20 DONDERDAG 30 JANUARI 1908. plaats voor een goede school met verhoogd schoolgeld. Daarin zou men eene tegemoetkoming kunnen vinden voor de kosten van de nieuwe onderwijzers. En ten slotte zou ik zeggen: men moet niet te angstvallig zijn waar het gaat het onder wijs van onze kinderen goed te maken. De Voorzitter. Voordat ik den heer van Hamel gelegen heid geef den heer Stigter te beantwoorden, zou ik den heer Stigter willen vragen, of ik het goed heb begrepen, dat hij thans ongepraejudicieerd wil laten, welk soort of type van school zou gebouwd moeten worden, bijv. eene gemengde school of niet. De heer Stigter. Dat wensch ik thans niet te beslissen dat is iets, dat ik aan de uitvoering wil overlaten. De Voorzitter. Dat is dus in strijd met het amendement van den heer Zaalberg c. s. In de tweede plaats is mij niet gebleken, of gij de ver bouwing van de school aan de Oude Vest al dan niet wilt doen doorgaan. De heer Stigter. M. d. V. Bij de berekeningen, welke ik maakte, hebt U kunnen bemerken, dat ik die verbouwing niet liet doorgaan. U begrijpt, dat ik dat niet in mijn voor stel heb opgenomen, want een voorstel om op een vroeger besluit van den Raad terug te komen, moet, wil het behan deld kunnen worden, op de agenda staan. 11 zoudt dus het voorstel niet ontvankelijk hebben verklaard. Ik geloof daarom juist naar uw zin te hebben gehandeld. De heer Zaalberg. M. d. V. Na hetgeen door den heer Stigter in het midden is gebracht, is het voor mij gemakkelijk ons amendement kortelijk toe te lichten. Nu er een voorstel tot oprichting van een nieuwe school der 2de klasse is gedaan, zouden wij daaraan gaarne de voorwaarde verbonden zien, dat aan die school een hooger schoolgeld zal worden geheven dan tot dusverre op de scholen der 2de klasse gebruikelijk was. Waar er tusschen het school geld der 1ste klasseschool, n. 1. 60, en dal der 2de klasse- scholen, n. 1. ƒ16, zulk een groote gaping bestaat, is er naar onze meening wel degelijk plaats voor een schoolgeld, dat daartusschen in ligt. Wij hebben onze denkbeelden op dit gebied door ,ons voorstel, dat op de agenda van heden voorkomt, trachten tot verwezenlijking te brengen; het strekt om de schoolgelden, zoowel van de 2e als van de 3e klasse scholen te verhoogen, maar nu zich het geval voordoet, dat een voorstel aanhangig is om een nieuwe school te bouwen, wenschen wij daaraan de reeds genoemde voorwaarde te verbinden. Het bezwaar, dat het moeielijk is een nieuwe schoolgeldregeling in te voeren, is geheel ondervangen, omdat het hier een nieuwe school geldt, waarop de kinderen tegen verhoogd schoolgeld zouden kunnen worden toegelaten. De aanneming van ons amendement zal tengevolge hebben, dat er jaarlijks 3000 meer aan schoolgeld zal worden ontvangen, want het is onze bedoeling, dat het een school van negen klassen zal worden, terwijl wij het gemiddelde aantal kinderen van een school op 300 stellen. Die meerdere opbrengst van het schoolgeld zal zoowel aan den schoolbouw als aan het onderwijzend personeel ten goede komen. Mocht het voorstel van den heer Stigter c. s. met ons amen dement worden aangenomen, dan zijn de heer Reimeringer en ik bereid ons voorstel betreffende de schoolgeld verhooging op de lagere scholen der 2e en 3e klasse terug te nemen en af te wachten, hoe de nieuwe school met het hoogere school geld zal werken. Later kan dan wellicht worden beslist over de vraag, of ook op een der scholen 3e klasse het schoolgeld zal worden verhoogd. Dit is echter een zaak van latere zorg. In verband met hetgeen de heer Stigter over de verbouwing van de school aan de Breestraat heeft opgemerkt, wil ook ik verklaren tegen het hooger optrekken der school bezwaar te hebben. Er staat reeds een verdieping op en nu zal er nog een op worden geplaatst. Krijgt die school aldus drie ver diepingen, dan neemt het brandgevaar in sterke mate toe en zal het noodig zijn een aparten brandtrap buiten aan het gebouw aan te brengen, opdat men bij eventueele ongelukken veilig naar beneden kan komen Het gebeurt wel zelden, dat er in een school brar.d ontstaat, maar het is mij eenmaal voorgekomen, dat ik op voorschrift van het gemeentebestuur bij het bouwen van een kerk, die gelijkvloers is en's winters door een warm-waterleiding wordt verwarmd, verplicht was aan den eenen kant vijf groote dubbele deuren vlak naast elkaar te maken, terwijl er aan den anderen kant reeds twee waren. Sedert dien tijd ben ik werkelijk wel wat bang ge worden voor brandgevaar. Ik acht het dan ook meer aan te bevelen een nieuwe school te stichten dan een oude te verbouwen. De heer van Hamel, Ik heb met groote belangstelling en met genoegen, wat het oratorisch gedeelte betreft, de uiteen zetting van den heer Stigter gehoord. Hoewel het altijd een genoegen is den heer Stigter te hooren spreken, ben ik het toch niet in alle deelen met hem eens, wat betreft de gebreken, die hij in het voorstel van Burg. en Weth. heeft ontdekt. Naar het mij voorkomt, heeft hij zich wel aan eenige over drijving schuldig gemaakt. Ik zal niet zeggen dat de meisjes school 2e klasse aan alle idealen voldoet, volstrekt niet. In vroeger tijd bouwde men scholen, waarmede men nu geen vrede meer heeft. Maar men moet toch ook rekening houden met de geldmiddelen der gemeente. Wanneer men daarmede geen rekening behoefde te houden, dan was er zeker veel voor het denkbeeld van den heer Stigter te zeggen Men moet echter niet vergeten, dat er, behalve deze school, nog meer onderwijsbelangen zijn te behartigen, dat weldra den Raad een voorstel zal bereiken om een school 3e klasse en een school 4e klasse te bouwen, en dat wij pas hebben gevoteerd de kosten voor uitbreiding voor de jongens- en meisjesschool 2e klasse. Het is dus onjuist door den heer Stigter voorgesteld, wanneer hij zegt dat in zijn gedachtengang, door het stichten van een nieuwe school 2e klasse, zouden kunnen vervallen de uitgaven voor verbouwing en vernieuwing der jongens- en meisjesschool. Neen, want wanneer men zich alleen beperkt tot die uitgaven welke eigenlijk noodig zouden zijn voor de lokaliteiten, dan zou er misschien een paar duizend gulden kunnen bespaard worden. Maar volstrekt noodig is in elk geval de aanbouw van een gymnastieklokaal, een uitgaaf van 8 a ƒ9000; dat gymnastieklokaal is voor de jongens- en meisjesschool absoluut noodig. Bovendien is dit een uitgaaf, die reeds door den Raad is gevoteerd; de plannen zijn op gemaakt en het bestek zal weldra worden gepubliceerd. Tenzij de Raad mocht besluiten om daarop terug te komen, is dus aan die uitgaaf niets te veranderen. Ik hoop ook niet dat de Raad er op terug zal komen, want het onderwijs zou er niet mede gediend zijn. Wat nu betreft de verbetering van de meisjesschool, die door Burg. en Weth. aan den Raad wordt voorgesteld, daar door zal in een groote behoefte worden voorzien. Met langer uitstel zal het onderwijs zeer worden geschaad. Door een samenloop van allerlei omstandigheden is er toch al vertra ging. Het is niet zoo gemakkelijk en eenvoudig geweest om de plannen zoo dadelijk te ontwerpen. Er is veel overleg noodig geweest; er moesten allerlei besprekingen plaatsheb ben de Schoolcommissie en de Commissie van Fabricage moesten herhaaldelijk geraadpleegd worden. Er zijn ver schillende plannen ontworpen, en nu eindelijk is men met een plan gekomen, dat wel niet voldoet aan alle idealen, maar dat, dan toch voor de betrekkelijk geringe som van 15000 iets geeft, dat nog al aardig is. Op die wijze ver mijdt men een uitgaaf van eenige tienduizenden, die het gevolg zou zijn van aanneming van het voorstel van den heer Stigter. Het getal kinderen, zegt de heer Stigter, is belangrijk ge stegen, het accres is enorm. Het cijfer door den heer Stigter genoemd van 1025 kinderen komt vrij wel overeen met hetgeen mij daaromtrent bekend is; mij is n. I. opgegeven 1023. Op dit oogenblik zijn er 1023 kinderen, verdeeld over drie scholen, n. 1. op de jongensschool 380, op de meisjesschool 281 en op de jongens- en meisjesschool 362. Dat zijn de meest juiste cijfers, die ik geven kan, op één uitzondering na. Omtrent de school van den heer Cramer namelijk heb ik nog heden getracht inlichtingen te verkrijgen, inaar, door een onverklaarbaar misverstand, ben ik dat cijfer niet te weten kunnen komen. Ik vermoed, dat de heer Cramer ongesteld is. De heer Stigter meent dat de verhooging van de school in de Breestraat met één verdieping, groot bezwaar zal scheppen ten opzichte van het licht. Het is mogelijk dat die verbouwing in dat opzicht eenigen invloed zal hebben, maar ik geloof niet, dat er van een ernstig bezwaar sprake kan zijn. De heer Stigter kan evenmin als ik daaromtrent met eenige zekerheid iets zeggen en wij kunnen de regeling in deze veilig overlaten aan de Commissie van Fabricage, den Directeur van de Gemeentewerken en den districts-sehool- opziener, die het bestek moeten vaststellen en goedkeuren. De heer Zaalberg sprak van het brandgevaar in de te ver bouwen school. Ik meen. dat dit gevaar, door het opbouwen van die verdieping, niet grooter zal worden dan het op dit oogenblik is. Men heeft aan de zijde der speelplaats deuren, die toegang geven naar buiten en de trappen naar de boven- etage zijn gemakkelijk. Bovendien wordt er in deze schoof alleen overdag onderwijs gegeven en ik zie dan ook niet in, waarom het brandgevaar hier grooter zou zijn dan in eenige andere school. Ik zou het zeker toejuichen, dat een vierde school der 2e klasse werd opgericht, als men zeer veel ruimte van geld middelen had, maar, met het oog op den toestand dei' ge- meentefinanciën, zou ik het ten zeerste afkeuren, wanneer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 10