22
DONDERDAG 30
JANUARI 1908.
den heer Stigter, mede door mij onderteekend, werd aange
nomen. Men mag ook niet uit het oog verliezen, dat ook
een Rijkssubsidie zal worden verkregen. En dan is er nog
een andere reden voor de stichting van een nieuwe school.
Toen bij de behandeling der begrooting de bewaarscholen
aan de órde waren, werd er op gewezen, dat het stelsel niet
zoo goed was, dat het beter was aan de scholen eene voor
bereidende klasse te verbinden en er werd gevraagd of het
niet goed zou zijn aan nieuwe scholen zulk eene voorbe
reidende klasse te verbinden. Dit nu kan niet geschieden
bij verbouwing der oude scholen: ook daarom geloof ik dat
er alles te zeggen is tegen het voorstel van Burg. en Weth.
en voor het voorstel van den heer Stigter c. s.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb na al het gesprokene
niet veel te zeggen. Ik meen dat het voorstel dat thans aan
de orde is, eigenlijk reeds in de maand October van het
vorige jaar in behandeling is geweest. Toen is met zeer
groote meerderheid uitgemaakt, dat men niet wilde een
nieuwe school en ik vind nu geen reden, om op het besluit
toen genomen terug te komen. Toen had ik ook liever een
nieuwe school gewild, doch nadat reeds f 25000 is gevoteerd
voor de verbouwing van de school Oude Vest, waarop niet
kan worden teruggekomen, wordt het geval anders. Overi
gens geef ik gaarne mijn bewondering te kennen over de
wijze, waarop de heer Stigter zijn voorstel met wat fijn ge
schut, de heer Fokker met wat grover geschut, heelt ver
dedigd. Toch hebben zij mij niet kunnen overhalen om op
het eenmaal genomen besluit terug te komen of daarvan af
te wijken. Had men de school op de Oude Vest niet behoeven
te verbouwen, dan was ik, zoo ik zei, voor een nieuwe school
geweest, maar nu wij hebben gehoord de redevoeringen van
de heeren van Hamel en de Goeje en van den heer Stigter
zelf, dat in de laatste 10 jaar het aantal kinderen nog met geen
100 is toegenomen, wil het mij voorkomen, dat in de naaste
toekomst een voldoend aantal leerlingen kan geplaatst worden,
terwijl de regeling van het onderwijs ook behoorlijk kan ge
schieden. Ik zal dus nu stemmen tegen het voorstel van
den heer Stigter, en doe dit te eerder, waar reeds weer twee
nieuwe scholen, een van de 3de en een van de 4de klasse,
op het gemeenteprogram staan.
De Voorzitter. Er is ingekomen een voorstel van de heeren
Zaalberg, Reimeringer en Roem waarbij zij hun amendemenl
in dien zin wijzigen, dat het gelezen wordt:
»De nieuwe school der 2e klasse zal zijn eene school van
meer uitgebreid lager-onderwijs met 9 klassen met hooger
schoolgeld. Het schoolgeld zal later vastgesteld worden." Het
komt mij voor, dat voor die wijziging niet veel is te zeggen,
want wat bedoelen de heeren met hooger schoolgeld Hooger
dan het schoolgeld op de school van den heer Cramer of
een ander? Eene nadere toelichting zal dus zeer gewenscht zijn.
De heer Zaalberg. Wij hebben dit voorstel ingediend, om
dat het voorstel van den heer Stigter c. s straks, als de
verste strekking hebbende, het eerst in stemming zal worden
gebracht en wij in ieder geval wenschen bepaald te zien, dat
het schoolgeld op die nieuwe school hooger zal zijn dan dat
op de bestaande scholen der 2de klasse. Er bestaat in onze
gemeente behoefte aan een school met een schoolgeld, dat
gelegen is tusschen het schoolgeld der 1ste klasse scholen
en dat der 2de klasse scholen en nu een voorstel aanhangig
is om een nieuwe school te bouwen, zouden wij gaarne van
de gelegenheid willen gebruik maken om een verhoogd school
geld in te voeren.
De Voorzitter. Ik wensch niet te inlluenceeren op de be
slissing, welke de heeren omtrent hun voorstellen zullen
nemen, maar het komt mij toch voor, dat het eerste voor
stel consequenter is dan het gewijzigde. Daarin wordt ten
minste aangegeven, tot hoeveel de voorstellers het schoolgeld
willen verhoogen. Ik vermoed, dat het gewijzigde voorstel,
waarin alleen gesproken wordt van »een verhooging", als het
ware ins Blaue hinein, niet veel steun zal vinden. In het
belang der zaak geef ik den heeren dus in overweging hun
oorspronkelijk voorstel te handhaven.
De heer Zaalberg. M. d. V. Dan handhaven wij het eerste
voorstel en nemen het tweede terug.
De heer Vergouwen. Slechts een enkel woord. In de eerste
plaats om "het amendement van de heeren Zaalberg en
Reimeringer, ook in zijn oorspronkelijken vorm, te bestrijden.
Ik wensch er niet rechtstreeks tegen in te gaan, maar ik
wensch de combinatie ervan met het voorstel van de heeren
Stigter, de Boer en Fokker te bestrijden. Gesteld dat de Raad
besluit tot het stichten van een nieuwe school, is het dan
voorzichtig er dadelijk bij te bepalen, welk bedrag aan school
geld aan die school zal worden geheven? Is het niet
veel verstandiger om te wachten en eerst te zien, hoeveel
kinderen voor die school beschikbaar zullen zijn en uit welke
rangen en standen deze komen? Er komt bij, dat bij aan
neming van het amendement op radicale wijze in een be
staande schoolgeldregeling zou worden ingegrepen. Misschien
zou deze quaestie beter bij het volgende punt der agenda ter
sprake kunnen komen, maar het schijnt mij wenschelijker
toe om daarmede te wachten, totdat wij de geheele schoolgeld
regeling onder de oogen zien, waartoe wij op den duur zeker
zullen moeten overgaan, dan om een zaak als deze occasioneel
te behandelen.
Wat het voorstel van den heer Stigter c. s. betreft, zou ik
zeggen, dat dit uit de debatten van verleden jaar voortvloeit.
Er is altijd nog een leemte, ook voor mijn gevoel, maar lang
zamerhand ziet men die aanvullen. Verleden jaar is namelijk
gevraagd, welke de plannen van Burg. en Weth. ten opzichte
van den schoolbouw waren en verzocht den Raad die plannen
te doen kennener zouden dan definitieve voorstellen kunnen
zijn gedaan en de Raad had definitieve besluiten kunnen
nemen over een geheel plan. Er ware dan geen sprake ge
weest van het verbouwen van de scholen aan de Üude Vest
en in de Breestraat en van die van den heer Cramer, maar
dan had de Raad het geheele plan kunnen overzien en nagaan,
of de uitvoering daarvan de voorkeur verdiende boven het
bouwen van een nieuwe school. Nu echter heeft de Raad
reeds besloten tot het verbouwen van de school aan de Oude
Vest en wij staan op dit oogenblik voor een voorstel om het
zelfde te doen ten aanzien van de school in de Breestraat.
Op die manier zien wij hetgeen verleden jaar is gevraagd,
nl. welke de plannen van Burg. en Weth. ten opzichte van
den schoolbouw zijn. De bedoeling van het Dagelijksch Bestuur
blijkt te zijn om de bestaande scholen te doen verbouwen.
Het gevolg van een en ander is, dat ik het voorstel van
den heer Stigter c. s., zooals het daar ligt, niet meer kan
ondersteunen. Verleden jaar zou ik er misschien vóór zijn
geweest, maar nu eenmaal besloten is om de school aan de
Oude Vest te verbouwen, is een belangrijk argument, aan het
betoog van den heer Stigter ontvallen. Er is voor de drie
verbouwingen een kostenberekening gemaakt en daarin is o.a.
een bedrag van f 24000 opgenomen voor de school aan de
Oude Vest. Wanneer men die som van het geraamde bedrag
van f 50000 aftrekt, rest er slechts f 26000 voor de verbou
wingen, die nog zullen volgen.
Waar eenmaal besloten is om de school aan de Oude Vest
te verbouwen, acht ik het niet wenschelijk op het voorstel
van den heer Stigter c s. in te gaan en daardoor inbreuk te
maken op het plan, dat Burg. en Weth. hebben vastgesteld,
om eerst de school aan de Breestraat en daarna die van den
heer Cramer te verbeteren.
Er is nog een argument, waarom ik niet met het voorstel
van den heer Stigter c. s. medega. Ik kan namelijk niet toe
geven, dat de norm voor het aantal kinderen per klasse precies
25 moet zijn, en dat daarom eene nieuwe school noodzakelijk
is. Want het gaat niet op wat de heer Fokker heeft gezegd,
dat is geen onderwijsaxioma, dat hoe minder getal leerlingen,
hoe beter het onderwijs isdat hangt nog van andere factoren
af. Wat betreft het normale getal leerlingen op ééne school,
309 is natuurlijk een getal, dat ongeveer als maximum mag
worden beschouwd, üp een paar leerlingen komt het echter
niet aan en het getal leerlingen, dat de scholen 2e klasse
bezoekt, is hier niet zoo verbazend boven dit getal, dat daar
voor het stichten van eene nieuwe school dadelijk gewettigd
zou zijn.
De heer Pera. Het wil mij voorkomen, dat men wel wat
weinig de practijk heeft laten meespreken, wat betreft den
toestand op de 2e klasse scholener moet toch rekening
worden gehouden met hetgeen op die scholen wordt betaald.
Ik heb echter nu het woord gevraagd om op te komen tegen
de lichtzinnige wijze, waarop de heer Fokker over de zaak
spreekt. Het onderwijs moet goed zijn, zegt hij, en anders
moet het goedgemaakt worden. Nu, dat liedje kennen wij al
sedert jaren. En dan laat hij er op volgen wij hebben geen
scholen om er geld mede te verdienen. Men moet het maar
durven zeggen. Eerst belegt men schatten in scholen, altijd
maar meer, en dan zegt menwij hebben geen scholen om er
geld mede te verdienen. Dat is toch geen argument. Wij
moeten toch met wat meer ernst op de financiën der ge
meente letten. Wanneer er iemand voor goed onderwijs is,
dan ben ik het, maar men moet toch ook rekening houden
met de kosten. Wanneer men daarmede geen rekening wil
houden, laat men dan beginnen met de scholen 3e klasse
op te voeren tot de hoogte van de scholen 2e klasse.
De heer Roem. Een enkel woord nog over Ae soliditeit
van den ombouw der meisjesschool. De heer Fokker heeft
straks gezegd, dat er kans bestaat, dat wij althans de zeker
heid niet kunnen geven, dat de school niet zal inzakken, en
de heer Stigter heeft gesproken over de toetreding van licht,
wanneer eene verdieping op het gebouw komt. Het onderzoek
van de Commissie van Fabricage is echter niet zoo licht
hartig geweest. Dat onderzoek is niet geschied in de ver
gaderkamer van de Commissie, maar de Commissie is ter
plaatse zelf geweest en heeft met den Directeur der Gemeente-