Zaalberg, Vergouwen, van der Lip, Pera, van Hamel en Kerstens. Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, van Gruting, de Boer, Zwiers en Fokker. De Voorzitter. Alsnu komt in stemming het amendement- Vergouwen om na 15 jaar aan de onderwijzers en onder wijzeressen 100 toe te kennen, dus beoogende de gelijk stelling van onderwijzers en onderwijzeressen Het amendement-Vergouwen, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 13 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen de heeren: P. J. Mulder, Stigter, Sijtsma, Reimeringer, van Gruting, Timp, de Boer, van der Eist, Zaalberg, Zwiers, Vergouwen, Fokker en Kerstens. Tegen stemmen de heeren: Fockema Andreae, Kijrevaar, Juta, de Vries, A. Mulder, Driessen, Bots, Bosch, van Tol, van der Lip, Pera en van Hamel. De Voorzitter. Door aanneming van dit amendement is vervallen het eerste gedeelte van het amendement van de heeren Bosch en Mulder. Nu blijft nog over het tweede gedeelte van het amendement van de heeren Bosch en Mulder, dat aan de onderwijzers zonder hoofdacte na 20 jaren nog een laatste verhooging van f 100 wil zien toegekend. Dat komt echter in botsing met dat van den heer Stigter, die de woorden «zonder hoofdacte" wil weglaten. Dat van den heer Stigter gaat dus het verst, zoodat het het eerst in stemming moet worden gebracht. Wordt dit amendement verworpen, dan komt in stemming het amendement van de heeren Bosch en Mulder. De heer Stigter. Zou ik mijn amendement nog even mogen toelichten De Voorzitter. U hebt het woord daartoe reeds gehad. De Wethouder van Onderwijs had uw amendement niet goed begrepen. Die dacht, dat u alleen de onderwijzers mèt hoofd acte bedoelde. Maar het blijkt nu, dat u alle onderwijzers, hetzij zij de hoofdacte bezitten of niet, nog een verhooging wilt geven. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Stigter wordt in stemming gebracht en met algemeene (25) stemmen aangenomen. De Voorzitter. Ik stel nu voor, art. 13 verder aan te nemen, zooals het door Burg. en Weth. is voorgesteld, ook met de wijziging, die voorkomt bovenaan op de laatste blad zijde. Het gewijzigde art. 13 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Wij krijgen nu de verhoogingen voor de bijacten. Daarop is een amendement, voorgesteld door de heeren Sijtsma en Fokker. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij hebben de eer dat amen dement op art. 14 in te trekken. De Voorzitter. Aangezien het amendement op art. 14 door de heeren Sijtsma en Fokker is ingetrokken, stel ik voor, art. 14 aan te nemen, zooals het door Burg. en Weth. is voor gesteld. De heer Zwiers. M. d. V. Mag ik even vragen, of er geen amendementen zijn op sub c van art. 14? De Voorzitter. Daarop is geen amendement ingediend. Art. 14 wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Wij krijgen dan nu het vierde punt van de wijziging, bezoldiging van de vakonderwijzeressen in de hand werken, art. 16. Burg. en Weth. nemen het amendement van de heeren Sijtsma en Fokker over De heer Sijtsma. Dat valt mij mede! De Voorzitter om na 2 jaar dienst ook aan de tweede onderwijzeressen een verhooging van f 25 te geven. Het aldus gewijzigde art. 16 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Nu komt aan de orde art. 12, met het daarop voorgestelde amendement-Stigter. Burg en Weth. hebben over deze zaak beraadslaagd en nemen het amendement over, omdat het hetzelfde is, maar alleen komt de berekening nu in het artikel voor. Het artikel zal dus zoo dienen te luiden als door den heer Stigter wordt voorgesteld: »de jaarwedde van den onderwijzer of onderwijzeres, plaatsvervangend hoofd bedraagt f 100 meer dan zijn of haar maximumjaarwedde als onder wijzeres volgens de regeling bedraagt." De heer Sijtsma. De acten, die zij bezitten, krijgen zij dus ook betaald? De Voorzitter. Zij krijgen de acten betaald, wanneer zij daar onderwijs in geven. De heer Sijtsma. Dat is juist mijn bezwaar, dan zouden zij in mindere conditie komen. De Voorzitter De heer Stigter bedoelt toch, dat de onder wijzer plaatsvervangend hoofd 100 meer krijgt dan de hoogstbezoldigde onderwijzer aan zijn school, niet waar? De heer Stigter. Ik bedoel, dat hij f 100 meer krijgt, dan zijn salaris volgens deze regeling als onderwijzer zou zijn, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan kunnen Burg. en Weth. het voorstel niet overnemen. De heer Stigter. Hoe hadt u het dan opgevat, mijnheer de Voorzitter? De Voorzitter. Ik dacht, dat hij in uw amendement 100 meer dan de hoogst bezoldigde onderwijzer zou krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 13