DONDERDAG 13 FEBRUARI 1908.
41
evenals ook de voorstellen van de heeren Roem en Fokker,
te weerleggen. Wij willen echter allerminst den schijn op
ons laden, dat wij den Raad overhaast eene beslissing zouden
willen doen nemen. De opmerking moet mij echter van het
hart, dat van eene overhaaste beslissing moeielijk sprake
kan zijn. De stukken zijn reeds twee a drie weken in handen
van de leden van den Raad. Gedurende meer dan een jaar
is over de zaak onderhandeld en heeft men getracht van de
provincie gedaan te krijgen, wat mogelijk scheen. Al deze
pogingen zullen nu niets gebaat hebben, en dit is zeker, dat
wanneer de Raad de zaak uitstelt, dit uitstel allicht tot
groote moeielijkheden aanleiding kan geven. Omdat Gedep.
Staten ernstig begeeren om in de aanstaande zomerver
gadering van de Provinciale Staten aan dezen de beslis
sing voor te leggen, zal de zaak, indien dit dan niet ge
schieden kan, eene groote 'vertraging ondergaan en is het
bovendien niet zeker, dat Leiden de voorkeur zal krijgen voor
het gesticht, wat ik toch een groot voordeel voor deze ge
meente acht.
De heer Fokker. M. d. V. U zegt dat er zooveel pogingen
zijn aangewend bij het Rijk, ter bekoming van eene tege
moetkoming in de kosten, maar uit het dossier is mij daar
van weinig of niets gebleken.
De Voorzitter. Wanneer ik gelegenheid had gehad, dan
zou ik uit brieven hebben kunnen aantoonen, dat in deze
richting Gedep. Staten pogingen bij het Rijk hebben aange
wend. ook voor zichzelf.
De heer van der Eist stelt de volgende motie voor:
Ȇndergeteekende stelt voor om punt 5 der agenda aan
te houden tot een der eerstvolgende vergaderingen."
De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Hamel. Al. d. V. Wat stelt de heer van der
Eist nu voor, tot een der volgende vergaderingen Maar dan
zullen wij hetzelfde debat krijgen.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb straks al gezegd,
wat ik bedoel. Ik geloof dat deze zaak nog nadere toelich
ting behoeft. Burg. en Weth. hebben meer dan een jaar tijd
gehad om de zaak te bekijken, terwijl de Raad daartoe slechts
een paar weken heeft gehad. Ik hecht weinig aan het argu
ment van haast, waarvan Gedeputeerde Staten in destukken
gewagen. Als het idiotengesticht werkelijk noodig is, kan dit
toch nog wel op eene andere wijze tot stand komen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan de motie van den
heer van der Eist wel ondersteunen.
Het standpunt van de Commissie van Financiën is niet
om de zaak af te breken, maar te trachten bij aanneming
van het voorstel de gemeente in beter conditie" te brengen.
Zij zal dan ook gaarne zien, dat Burg. en Weth. eenige mede-
deelingen doen, waardoor de Raad een anderen kijk op de
zaak krijgt. Ik acht het voor de raadsleden van groot belang,
dat zij de argumenten, welke Burg. en Weth. kunnen stellen
tegenover de bestrijding, nauwkeurig en rustig kunnen over
wegen, en misschien hebben Burg. en Weth. intusschen nog
wel gelegenheid Gedep. Staten en het Rijk te polsen over
subsidievermeerdering van de provincie of subsidieverleening
door het Rijk ten bate van het Hooger Onderwijs.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben nog geen gelegen
heid gehad om op de ingebrachte bezwaren in te gaan en
nu reeds wordt bij motie voorgesteld de zaak van de agenda
af te voeren. Wij hebben daartegen geen bezwaar, maar
zouden gaarne tegenover de argumenten van de Commissie
van Financiën onze meening stellen, dat deze aanbieding
voor de 'gemeente op den duur voordeelig wordt en de
nadeelen, door de Commissie van Financiën opgesomd, groo-
telijks overdreven zijn. Naar onze meening is het financieel
nadeel, dat de gemeente misschien in de eerste jaren zal
lijden, veel kleiner dan de Commissie berekent en zal het met
tertijd na enkele jaren geheel verdwijnen. Endegeest en Rhijn-
geest strekken daartoe ten voorbeeld. Maar er is nu eene
motie van orde, dus kan over het fond van de zaak niet
gediscussiëerd worden.
De heer van der Lip. M. d. V. Als de motie wordt aan
genomen, brengt dit dan mede, dat wij van Burg. en Weth.
een nader praeadvies krijgen in verband met het rapport van
de Commissie van Financiën?
De Voorzitter. Ik neem aan, dat dit de bedoeling dei-
motie is.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben van meening, dat wij op
dit oogenblik over het voorstel van Burg. en Weth., dat wij
al zoo lang onder handen hebben gehad, en ook over het
rapport der Commissie van Financiën, zeer goed kunnen
oordeelen.
De quaestie is deze. Kunnen Burg. en Weth. aantoo
nen dat de onderhandelingen èn met Gedep. Staten èn met
het Rijk uitgeput zijn, dat er toch verder niets komt van een
later grooter subsidie? Wanneer zij dit kunnen aantoonen,
dan is er in het geheel geen reden om de zaak uit te stellen.
Wanneer wij de mogelijkheid zien geopend, dat wij nog een
hooger subsidie kunnen krijgen van het Rijk of de provincie,
dan is uitstel gewenscht, doch over de zaak zelve kunnen wij
zeer goed oordeelen. Wij weten wat de voordeelen zijn voor
de gemeente en hoeveel het haar zal kosten.
De Voorzitter Ik zou de heeren wel willen verzoeken om
zich nu alleen te bepalen tot de motie van orde.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou gaarne gevolg geven aan
uw wenk en mij uitsluitend bepalen tot de motie van orde,
maar ik moet er toch even, al is het verwijderd, de zaak
bijhalen. Ik meen dat wij de zaak nu reeds best kunnen be
spreken. Wanneer de argumenten van Burg. en Weth. den
Raad niet degelijk genoeg voorkomenwanneer hij van oordeel
is dat er nog meer licht moet zijn, zoowel over het voorstel
van Burg. en Weth. als over het voorstel door den heer
Zaalberg en mij ingediend, dan kunnen wij altijd nog over
de motie van den heer van der Eist stemmen. Door nu reeds
dadelijk tot uitstel te besluiten, verliezen wij slechts tijd;
wij kunnen de discussie m.i. nu best beginnen; ik stem dus
tegen de motie, al reserveer ik mij het recht straks aan een
dergelijke motie mijn stem wel te geven, voor wij een defini
tieve beslissing nemen.
De heer Stigter. Ik sluit mij aan bij hetgeen door den
heer Fokker is gezegd. Ik heb het woord over de quaestie
nog niet gevraagd, omdat ik dit niet wil doen vóór dat Burg.
en Weth. hebben geantwoord op de bezwaren van de Com
missie van Financiën. Waneer ik voor dien tijd spreek, dan
zou ik wellicht zonder juiste gegevens spreken, maar ik ge
loof ook dat het verstandiger zou zijn om nu niet dadelijk de
discussie te stuiten.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik wil nog eens uitdruk
kelijk constateeren, dat de bedoeling van de motie geen
andere is dan om de zaak in het goede spoor te brengen en
overeenstemming te krijgen tusschen den Raad en Burg. en
Weth. De bedoeling der motie is, dat Burg. en Weth., reke
ning houdende met de bezwaren reeds in deze discussie ge
uit, voor een der eerst volgende vergaderingen schriftelijk
hunne bedenkingen, ook wat betreft het rapport der Com
missie van Financiën, aan den Raad zullen mededeelen. Dan
zullen wij met meer kennis van zaken deze belangrijke
quaestie kunnen behandelen. De bedoeling is echter volstrekt
niet om de zaak ad calendas graecas uit te stellen.
De Voorzitter. Handhaaft u derhalve uwe motie?
De heer van der Elst. Jawel, mijnheer de Voorzitter.
De heer Fockema Andreae. Al geven Burg. en Weth. nu
eene zoo uitvoerig mogelijke weerlegging van de cijfers van
de Commissie van Financiën, dan zullen wij toch die becijfe
ring, na ze zoo hier gehoord te hebben, niet goed kunnen
beoordeelen. Daarom heb ik de motie van den heer van der
Elst ondersteund, in de hoop dat wij de bezwaren van Burg.
en Weth. tegen de cijfers van de Commissie van Financiën
schriftelijk zouden ontvangen. Dan kunnen wij op ons gemak
daarover een oordeel vellen; in elk geval beter dan wanneer
wij nu de mondelinge toelichting van Burg. en Weth. ver
nemen.
De Voorzitter. In zooverre ben ik het met u eens. Maar
dan kan de zaak ook niet aan de orde worden gesteld en
het antwoord van Burg. en Weth. moeielijk gegeven worden,
voordat het stenographisch verslag van het verhandelde in
deze vergadering verschenen is Dan moet men precies weten
wat bijv. de heer Vergouwen heeft gezegd. Nu doorgaande
zouden Burg. en Weth. enkele bezwaren reeds kunnen weer
leggen; er zijn ook bezwaren reeds aangevoerd die buiten
debat kunnen blijven. Ik zou dus zeggen: laten wij door
gaan en de motie afstemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer heer van der Elst, in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 27 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heerenvan der Lip, Meuleman, Roem,
P. J. Mulder, de Vries, Korevaar, Pera, Juta, Bosch, Le Poole,
Stigter, Timp, A. Mulder, Sytsma, Driessen, Bots, Zwiers, van
Tol, Zaalberg, Fockema Andreae, Vergouwen, van Gruting,
Aalberse, de Boer, van der Elst, Beimeringer en de Goeje.
Tegen stemmen de heerenvan Hamel, Kerstens en Fokker.
Het voorstel van den heer Roem wordt niet ondersteund
en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit.