26 DONDERDAG 6 FEBRUARI 1008. moeten ontraden, omdat naai' onze overtuiging niet alle ouders van de kinderen der 2de klasse scholen een verhoogd school geld kunnen betalen, kwam bij mij de gedachte op, of er niet een andere weg was, om tot een betere schoolgeldheffing te komen, mits het was eene heffing, die den toets der billijk heid en rechtvaardigheid kon doorstaan. Ik vond het gemakkelijk iets af te keuren en te verwerpen, maar beter achtte ik het. te beproeven tevens iets beters er voor in de plaats aan te bieden. Dat was de gedachte, die bij mij voorzat. Ik kwam, niet door daarover lang te praktizeeren, want daarvoor miste ik den tijd, spoedig tot een plan, dat ik in onze drie voorstellen belichaamd heb en waarvan ik mijne beide medeleden van de Commissie van Financiën deel genoot maakte. De heer Reimeringer was het geheel met mij eens; de heer Witmans aarzelde. Toch scheen de heer Witmans mijne voorstellen verre te verkiezen boven die van Burg. en Weth. en zeide onder andere herhaaldelijk tegen mij: »Dat hebt u heel aardig in elkaar gezet en bedacht." Het was verder de heer Witmans, die er bij mij sterk op aandrong, dat ik mijne voorstellen bij den Raad zou indienen en daar de heer Reimeringer geheel met mijne voorstellen instemde, deden wij zulks te zamen. Een soort van compagnieschap dus Nu wil ik over de voorstellen zelf niet veel meer zeggen. Ik houd mij overtuigd, dat mijne mederaadsleden onze toe lichting nauwgezet hebben gelezen en bestudeerd. Liever wil ik het een en ander zeggen over meeningen, die naar aan leiding van onze voorstellen zijn verkondigd, waarbij ik dan tevens hoop aan te toonen, dat onze voorstellen in het waar achtig belang onzer gemeente zijn. Achtereenvolgens wil ik bespreken: 1 Kosteloos onderwijs voor ieder kind; 2°. Dat onze voorstellen stukwerk zijn; 3°. Dat het beter is, het schoolgeld evenredig over alle scholen te verhoogen; allereerst komen dan de scholen der 1ste klasse daarvoor in aanmerking. Kosteloos onderwijs dus. Er is wel eens beweerd, alle onder wijs moest kosteloos zijn. Ik ben het daarmee niet eens. iets toch wat kosteloos wordt verstrekt, wordt op het laatst niet meer gewaardeerd en daarom vind ik, dat ouders, die eenigs- zins iets voor het onderwijs, dat hunne kinderen genieten, kunnen bijdragen, dit ook naar hunne krachten en maat- schappelijken welstand behooren te doen Er is ook geschreven, »het onderwijs is eene eerste levensbehoefte". Daarmee ben ik het volkomen eens en zeg zelfs gelukkig, maar brood is ook een eerste levensbehoefte, waarom zou men dan het onderwijs kosteloos eischen en voor het dagelijksch brood moeten be talen? En dan nog. Er bestaat ook bijzonder onderwijs. Vele ouders hebben gemoedsbezwaren tegen de openbare school en al deel ik in het geheel niet één enkel dezer bezwaren, ik ben verdraagzaam aangelegd en ik eerbiedig de bezwaren dezer ouders en wanneer men nu het onderwijs kosteloos ging verstrekken, zouden wij tegenover deze ouders eene zeer groote onbillijkheid begaan. Maar er is nog een andere meer bindende reden; waarom voor het onderwijs wel iets mag worden betaald. Het is toch een onloochenbaar feit, dat de kosten van het onderwijs steeds stijgende worden en dat de gemeentefinanciën juist daardoor in de meeste gemeenten en ook hier te Leiden, allesbehalve rooskleurig zijn. Verhoog dan het percentage van de inkomstenbelasting. Nog daarge laten, dat dit eene onbillijkheid is tegenover de voorstanders van het bijzonder onderwijs, zoo zou het verhoogen van het percentage der inkomstenbelasting juist het tegenovergestelde uitwerken, van wat men beoogde. Wanneer het percen tage verhoogd wordt, trekken hoe langer hoe meer men- schen Leiden uit en wordt de belastingdruk voor de ach terblijvende!) steeds grooter en wanneer ik strijd voor eene rechtmatige billijke schoolgeldverhooging, dan strijd ik in de allereerste plaats voor hen, die om welke reden dan ook Leiden niet kunnen verlaten, als winkeliers en allerlei nering doenden, den zoogenaamden middenstand. Juist voor deze menschen is het van belang, dat getracht wordt de beste krachten in de inkomstenbelasting voor Leiden te behouden en is het ten slotte voor hen voordeeliger, wanneer het schoolgeld voor hunne kinderen een weinig verhoogd wordt, dan dat het percentage van de inkomstenbelasting nog hooger wordt, dan het nu reeds is. 2°. Onze voorstellen zijn stukwerk. Datzelfde is ook gezegd van het voorstel van Burg. en Weth. En ik beken, dat de man, die dat heeft opgemerkt, volkomen gelijk heeft. Wij evengoed als Burg. en Weth. hebben een stuk aangezet. Er is toch eene groote gaping in de schoolgelden. Burg. en Weth. pasten één stuk aan en deden dit zoo, dat de verhouding van de schoolgelden van de 1ste tot de 2de klasse scholen verbeterde, maar zij verergerden daardoor de verhouding van de schoolgelden van de 2de tot de 3de klasse scholen. Wij pasten zelfs twee stukken aan, en al zijn dit kleinere stukken, wij deden het zoo, dat de verhouding dei' schoolgelden tusschen alle klassescholen daardoor zeer regelmatig werd, hetgeen wij in onze toelichting met cijfers aantoonden. Juist om de ver houding het zuiverst te krijgen, stelden wij voor op de school van den heer van der Heyde '15 cents per week te laten betalen. Oordeelt de Raad, dat dit te veel is, wij zijn ook te vinden voor 12 cents, al wordt dan de verhouding daar door iets onregelmatiger. 3°. Hadden wij liever het schoolgeld op alle scholen even redig moeten verhoogen, in de eerste plaats natuurlijk op de lste klasse scholen. De man, die dat opmerkt in ons plaatselijk blad en zich Leidenaar noemt en ook dikwerf aardige stukjes schrijven kan, getuige nog zijn voorlaatsten brief over trek honden, »dat is mij uit het hart gesneden", zou een onzer Wethouders zeggen, die man blijkt daardoor toch een vreemde ling in Jeruzalem te zijn, anders zou hij weten, dat het school geld op de 1ste klasse scholen reeds vroeger is verhoogd. De scholen lste klasse waren immers vroeger scholen met meer uitgebreid lager onderwijs. Zelf leerde ik op de school van den heer Japikse de beginselen van .de Engelsche en Duitsche talen, ook algebra, dier-en plantkunde, enz. Ook op de meisjes school vroeger van Mej. Renssen en Mej. Jesse werden deze vakken onderwezen. In dien tijd bedroeg het schoolgeld ƒ60 per leerling. Deze beide scholen zijn veranderd in gewone lagere scholen, maai' het schoolgeld bleef op ƒ60 gehandhaafd. Het schoolgeld is toen dus feitelijk verhoogd. Met de 2de klasse scholen heeft precies het tegenovergestelde plaats gehad en is op twee dezer scholen het leerplan uit gebreid, zoodat het geworden zijn scholen met meer uitgebreid lager onderwijs, dus inderdaad werd hier het onderwijs goedkoo- per of feitelijk het schoolgeld verlaagd en is het dus zeker billijk, dat de schoolgelden van deze twee scholen worden verhoogd. Dit achten wij dan ook wel het sterkste argument, om de school gelden van deze twee 2de klasse scholen te verhoogen. Hier past tevens, vinden wij, een woord van hulde aan de minderheid van het College van Burg. en Weth., die deze verhooging wel aandurft. Nu kunnen niet alle ouders van de kinderen der tweede klasse scholen meer dan 16 gulden schoolgeld betalen, maai' wel de grootste helft., doch daarvoor gaat dan het onderwijs ook veel verder en alleen voor de drie hoogste klassen van twee scholen wordt dit dan ƒ30. Indien er slechts zes klassen op die scholen waren, dan zouden de ouders evenals de ouders, wier kinderen bij den heer Zeilstra en mej. Pont schoolgaan, hunne kinderen naar de Hoogere Burgerschool moeten stu ren en daar zouden zij dan niet 30, maar ƒ60 schoolgeld moeten betalen, behalve het geld voor boeken, enz. Mij dunkt, dan is ons voorstel zeer billijk. En ook de verhooging van het schoolgeld van een 400-tal kinderen van 6 op 12 of 15 cents is toch niet zoo verschrikkelijk. Ook onder die 3000 kinderen schuilen er wel enkelen 1 op de 8, wier ouders iets meer kunnen of willen betalen. Dat erkent ook de door mij reeds aangehaalde Leidenaar in een tweeden brief aan onze voor stellen gewijd. Hij schrijft zelfs: zonder bezwaar. Die briefschrijver Leidenaar is ook aan het cijferen gegaan en komt dan tot de verrassende ontdekking, dat een vader met een jaarlijksch inkomen van 4000, die eene dochter heeft op de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, per jaar van de gemeente 17 toekrijgt. Maar die vlieger gaat niet op, want geheel worden over het hoofd gezien de opcenten voor de gemeente op de personeele belasting en moet men er ver der toch bij bedenken, dat zoo'n dochter gemiddeld slechts 3 jaar de Hoogere Burgerschool bezoekt, want de kleinste helft der leerlingen doorloopen de geheele Hoogere Burgerschool. Dan is de Hoogere Burgerschool voor Meisjes de meest on- voordeelige school voor de gemeente. Dus 3 jaar heeft zoo'n vader een betrekkelijk voordeeltje en krijgt hij dus iets terug van de vele belastingpenningen, die hij voorheen en ook voor zijn verder leven zal moeten opbrengen, niet alleen voor de scholen, die zijne dochter heeft bezocht, maar voor alle ge meentescholen van lager, middelbaar en hooger onderwijs. Nu ben ik ook aan het cijferen gegaan. Ik heb namelijk nagegaan het gemiddeld jaarlijksch inkomen van de ouders te Leiden woonachtig, wier kinderen de school van den heer Zeilstra bezoeken. De namen werden mij door den heer Zeilstra welwillend verstrekt. Ik kwam tot het cijfer 4489, dus roijaal genomen 4500. Die ouders betalen aan school geld ƒ60. Neemt men nu aan, dat de ouders van de kinderen, die de derde klasse scholen bezoeken een gemiddeld inkomen hebben van ƒ600, dan zouden zulke ouders jaarlijks 8 school geld moeten betalen, maar zij betalen slechts f 3 schoolgeld. Ik zeg er terstond bij, dat ik dit billijk vind, maar ik toon er toch tevens duidelijk mee aan, dat de schoolgeldheffing hier te Leiden reeds zeer progressief is, zoodat er voor mij geen reden bestaat om bijv. ook het schoolgeld op de lste klasse scholen te gaan verhoogen, wel daarentegen eene derde klasse school A in te voegen, waar men 12 of 15 cents schoolgeld betalen moet. Nu heeft men ons voor de voeten geworpen, dat wij specu- leeren op eene minderwaardige karaktertrek. Maar dat verwijt werpen wij verre van ons. Op dorpen, zoo wordt gezegd, zitten ook wel allerlei kinderen naast elkaar. Maar het gaat toch niet aan stadsscholen met een dorpschool te vergelijken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 2