Als de bezitter(ster) der lioofdacte tot onderwijzer(es) met verplichte lioofdacte wordt aangesteld, of die acte driejaar bezeten heeft, ontvangt hij (zij) andermaal eene verhooging van 100.Eene derde verhooging van 100.— wordt verleend vijf jaar nadat de tweede is toegekend. Bij de vervulling eener vacature zal in den regel een on derwijzer of onderwijzeres op de aanvangswedde worden aangesteld. Art. 14. De bezoldigingen, bij het voorgaande artikel toegekend, worden verhoogd a. met ƒ100 voor elk der drie talen, Fransch, Hoogduitse!) en Engelsch, en voor de Wiskunde voor onderwijzers en onder wijzeressen, die volgens art. 5 de bevoegdheid moeten hebben die vakken te onderwijzen; de onderAvijzer of onderwijzeres, aan wie voor het onderwijs in een dezer vakken eene verhooging is toegekend, behoudt die, ook al wordt hij of zij overgeplaatst in eene klasse, waar geen onderAvijs in dit vak gegeven wordt. b. voor de onderwijzers en onderwijzeressen, die belast zijn met het onderwijs in teekenen en gymnastiek, indien zij eene bijzondere acte van bevoegdheid voor de vakken q en s be zitten met ƒ50.voor elke acte; c. voor de onderwijzeressen, belast met bet onderwijs in handwerken, indien zij de bevoegdheid voor k en t bezitten, voor elke aanteekening of acte met 25. Art. 15. Elk der mannelijke onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan (met uitzondering van de vakonderwijzers voor de vakken g, q en s) geniet, indien hij gehuwd of weduwnaar is en den leeftijd van 28 jaar jaar bereikt heeft, een tegemoet koming in de huishuur ten bedrage van 75.'sjaars. Art. 10. De jaarwedden voor de vakonderwijzeressen in de hand werken bedragen: 300.voor de eerste vakonderwijzeres; 200.tweede 150.derde en 100.vierde Bij voldoende bekwaamheid wordt aan de derde en vierde onderwijzeres tweemaal, telkens na 2 jaar dienst een verhoo ging van 25 toegekend. Art. 17. De kweekelingen, aan een der openbare lagere scholen ver bonden, ontvangen, indien zij in het bezit zijn der acte, be doeld bij art. 11a der wet op het lager onderwijs, een jaar- lijksche toelage van 100— tot 150. Het bedrag der toelage wordt bepaald door Burg. en Weth. gehoord het hoofd der school en den Directeur der Kweekschool. Zij houden daarbij rekening met den leeftijd en de bekwaamheid van den kweekeling. Art. 18. Ter tegemoetkoming aan de lasten, hun opgelegd bij de ver ordening «regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren", of bij de «Weduwen- wet voor Onderwijzers 1905", genieten de ondenvijzers wier bezoldiging ingevolge het bepaalde bij de artt. 13 en 14 750 of minder 'sjaars zou bedragen, eene verhóoging van wedde resp. van 20.— of 15.al naar bun salaris krachtens die bepalingen 000.— of minder, dan wel meer dan 600.— 'sjaars zou bedragen. Art. 19. De onderwijzers en onderwijzeressen, die bij bet in werking treden dezer verordening een hoogere wedde hebben, dan hun krachtens deze verordening zou worden toegekend, be houden de door hen genoten Avedde, onverminderd hunne aan spraken op verhooging ingevolge de bepalingen dezer ver ordening. Art. 20. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1908. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 16