35
Onder mededeeling, dat deze voordrachten zijn opgemaakt
in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge
wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de desbe
treffende stukken in de Leeskamer ter inzage lig: en, geven
wij IJ in overweging alsnu tot de benoemingen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 5(5. Leiden, 18 Februari 1908.
Nu weldra weder tot de openbare verpachting van de stand
plaatsen ter gelegenheid van de kermis zal worden overgegaan,
schijnt het ons wenschelijk daarin thans ook, naar het voor
beeld van andere gemeenten, de beignets- poffertjes en wafel
kramen op te nemen. Immers er is geen reden, nu de open
bare verpachting van de standplaatsen voor draaimolens,
stoomcarrousels. toboggans, luchtschommels, slagmachines,
photografietenten en kinematograven met zoo gunstigen uit
slag werd bekroondom niet ook van de verpachting der
ververschingsinrichtingen een even goed resultaat te verwach
ten. Wij hebben daarom een twaalftal nieuwe standplaatsen in
art. 1 der u hierbij ter vaststelling aangeboden verpachtingsvoor-
waarden opgenomen, terwijl omgekeerd de standplaatsen voor
den stoomcarrousel en de kinematograaf daaruit zijn gelicht,
aangezien deze reeds onder'shands voor den tijd van 3 jaren
zijn verpacht. De minimumprijzen, in art. 21 opgenomen,
waar beneden de nieuwe inrichtingen niet worden gegund,
zijn berekend naar f 0.50 per ingenomen M2, dat is dus
0.10 per M2 meer, dan bij toepassing der verordening op
de marktgelden zou worden verkregen.
Behalve de hier vermelde aanvulling van art. 1 en de daar
mede noodwendig gepaard gaande aanvullingen en wijzigingen
van andere artikelenachten wij intusschen nog de opneming
van een tweetal nieuwe bepalingen wenschelijk. Daardoor
toch zullen moeilijkheden, welke zich bij de aanwijzing van
de standplaatsen zoo licht voordoenallicht gemakkelijker
kunnen worden uit den weg geruimd. Wij stellen daarom
voor in de vroeger vastgestelde Voorwaarden van Verpachting
achter art. 16 twee nieuwe artikelen op te nemen van den
volgenden inhoud:
Art. 17.
Bijaldien, ingevolge de aanwijzing van den algemeenen markt
meester, bij het innemen van een standplaats tevens een of
meer hoornen of marktpalen moeten worden ingenomen, is
de pachter gehouden zich naar de aanwijzing van den markt
meester te gedragen, zonder deswege eenige aanspraak op
schadeloosstelling ot vermindering vari pacht te kunnen doen
gelden.
Art. 18.
Alle geschillen betreffende de beteekenis van eenige bepaling
dezer voorwaarden of op eenige andere wijze met deze ver
pachting in verband staande worden door Burgemeester en
Wethouders, in hoogste ressort beslist. De pachter is gehouden
zich zonder verzet aan die beslissing te onderwerpen.
Eindelijk schijnt het ons wenschelijk den termijn in art.
13, gedurende welken de inschrijvers aan hunne inschrijvingen
gebonden zijn, te verlengen van 8 tot 14 dagen. Een termijn
van 8 dagen is dikwijls te kort om behoorlijk naar den per
soon van den inschrijver onderzoek te kunnen doen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U dus in over
weging de op bijbehoorende situatieteekening met de letters
A. B, C, D, E, F, G, H, I, K, L. M, N, O, P, Q, R en S
aangegeven terreinen, ter grootte resp. van 155, 308.155, 12,
162, 100, 20, 84. 84, 252, 48, 20, 144, 52, 39, 60, 40 en 39
M2, gelegen de eerste drie op de Lammermarkt, het vierde
en vijfde op het Marktplein en de andere der tien op de Nieuwe
Reestenmarkt, de Beestenmarkt, de Bloemmarkt en aan de
Haven, ten behoeve van de plaatsing van twee draaimolens,
een toboggan, een luchtschommel, een slagmachine, een photo-
grafie-irrrichting en 12 beignets-, poffertjes- ot wafelkramen
of daarmede gelijk te stellen inrichtingen, voor den tijd van
13 dagen, te beginnen met Vrijdag 17 Juli en eindigende'
Woensdag 29 Juli aan den openbaren dienst te onttrekken
en oirs tot de openbare verpaehtiug dier standplaatsen te
machtigen, onder de laatstelijk bij Raadsbesluit van 27 Decem
ber 1906 vastgestelde voorwaarden, gelijk deze nader bij het
thans door Uwe Vergadering te nemen besluit zullen worden
gewijzigd en aangevuld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Nft. 57. Leiden, 18 Februari 1908.
Bij de behandeling van het zoogenaamde »loodwitvraag-
stuk", dat thans in alle gemeenten van Nederland naar aan
leiding van een ook bij Uwe Vergadering ingediend, hierbij
overgelegd verzoek van den Nederlandsc'nen Schildersgezellen-
bond de ronde doet, kunnen wij zeer kort zijn. Het geldt
hier toch een vraagstuk van zoo overwegend technischen
aard, dat wij ons niet bevoegd achten daaromtrent een eigen
oordeel uit te spreken en dit te minder, waar de met een
speciaal onderzoek naar de aan het gebruik van loodwithou-
dende verven verbonden gevaren, belaste Staatscommmissie
nog niet met dat onderzoek is gereed gekomen.
Wij meenen dus hier te mogen volstaan met ons aan te
sluiten bij het terzake door den Ingenieur van Gemeente
werken uitgebracht rapport, terwijl wij de deskundigen onder
u, die zich een eigen oordeel omtrent de zaak mochten wen-
schen te vormen, naar de niet minder dan 18 bijlagen van
het rapport van den Ingenieur van Gemeentewerken welke
in de Leeskamer ter kennisneming zijn nedergelegd, meenen
te mogen verwijzen.
Het verzoek van den Nederlandschen Schildersgezellenbond
om het gebruik van loodwithoudende verven ten behoeve van
gemeentewerken te verbieden, wordt ondersteund door de
»Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische fngenieuré
en Architecten" te Gravenhage, terwijl daarentegen de firma
Wed. Hondorlf, Block en Braet te Schoonhoven, de N. V. de
Nieuwe Rotterdamsche Loodwitfabriek, »De drie Blokjes",
voorheen Wed. S. van der Held en Zoon, te Rotterdam, en
de N. V. Zuid-Hollandsche Verffabriek te Rotterdam, u ver
zoeken afwijzend op dat verzoek te beschikken, en de firma
G. Greve te Utrecht u voorstelt in de bestekken van gemeen
tewerken c. q. een bepaling op te nemen, dat althans de
aanvoer van in olie gemalen loodwit, in plaats van droog
wordt toegestaan.
De conclusies van den Ingenieur van Gemeentewerken, waar
mede de Directeur van Gemeentewerken zich vereenigt, en
die ook bij de Commissie van Fabricage geen bezwaar ont
moeten, zijn de volgende
1°. Een definitieve beslissing op het verzoek behoort te
worden aangehouden, totdat het eindrapport van de staats
commissie is verschenen
2°. Voorloopig behoort te worden bepaald, dat voor binnen-
werk uitsluitend zink wit mag worden verwerkt, terwijl voor
buitenwerk loodwit moet worden verwerkt, behalve daar waar
zwavelhoudende gassen zijn te verwachten;
3°. Voor werken in eigen beheer behoort zooveel mogelijk
in olie gemalen loodwit betrokken te worden;
4°. Bij de uitvoering van grootere werken behoort in ieder
speciaal geval te worden overwogen of termen aanwezig zijn
om een of meer der vier volgende maatregelen voor te
schrijven
a. Het afslijpen, afpuimen, enz. van verflagen mag alleen
nat geschieden, tenzij bewezen kan worden dat de verflagen
loodvrij zijn.
b. Ter beschikking van de schildersgezellen moeten worden
gesteld overkleederen en waschgelegenheden, met borstels,
zeep en handdoeken.
c. De aannemer is verplicht om de werklieden op het gevaar
van het gebruik van loodverven te wijzen, door uitreiking
van een gedrukt stuk, waarin dat gevaar is uiteengezet.
d. Den aannemer wordt verboden het loodwit anders dan
in olie gemalen van de fabriek te betrekken.
Ten slotte stelt de Ingenieur van Gemeentewerken nog voor
om ook omtrent het verbod van loodmenie geen beslissing te
nemen, zoolang niet het eindrapport der Loodwitcommissie is
verschenen en om ten aanzien van het gebruik van andere
loodwithoudende verfstoffen, die slechts zelden gebruikt worden,
in ieder voorkomend geval naar omstandigheden te handelen.
Wij geven U in overweging u met bovenstaande conclusies
te vereenigen, en van dit besluit, als beschikking op hun
verzoek, mededeeling te doen aan de verschillende adres
santen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geven te kennen H. J. Jansen en J. Cusiel, respectievelijk
voorzitter en secretaris van den Nederlandschen Schilders
gezellenbond, gevestigd te 's Gravenhage
T. Groeneveld en A. Regeer, respectievelijk voorzitter en
secretaris der afdeeling »Leiden" van voornoemden bond,
dat zij Uwen Raad beleefd, doch dringend verzoeken, het
gebruik van loodhoudende verven voor werken van de ge
meente, hetzij deze uitbesteed of in eigen beheer worden
uitgevoerd, te verbieden.
't. welk doende,
H. J. Jansen, Voorzitter. T. Groeneveld, Voorzitter.
.1. Cusiel, Secretaris. A. Regeer, Secretaris.
September 1907. Levendaal 154.