DONDERDAG 5 MAART 1908.
57
gezegd: het beste terrein dat nog te vinden is, is het
terrein van het Raamland. Het is toch eene onmogelijkheid
eene school te bouwen, waar geen terrein is. Een school aan
de Duivenbodestraat is niet noodig en het is toch een onbe
gonnen werk om een school te gaan bouwen, waar wij die
niet noodig hebben. Dat zou een schoolpolitiek zijn, die aan
geen enkelen goeden eisch zou voldoen.
De Voorzitter. In aansluiting met het gesprokene door
den heer Meuleman wil ik nog zeggen, dat op de plaats,
waar de heer de Boer en anderen de nieuwe school willen
bouwen, aan die school geen behoefte is. Er staat in den brief
van de Schoolcommissie, dat die Commissie na overleg met
de Hoofden der scholen tot de slotsom is gekomen, dat het
Raamland vooral als terrein voor eene school 3e klasse in
aanmerking moet komen. Men is dus niet zoo over één nacht
ijs gegaan; men heeft wel degelijk overwogen, of die plaats
voor schoolbouw de meest geschikte was. Nu schijnt het
een sterk argument van den heer de Boer, dat hij in een
staat heeft gevonden, dat de school de Van op dit oogenblik
overbevolkt is, en dat zij nu 262 leerlingen telt. Wanneer
men echter nagaat, dat die statistische opgaaf reeds begint met
het jaar 1898, dan is eene vermeerdering in 10 jaar tijds met
60 leerlingen toch werkelijk niet zoo belangrijk en is dus aan
te nemen, dat in de eerstkomende jaren de bevolking niet
zóó zal toenemen, dat van overbevolking sprake kan zijn. Dat
bewijst in geen geval, dat in dat gedeelte van de stad een
school meer noodig is dan daar, waar Burg. en Weth. voor
stellen die te bouwen. Het is maar geen klein argument, dat
de kinderen, welke in die nieuwe school moeten opgenomen
worden, dichter in de buurt zijn dan wanneer zij geplaatst
worden in een school op den hoek van de Duivenbodestraat.
In elk geval moeten al die argumenten wel in staat zijn
om den Raad er toe te brengen met het voorstel van Burg.
en Weth. mede te gaan en het amendement van den heer
de Boer c. s. niet aan te nemen.
De heer Zwiers. Toen ik dezen middag het amendement
van den heer de Boer hoorde voorlezen, heb ik mijn gedachten
nog eens laten gaan over de meerdere of mindere geschiktheid
van de beide terreinen, welke als plaats voor de nieuwe school
worden aangewezen.
Tot dusverre hebben wij van plannen om op het Raamland
een school te bouwen, niet gehoord. Waarom dat terrein is
aangekocht, weet ik niet; toen dat geschiedde, was ik nog
geen lid van den Raad. Maar nog versch ligt het ons allen
in het geheugen, dat de gemeente het terrein aan de Duiven
bodestraat heeft aangekocht, aangezien men het noodig achtte,
dat daar een school werd gesticht en wel een van dezelfde
soort als men thans wil bouwen, n. 1. van de 3de klasse. Wat
wil men met het expresselijk voor schoolbouw aangekochte
terrein aan de Duivenbodestraat doen, als men nu op het Raam
land bouwen gaat? Wij hebben in die wijk een school van
den heer de Van overgenomen bij de annexatie van een deel
der gemeente Zoeterwoude. Die school moge destijds en voor
een dorpsgemeente geen slecht figuur hebben gemaakt, thans
heerscht er Burg. en Weth. zeggen het zeer zacht »een
halfslachtige toestand." Ik vind het een toestand, die onmogelijk
zoo kan blijven. Het gebouw is te klein, de schoollokalen laten
te wenschen over, het licht is onvoldoende, de lokalen zijn
overbevolkt; kortom, het is geen behoorlijke stadsschool.
Burg. en Weth. geven dat implicite toe, waar zij ter moti
veering van hun voorstel tot het stichten van een nieuwe
school aanvoeren, dat zij »een einde willen maken aan den
halfslachtigen toestand aan de school in de Heerenstraat". Zij
stellen zich voor, de 262 leerlingen dier school naar de nieuwe
school over te brengen, terwijl men tevens een algemeen
accres van kinderen verwacht, dat de rest zal doen om de
nieuwe school te bevolken, en dus den nieuwen schoolbouw
te motiveeren.
Hoe zal dus de toestand worden na de vernieuwing van
de school aan de Gortestraat? De overbevolking van de scholen
3e klasse, dan geraamd op circa 300 leerlingen, zal worden
vereenigd met de bevolking der school aan de Heerenstraat
en ondergebracht worden op het Raamland. Ik vraag mij
echter af, of men daardoor niet een onhoudbaren toestand
zal scheppen Bewesten de Heerenstraat ligt een zich snel
uitbreidende stadswijk. En zelfs voor een iijdelijken toestand
vinden Burg. en Weth., dat men terdege rekening moet
houden met afstanden. Maar dan zullen, als naar den gedachten-
gang van Burg. en Weth. later de school aan de Heerenstraat
gesloten wordt, de kinderen uit die gansche wijk naar het
Raamland ter school moeten gaan. Schept men zóó niet een
onhoudbaren toestand
Ik meen die vraag in bevestigenden zin te moeten beant
woorden en ik heb dan ook met genoegen het voorstel van
den heer de Boer gezien. Ik wensch dat van harte te steunen
en hoop, dat meerdere raadsleden er zoo over zullen
denken.
De heer Pera. Op den voorgrond dient te staan, dat de
aanleiding tot den schoolbouw, die voorgesteld wordt, ligt
in den toestand van de school aan de Gortestraat. Langen
tijd heeft men overwogen, welke verbeteringen aan die school
konden worden aangebracht en getracht middelen te vinden
om uit de moeilijkheid te geraken. Het resultaat van die
overwegingen is geweest, dat er een nieuwe school moet
komen en tijdelijk plaats moet gezocht worden voor de kinderen
van de school aan de Gortestraat.
Toen wij in dit stadium waren gekomen, heeft de School -
commissie overleg gepleegd met de Hoofden van scholen en
hun gevraagd: waar is te voorzien, dat in de toekomst een
nieuw op te richten school 3e klasse hare plaats zal moeten
vinden
De heer Sijtsma. Dat had u zelf moeten weten.
De heer Pera. Dat kan later blijken. Uit de opgaven ons
toen verschaft, is het gebleken, dat het Raamland daarvoor
de meest geschikte plaats was. Ik wil dit met nadruk con-
stateeren. want zooals het nu wordt voorgesteld, zou men er uit
kunnen afleiden, de Wethouder is niet heel gelukkig geweest in
zijne verdediging, dat de Schoolcommissie niet heeft overwogen,
wat zij deed. Ik wensch te voorkomen, dat de meening in
gang zou vinden, alsof de Schoolcommissie met een advies
is gekomen, dat op niets lijkt, dat men ergens maar een
school gaat zetten waaraan geen behoefte is. Uit de gegevens,
die wij hebben ontvangen, blijkt juist het tegendeel. Er is
alle reden geweest om aan te nemen, dat voor de school
3e klasse het Raamland een zeer geschikte plaats is.
Wat betreft den toestand in de Heerenstraat en het land
daar door de gemeente aangekocht in het vooruitzicht, dat
de gemeente daar wel eens een school zal moeten bouwen,
daarop wil ik dit antwoorden, dat de gemeente toch goed
doet met tijdig te zorgen voor 't bezit van grond ter plaatse,
waar zoo goed als zeker na verloop van eenigen tijd een
school zal moeten komen, en met het oog daarop is het
terrein aldaar aangekocht. Het bouwen van een school daar
ter plaatse staat in nauw verband met den toestand op de
school van den heer de Van; dat is evenwel iets wat in de
toekomst moet worden geregeld. Ik leg er evenwel nog eens
den nadruk op, dat er nu voor de Commissie alle reden was
om aan Burg. en Weth. voor te stellen de nieuwe school te
plaatsen op het Raamland, omdat uit alle gegevens blijkt,
dat in die buurt binnen den loop van enkele jaren eene
nieuwe school zal noodig zijn, terwijl daardoor een zeer ge
schikte gelegenheid wordt gevonden om tijdelijk de kinderen
van de school aan de Gortestraat te bergen.
De heer Reimeringer. Het voorstel van de heeren de Boer c.s.
was mij onbekend, maar toch zou ik het ongeraden achten op
het Raamland een school te bouwen. Wij missen hier toch,
zooals bij herhaling is gebleken, terrein dat voor het een of
andere doel noodig kan zijn. Wanneer wij nu het Raamland
gaan bebouwen, dan mist de gemeente eene groote vlakte,
die wellicht gebruikt kan worden voor sportterrein of wellicht
wanneer de financien beter zijn, voor park. In elk geval zou
ik het jammer vinden om een dergelijke groote oppervlakte
te gaan bestemmen voor een school. Wanneer men eenmaal
het terrein gaat versnipperen en er een school gaat bouwen,
dan komen er allicht andere gebouwen bij en wordt het
terrein geheel bedorven.
De heer Fokker. Ik vind het zeer moeielijk om over deze
zaak een oordeel te vellen. Waar wij van den heer van Hamel,
Wethouder en lid der Schoolcommissie, zelf hebben gehoord,
dat hij eigenlijk vond, dat niet in de eerste plaats het Raam
land voor eene school in aanmerking moest komen; waar de
heer Meuleman, lid van de Schoolcommissie, ons vertelde, dat
na zeer langdurige discussie eindelijk de keus is gevallen op
het Raamland, omdat niemand wist waar ergens anders een
plaats waswaar de heer Pera, ook lid van de Schoolcommissie,
zegt, dat de Schoolcommissie wel degelijk heeft geweten, wat
zij gedaan heeft, dat zij na rijp overleg er toe is gekomen
om het Raamland aan te bevelen, terwijl de heer Pera opeen
interruptie van den heer Sijtsma antwoordt, dat het later wel
blijken zal, of de school behoorlijk zal worden gevuld; waar
de verschillende autoriteiten dus zoo oordeelen, daar kan ik
niet zeggen, dat de verdediging van den heer van Hamel,
noch die van den heer Meuleman, mij gelukkig toeschijnt.
Ik gevoel dan ook veel meer voor de andere plaats in het
voorstel van den heer de Boer genoemd, waarvoor wel argu
menten zijn aangevoerd. Vandaar dat ik vóór het amendement
zal stemmen en niet kan medegaan met het voorstel van
Burg. en Weth. om het Raamland aan te wijzen als de plaats,
waar de nieuwe school zal worden gebouwd.
Ik wil hieraan nog toevoegen, dat ik als leek tegen het
Raamland dit bezwaar heb, dat een school, welke daar mocht
worden gebouwd, niet in een centrum liggen zou, maar in
een uithoek van de stad. Zie ik de zaak goed in, dan moet