DONDERDAG 6 FEBRUARI 1908. 31 besprekingtegen eene bespreking der personen zou ik protest moeten aanteekenen. De heer Pera heeft den Directeur der Gemeentewerken ter sprake gebracht en daarbij een zeer zonderling voorstel gedaan, waarbij hij van een onderstelling is uitgegaandie in werke lijkheid niet bestaat. Hij meent dat de Directeur bijna voort durend door lichamelijke omstandigheden onbekwaam is om zijne betrekking te vervullen. Dat is eenige jaren geleden gedurende eenigen tijd het geval geweest, maar wie onzer heeft in zijn leven niet een periode gehaddat hij als het ware een crisis doormaakte. Sedert een paar jaar heeft de Directeur evenwel geen oogenblik verzuimd; wellicht een enkelen dag ten gevolge van verkoudheid, maar men kan een ambtenaar toch niet den eisch stellen dat hij nooit verkouden mag zijn. En wat de vacantie betreft is het hier usance, dat ieder ambtenaar, evenals de werklieden, eenigen tijd verlof krijgt. Die usance is een noodzakelijkheid zoowel in het belang van den ambtenaar als van de gemeente. Zoo heeft de heer Driessen verleden jaar ook verlof gehad en daarop heb ik zelf aangedrongen, om dezelfde reden als dat ik daarop heb aangedrongen bij andere ambtenaren. Dit is een eisch van billijkheid, die voor alle ambtenaren geldt Dat verlof is den heer Driessen dus niet verleend om gezondheidsredenen. De heer van der Eist heeft het gelaakt, dat gesproken is van de noodzakelijkheid van traktementsverhooging, omdat de belastingen verhoogd zijn. Ik herinner mij niet, dat dit motief op den voorgrond geschoven is Wel is het bij andere kleine argumenten genoemd en ik zal het als zoodanig niet afwijzen, want niemand zal ontkennen, dat de hoogere levens- eischen ook traktements verbetering noodig maken. Ik geloof zelfs, dat ik een der hoofdargumenten weergeef, die indertijd bij de werklieden-traktementen gebezigd zijn door de heeren van der Eist, Sijtsma en Fokker, en vooral dit argument acht ik niet zoo dwaas. Maar bij ons heeft iets anders op den voorgrond gestaan, namelijk zuiver en objectief den wensch van dan Raad uit te werken naar eene regeling van het werk en het salaris der ambtenaren, overeenkomende met die in andere gemeenten. Was daarvan verlaging het gevolg geweest, dan hadden wij verlaging voorgesteld. De heer van der Eist heeft den bewaarder van de Stads- werf aangehaald en dit is voor mij een heel teer punt. Ik heb de werf gekend in een tijd, dat de administratie in vol komen wanorde was, dit is jaren geleden doch in de laatste jaren kan ik daar nooit een inval doen, persoonlijk of met de Commissie van Fabricage, of bet is altijd gebleken, tlat alles in de uiterste puntjes in orde was. Niet alleen, dat de administratie in orde was, maar ook dat alles aanwezig of verantwoord was. Die bewaarder is een buitengewoon accuraat, eerlijk en trouw man; hij heeft eene buitengewoon groote verantwoording en er worden hem hooge eischen gesteld. En daarom zou ik het krenterig vinden, wanneer men op zijn traktement ging beknibbelen. De man is m. i. met f 975 niet te hoog betaald; dat geld is bij hem zeker niet over den balk gegooid. Ik meen hiermede de sprekers te hebben beantwoord. De heer Roem. M. d. V. Na de toelichting van den heer Korevaar heb ik weinig te zeggen. Alleen zou ik wel een woord willen spreken over het denkbeeld van den heer Pera om den Directeur wat meer vacantie te geven. Ik houd mij overtuigd dat, als men dit denkbeeld voorlegde aan den Directeur van Gemeentewerken, deze de eerste zou zijn om te zeggen: doe dit niet, want als er één vak is, waar men moeilijk kan uitloopen, dan is het zeker het bouwkundig vak. Dat is in de verste verte niet te vergelijken met dat van een onderwijzer, die zijn boeken dichtslaat bij het begin van de vacantie en ze weer opendoet, wanneer deze om is. De heer Pera. Men heeft mij verkeerd begrepen. Ik heb geen voorstel gedaan, maar alleen eene vraag. Voor het ietwat bitse antwoord van den heer Korevaar bestaat dus geen reden. Hoe het tegenwoordig met de werkzaamheden van den Di recteur gaat daaromtrent kan ik verkeerd zijn ingelicht. Het was dan ook alleen eene vraag van mij,-en wanneer er geen reden bestaat om den dooi' mij aangegeven weg in te slaan, dan is dit voor mij een reden tot blijdschap. De heer Fokker. De heer wethouder Korevaar heeft den heer van der Eist en zijdelings ook mij verweten, dat wij niet consequent zouden geweest zijn, want wij hadden den ver hoogden levensstandaard in het oog moeten houden, ook ten aanzien van Directeur, Ingenieur enz. De heer Korevaar heeft zich echter zelf aan een nog veel erger inconsequentie schuldig gemaakt. Hij begon nl. met «reeds bij voorbaat protest aan te teekenen, voor 't geval hier personen zouden worden ter sprake gebracht," maar een oogenblik daarna werd doorhem zelf de bewaarder dei- Stadstimmerwerf duchtig opgehemeld als zijnde een buitengewoon verdienstelijK man. Ik wil op die verdiensten niets afdingen ik wil ze zelf gaarne erkennen maar ik vind het toch vreemd, dat de heer Korevaar nu dien persoon wel in het debat brengt, om er ons mede te bestrijden, terwijl hij ons dit zou willen verbieden. Ik herinner er aan, dat destijds toen een Ingenieur bij Gemeentewerken zou worden aangesteld, daartegen eenige oppositie was. Een van de voornaamste argumenten van Burg. en Weth. voor die aanstelling was toen, dat die Inge nieur èn den Directeur èn den Hoofdopzichter zou moeten ontlasten. Nu de Ingenieur er is, nu dus het werk van den Directeur' en van den Hoofdopzichter minder is geworden, nu zullen wij bij deze regeling deze ambtenaren toch meer traktement gaan geven. Alleen de aanstelling destijds van den Ingenieur, waardoor het werk van beide ambtenaren vermin derd is, zou voor mij een reden zijn, om nu hun salarissen niet te gaan verhoogen. Wanneer ik mij het rapport van den Directeur der Gemeentewerken, dat nu bij de stukken lag, goed herinner, dan wordt daarin er op gedrukt, dat er hier bij gemeentewerken voor rekening van den Directeur zooveel komt, dat men elders niet heeft, als bijv. het toezicht op de openbare reiniging, de uitvoering van de lanenverordening, de werkzaamheden ten behoeve van Endegeest en Rhyngeest enz. Ik zou willen vragen, of wij dan sedert de aanstelling van den Ingenieur ten deze niets zijn vooruitgegaan? Toen werd gezegd dat. overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage de Ingenieur zou moeten worden belast o. a: «1°. ter ontlasting van den Directeur: de werkzaamheden «ten behoeve van Endegeest, Rhyngeest en het Slachthuis; «2°. ter ontlasting van den Hoofdopzichter: met het drijven «van schouw over particuliere wegen en wateren en het op- smaken van de processen-verbaal deswege", m.a.w. de uitvoering «der lanenverordening die 't nu den Directeur zoo druk maakt. Is dit alles dan niet gebeurd? Heeft de Directeur het dan nog zoo druk? Wat doet de Ingenieur dan? Heeft men hem voor andere werkzaamheden noodig Deze overweging is werkelijk een van de redenen geweest, waarom ik het amen dement mede heb onderteekend. Ik vond het vreemd dat men eerst het werk ging verminderen en dan de salarissen ver hoogen. Ten slotte merk ik op, dat wanneer ik mij niet sterk vergis, de Hoofdopzichter in Nijmegen een traktement heeft van fi500f1800; dat men in Groningen, eene stad met 73000 inwoners, geen Hoofdopzichter heeft, maar wel vier opzichters; dat men in Arnhem bij een corps van negen opzichters een Hoofdopzichter niet noodig acht. Wanneer men het nu hier noodig zou achten om den Hoofdopzichter uit te schakelen en dus wat meer werk te leggen op de schouders van den Directeur en den Ingenieur, dan zou ik er in kunnen komen om hun een hooger salaris te geven, maar waar bet corps zoo groot is en de werkzaamheden van beide ambtenaren toch zijn verminderd, daar vraag ik, of die ver hooging van salarissen nu wel gewettigd is. De heer Stigter. M. d. V. Ik wensch de stem te motiveeren, welke ik over dit voorstel zal uitbrengen. Ik stem in met de toelichting van den Wethouder van Openbare Werken, dat wij niet met de personen, maar met het ambt te maken hebben, (al heeft hij bij zijne verdediging dat een oogenblik vergeten en struikelde hij evenals het beste paard) en ik gevoel mij gedrongen met de voorstellen van Burg. en Weth. mede te gaan. Wanneer ik zie naar de traktementen in andere gemeenten, wanneer ik let op de salarissen, welke andere hoofden van dienst in deze gemeente genieten, zooals de Direc teuren van het Slachthuis en van de Gasfabriek, dan kom ik tot de conclusie, dat wij, om een eerste-klasse-man te krijgen voor Directeur van Openbare Werken, diens trakte ment niet onder de f 4500 maximum moeten bepalen. Wat den Ingeneur betreft zou ik kunnen medegaan met het inge diende amendement. Over den Hoofdopzichter kan ik niet oordeelen en zou daarbij willen zeilen op het kompas van den Wethouder. De heer Korevaar. M. d. V. Nog een enkel woord. Ik zal met den heer Fokker niet debatteeren over hetgeen ik precies gezegd heb, waar hij op een enkel woord is gevallen. Ik ben geen meester in de rechten en debatteeren kan ik dus niet goed. Ik houd mij zoo goed mogelijk bij de zakelijke punten en meen niet den heer Fokker belet te hebben ook over per sonen te spreken. Daartegen heb ik echter geprotesteerd, wat mijn recht is en dat recht zal ik onverkort handhaven. Verder komt hetgeen de heer Fokker gezegd heeft hierop neer. Hij meent dat de werkzaamheden door arbeidsverdeeling zouden zijn verminderd en op dien grond wil hij het salaris verminderen. Maar daarbij begaat hij hetzelfde abuis, dat de heer Van der Eist gemaakt heeft. Het geldt hier niet de vraag, om de salarissen te verhoogen in verband met den dienstmaar wij hebben hier slechts eene regeling om de salarissen der ambtenaren vast te stellen in evenredigheid van wat overeenkomstige ambtenaren in andere gemeenten verdienen. Op de werkverdeeling zal ik niet ingaan, evenmin op de taak, die op ieder ambtenaar rust. Als eene andere gemeente geen Hoofdopzichter heeft, zal daarvoor ook wel eene bijzondere

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 7