40 DONDERDAG 13 FERUAR1 1908. vestigen. Zijn wij in principe geneigd onze toestemming te verleenen tot de oprichting van een idiotengesticht en tot het brengen van offers in het belang van ons universitair onder wijs, men moet met het oog op de gemeentefinanciën daarin toch niet te ver gaan. Want bij deze raming, zooals die door Burg. en Weth. is opgemaakt, zijn enkele zaken uit het oog verloren. Zoo is o. a. door ons aangetoond, dat zij den grond buiten rekening heb ben gelaten, wat toch een verschil uitmaakt van 18UÜ a ƒ2000. Wanneer wij bij een tekort van 1900 den grond er nog bijrekenen, dan komen wij op ƒ4000. En dat is nog het gunstigste geval. De berekeningen door een van de leden der Commissie opgemaakt en opgenomen in den staat bij het advies der Commissie gevoegd, toonen duidelijk aan, hoe groot de offers zullen zijn voor de gemeente, indien dit plan wordt aangenomen. Wij kunnen niet beoordeelen hetgeen de In specteur van het Staatstoezicht wenschelijk acht. Wanneer men een gebouw heeft, zoodanig ingericht, dat er geen ver verbinding is tusschen de gedeelten waar de jongens en de meisjes verblijven, zoodat de kinderen onmogelijk bij elkander kunnen komen, dan zou het een gewoon mensch zoo voor komen, dat dit voldoende was en dat derhalve de bouw van een tweede paviljoen niet noodig was, vooral waar tengevolge daarvan de kosten met f 70000 worden vermeerderd. Was die eisch niet gesteld, dan zou allicht er meer reden zijn geweest om met dit voorstel van Burg. en Weth. mede te gaan. Met het oog op den slechten financieelen toestand der ge meente, moeten wij krachtig opkomen tegen aanneming van dit plan, en moeten wij Burg. en Weth. in overweging geven te beproeven met het Rijk of met de provincie tot overeenstemming te komen ten einde van hen grooter subsidie te ontvangen. De heer Vergouwen. In aansluiting op het laatste ge deelte van het gesprokene door den heer Reimeringer, wensch ik nog dit te zeggen. In de stukken die wij hebben gezien, is in het geheel niet gebleken, dat er vanwege de gemeente pogingen zijn aangewend om van het Rijk eene tegemoet koming in de kosten te krijgen. Er is wel een enkel woord over gesproken, de Inspecteur van het Staatstoezicht heeft het wel in uitzicht gesteld, maar in de stukken is er niets van te vinden, of er eenig onderzoek heeft plaats gehad naar de mogelijkheid van eene dergelijke tegemoetkoming. En daar het Rijk bij de stichting van deze inrichting ook be lang heeft, zou het zeer gewenscht zijn, dat alsnog een der gelijk onderzoek werd ingesteld. Men moet toch niet ver geten, dat in het rapport van de Commissie van Financiën wordt gezegd, dat in het allergunstigste geval er toch altijd nog een tekort overblijft. Daarbij moet men er nog bijrekenen, dat de raming der uitgaven zeer laag is, zoodat die vermoe delijk hooger zullen blijken te zijn. De Commissie van Fi nanciën heeft bijv. gewezen op het salaris van den geneesheer, dat is uitgetrokken op een bedrag van f 1500. Dat zal dan zeker voor een tijdelijk geneesheer zijn, want voor zulk een salaris zal niet gemakkelijk een Directeur-geneesheer te vinden zijn; dat salaris van 1500 zal dan ook spoedig moeten verhoogd worden, wil men niet iemand hebben, die zich tijdelijk aanbiedt om wat kennis op te doen. Verder is in de vorige vergadering door den heer Pera er op gewezen, en de Commissie van Financiën doet het ook nu, dat er een school ontworpen is met drie lokalen, terwijl in de raming slechts sprake is van ééne onderwijzeres. Nu weten wij, dat wanneer het gesticht vol is, er 88 patiënten in zullen zijn beneden de 16 jaar. Van die 88 zal een vrij belangrijk ge deelte de school nog moeten bezoeken. Wanneer wij aanne men, zooals mij wordt toegefluisterd, dat lU de school zal bezoeken, dan zullen 22 patiënten op die school moeten worden geplaatst. Maar wanneer die 22 patiënten onder leiding moeten komen van ééne onderwijzeres, dan wordt die taak veel te zwaar. Ik kan spreken uit eenige ervaring, omdat ik indertijd zelf enkele idioten heb onderwezen en weet, hoe ontzaglijk veel tijd voor elk persoonlijk noodig is om ze eenig begrip te geven van de kennis, die op de lagere school wordt bijge bracht. Nu acht ik daarom ééne onderwijzeres voor 22 kin deren van de 88 beslist te weinig en er zal dus wel spoedig eene onderwijskracht moeten bijkomen. Daarom acht ik de raming van de uitgaven te laag. Ver volgens is niet gerekend op eene volle bezetting, en waar zelfs deze een tekort oplevert van 1900, zal eene niet volle bezetting het tekort nog wel doen stijgen. Nu zouden wij daarin kunnen voorzien door verhooging van de verplegings- kosten, waardoor dan bij voldoende bezetting het tekort zou verdwijnen. Ook meenen wij, dat de overgangstoestand, waarin de pro vincie een gedeelte der rente bijdraagt, ruimer moet genomen wordenterwijl voorts de bijdrage der provincie hooger zou moeten zijn, of dat er kwam een bijdrage van het Rijk ter aanvulling van de provinciale bijdrage. Dan zou de gemeente op den duur niet voor een tekort komen te staan. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik met groote instemming het rapport van de Commissie van Financiën gelezen heb, wat ik een knap stuk werk acht. Intusschen is die Commissie niet met een positief voorstel gekomen. Zij heeft wel negatief geadviseerd om het voorstel van Burg. en Weth. niet aan te nemen, maar zij zegt niet positief, wat wel moet worden gedaan. Ik ben te rade ge worden, dat het echter wenschelijk was, dat de Raad een positief besluit nam en daarom hebben dan ook de heer Zaalberg en ik de eer het volgende voorstel in te dienen »de Raad besluite: zich tot Harer Majesteits Regeering te wenden met het verzoek een subsidie voor een op te richten afdeeling voor jeugdige idioten te verbinden aan het gesticht Endegeest in ernstige overweging te willen nemen en aan den Raad te berichten op welke voorwaarden en tot welk bedrag eene zoodanige subsidie zou kunnen worden verkregen; aan Gedeputeerde Staten te berichten dat de Raad in be ginsel niet geneigd is eene afdeeling voor jeugdige idioten bij Endegeest op te richtentenzij de provincie geneigd zij bij de oprichtings- en exploitatiekosten de koopsom van het terrein in de rekening op te nemen en bereid is eene rente vergoeding te geven na aftrek der Rijkssubsidie van 8/s in de 1ste periode, 7/s in de 2de periode, 6/s in de 3de periode, 5/„ in de 4de periode, 4/« in de 5de periode, a[s in de üde periode, ils in de 7de periode." Dit heeft misschien iets van diefstal van ideeën uit het rapport van de Commissie van Financiën, maar waar die Commissie zelve geen voorstel deed, ben ik over dat bezwaar in 't belang der zaak maar heengestapt. Ik gevoel zeer veel voor het hooger onderwijs en juich het in 't bijzonder toe, dat onze hoogeschool concurreert met die van Utrecht; ja, ik zou het liefst zien, dat de Leidsche school nog meer bloeide, nog beter voorzien was van allerlei hulp middelen dan die van Utrecht. Maar daarvoor te zorgen is in de eerste plaats Rijkszaak-, wij hebben ons al te veel ont zaglijke opofleringen voor het hooger onderwijs getroost. Als men bedenkt, dat het Park, dat een uitnemend park een volkspark voor de gemeente had kunnen zijn, thans door het Rijk met steenen gebouwen is volgezet; dat de gemeente financiën in treurigen toestand verkeeren, dan mogen m. i. nieuwe opofferingen niet worden gevraagd. Wanneer het in het belang van het Rijk is, dat een idioten- gesticht wordt verbonden aan Endegeest, laat het Rijk dan daarvoor eene behoorlijke bijdrage geven en het op prijs stellen, dat de gemeente de exploitatie en de administratie, op zich zelve ook al geen kleinigheid, op zich neemt. Wanneer de provincie ieder kind uit de provincie liever in de provincie zelve verpleegd ziet, laat de provincie dan eens flink in de provinciale beurs tasten. Voor een enkel idioot kind uit de gemeente, hoe beklagenswaardig het lot dier kinderen ook is, mag men niet zulk een groote uitgaaf doen als hier door Burg. en Weth. wordt voorgesteld. Op grond van deze overwegingen heb ik gemeend het voorstel te mogen doen, waarvan ik de aanneming bij den Raad aanbeveel. De heer van der Elst. M. d. V. Voor den aanvang dei- vergadering hoorde ik zeggen, dat Burg. en Weth. van plan waren deze zaak thans niet te behandelen. Dat blijkt intus schen niet juist te zijn geweest, de zaak is aan de orde ge steld en uit den Raad zijn nu verschillende ernstige bezwaren tegen het voorstel van Burg. en Weth. gerezen. In de eerste plaats de klacht van den heer Roem, als lid van de Com missie van Fabricage. Verder heeft de Commissie van Finan ciën zeer kort geleden een zeer uitvoerig ongunstig rapport uitgebracht. Hoe Burg. en Weth. daarover denken, weten wij niet; terwijl de heer Fokker nu komt met een voorstel, dat wij niet kunnen beoordeelen. Daarom zou ik Burg. en Weth. wel willen verzoeken, om rekening houdende met hetgeen tot nog toe over dit voorstel is gezegd, dit punt aan te houden tot eene volgende vergadering en onderwijl schrif telijk advies daarover uit te brengen. Naar hetgeen ik van enkele heeren heb gehoord, geloof ik, dat Burg. en Weth. zich eene illusie maken, wanneer zij meenen dat hun voor stel onveranderd zal worden aangenomenik geloof dat daarvan geen sprake is. De kwestie is van te groot belang, dan dat wij onder eene zekere pressie van Gedep. Staten een overhaast besluit zouden nemen en deze belangrijke zaak nu zouden afhameren. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben over het voorstel van den heer van der Eist reeds van gedachten gewisseld, omdat de mogelijkheid niet uitgesloten was, dat een derge lijk voorstel zou worden gedaan. Wij zullen ons ten aanzien van het voorstel om de zaak uit te stellen geen partij stellen. Dit wil ik echter wel zeggen, dat Burg. en Weth. volkomen in staat zijn om reeds nu de bezwaren, die bij de Commissie van Financiën gerezen en in haar rapport belichaamd zijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 8