17 daaromtrent bepaalde in de voorwaarden van verhuring, steeds voor rekening van de gebruikers. Mitsdien geven wij U in overweging ons te machtigen de groote zaal der Stads-Gehoorzaal op een nader te bepalen avond kosteloos ter beschikking te stellen van de Arbeiders- zangvereeniging »De Stem des Volks" onder mededeeling evenwel dat bet vrij gebruik van gas niet kan worden, toegestaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. Leiden, 21 Januari 1908. Aan den raad der gemeente Leiden Ldelachtbaren Heeren. Geven met verschuldigde eer te kennen Albert Riel en Nicolaas Olivier respectiefelijk voorzitter en secretaris der arbeiders zangvereeniging De Stem des Volks dat op hun j.l. gehouden ledenvergadering, is beslooten, om met medewerking van eenige mucicieeen concert te geven in de groote stadszaalten bate der werkeloozen. dat de firiantieële draagkracht der vereeniging niet toe rijkend is om de onkosten van zaalhuur en gaslicht te dekken. waarom zij U beleefd verzoekt, de zaal voor bovengenoemd doel gratis te willen verleenen. Welk doende ALu. Riel, Voorzitter. N. Olivier, Secretaris. N°. 86. Leiden, 23 Januari 1908. Let hierbij overgelegd schrijven van Gedeputeerde Staten dezer provincie van 24/28 December 1900 opende een lange reeks van onderhandelingen met dat college betreffende de oprichting bij het kr ankzinnigengesticht »Endegeest" van een afdeeling voor jeugdige idioten. Thans, ruim een jaar later, zijn uit die onder handelingen plannen gegroeid van zoo vasten vorm, dat zij in een bepaald voorstel aan Uwe Vergadering kunnen worden belichaamd. «Bestaan er," aldus was de eerste vraag van Gedepu teerde Staten «plannen om het gesticht Endegeest uit te brei den met een speciaal voor jeugdige idioten bestemde af- deeling?" Het was duidelijk dat een positief antwoord op die vraag moeilijk te geven was. Zeker, er was wel eens, zoo bij de commissie van beheer over de gestichten «Endegeest" en «Rhijngeest" als in den boezem van ons college, van gedachten gewisseld over de vraag of het geen overweging zou verdie nen een speciale afdeeling voor jeugdige idioten in het leven te roepen. De Inspecteurs van het Staatstoezicht op Krank zinnigen hadden meer dan eens op de wenschelijkheidja de noodzakelijkheid van een afzonderlijke verpleging van idioten gewezen. De hoogleeraar in de Psychiatrie had er de aan dacht op gevestigd hoe ook de belangen van het Hooger Onderwijs door de oprichting van zulk een afzonderlijke af deeling zouden kunnen worden gediend. Maar tusschen zulke algemeene besprekingen en bepaalde plannen lag nog een hemelsbreede afstand. Geheel anders werd de zaak evenwel nu ook de Provincie op de oprichting van een afzonderlijke gelegenheid voor idioten-verpleging bleek prijs te stellen. Door haar zoowel als door het Rijk was als voorwaarde gesteld voor het genot van bijdragen in de verpleegkosten van armlastige idioten beneden de 16 jaar, dat deze öf in een idioten-gesticht of in een in het bijzonder voor hen bestemde afdeeling van een krankzinnigengesticht zouden worden verpleegd. De mogelijk heid was zelfs niet uitgesloten dat de provincie voor dit doel een overeenkomst met een in een andere provincie ge vestigd idioten-gesticht zou aangaan. De voorkeur bleek zij er echter aan te gevenindien in de provincie zelve de gelegenheid tot afzonderlijke idioten- verpleging kon worden in het leven geroepen. En inderdaad zouden de in de provincie wonende ouders van idiote kinderen er zeker veel eer dan thans toe te be wegen zijn die kinderen, in hun eigen welbegrepen belang, in een gesticht voor idioten te doen verplegen, indien de gelegenheid tot zoodanige verpleging zich slechts meer in hun onmiddellijke nabijl/eid aanbood, zoodat, zij hun kinderen van tijd tot tijd zouden kunnen bezoeken. Bovendien wijzen de Inspecteurs van het Staatstoezicht in hun schrijven aan ons college van 31 December 1906 (waarin zij ons als't ware op het hart binden de vraag van Gedep. Staten toch niet al te spoedig in ontkennenden zin te beantwoorden) er op, hoe de bestaande inrichtingen voor idioten-verpleging te Ennelo eri te Udenhout een specifiek karakter dragen, zoodat een neutrale inrichting zeker in een behoefte zou voorzien. Ein delijk mogen ook de belangen van het Hooger Onderwijs niet uit het oog worden verloren. Dit alles in aanmerking nemende, verdiende dus de vraag van Gedep. Staten zeker ernstige overweging. In beginsel kon er tegen de oprichting van zulk een afzonderlijke idioten- afdeeling zeker geen enkel bezwaar bestaan. Integendeel, aan onze inrichtingen voor de verpleging van krankzinnigen en zenuwlijders ontbrak nog slechts deze eene, en de opleiding van toekomstige psychiaters aan onze Universiteit zou er door tot volkomenheid kunnen worden gebracht. Alles zou er dus maar van afhangen, onder welke condities de gemeente tot deze uitbreiding zou kunnen overgaan. Immers, dit stond vast, een al te groot risico mocht de gemeente door de op- richting van deze idioten-afdeeling niet op zich nemen. Een klein geldelijk offer aan de bevordering van de belangen van het onderwijs in de psychiatrie aan onze universiteit zou misschien nog geoorloofd zijn. Maar verder gaan mocht de gemeente o. i. niet. En deze meening werd volkomen door de commissie van beheer over de gestichten gedeeld. Wij antwoordden daarom aan Gedep. Staten dat alleen dan van de oprichting van een afdeeling voor jeugdige idioten sprake zou kunnen zijn, als de gemeente vooraf eenige zeker heid had omtrent de financieele resultaten dier onderneming, zoo dat de beantwoording hunner vraag daarvan afhing, of op eenige tegemoetkoming in de kosten van de zijde der provincie kon worden gerekend, hetzij dan dat die tegemoetkoming zou bestaan in een bijdrage in de stichtingskosten, zooals voor den bouw van «Endegeest" was verleend, hetzij dat de bezet ting van een zeker aantal plaatsen werd gegarandeerd. Het eerste denkbeeld werd door Gedep. Staten aanstonds verworpen. De Staten hadden besloten in het vervolg geen subsidie meer te verleenen in de oprichtingskosten van ge stichten, zooals voor Endegeest was verleend. Wel zou de provincie der gemeente in de eerste moeilijke tijden der exploi tatie kunnen tegemoet komen. Zoo zou de provincie zich kunnen verbinden «totdat in de afdeeling een bepaald aantal plaatsen bezet zal zijn, de ren tb der oprichtingskosten aan de gemeente te vergoeden, waarna dan de vergoeding der rente allengs zou verminderen naar gelang van de stijging van het aantal bezette plaatsen." In dien geest waren Ged. Staten bereid een voorstel aan de Staten te doen. Een voorloopige bereidverklaring onzerzijds volgde nu. Plannen werden ontworpen. Kostenberekeningen gemaakt. Daarbij deed zich allereerst de vraag voor, voor hoeveel patiënten de afdeeling zou moeten worden ingericht. Gedep. Staten deelden ons mede dat het totaal aantal idioten van 16 jaar en jonger, die voor rekening van Zuid-Hollandsche gemeenten verpleegd worden in de idiotengestichten te Ermelo, Udenhout en Termunten, bedraagt ongeveer 60. Zij wezen er echter op dat herhaaldelijk plaatsgebrek de plaatsing van jeugdige idioten weerhield en dat er ook jeugdige idioten zijn, die voor rekening van particulieren worden verpleegd. Het plan was nu de jeugdige idioten die wegens plaatsgebrek in krankzinnigengestichten werden geplaatst of om diezelfde reden in het geheel niet konden worden geplaatst, alsmede hen, voor wie hunne familieleden verpleging meer in de nabijheid hunner woonplaats zouden wenschen, benevens de nieuwe patiënten, aanstonds naar Endegeest over te brengen. Hier mede rekening houdende meenden zij dus dat de afdeeling aanvankelijk plaats zou moeten bieden voor 30 jongens en 30 meisjes, maar dat, indien latere uitbreiding moeielijk zou zijn, dadelijk op 100 patiënten zou moeten worden gerekend. De commissie van beheer, ook met de gegevens van Prof. Jelgersma ten deze te rade gaande, nam daarop bij het maken der plannen het getal 80 als dat der normale bezetting aan. Toen de eerste plannen klaar waren werd daaromtrent, overeenkomstig den wensch van Gedep. Staten, het advies ingewonnen van de Inspecteurs van het Staatstoezicht. Daartoe had een samenkomst van de commissie met de Inspecteurs plaats en het ontwerpen van geheel nieuwe plannen bleek noodzakelijk. Met de keuze van de plaats voor de nieuwe afdeeling op het gestichtsterrein van Endegeest konden de Inspecteurs geen vrede hebben. Daarvoor bood dat terrein geen ruimte genoegen was de ligging te dicht bij de paviljoens voor de krankzinnigen. Ook mochten de jongens en de meisjes, zij het dan ook vol komen gescheiden, niet in één gebouw worden ondergebracht. Voor ieder moest een afzonderlijk gebouw worden gesticht. En ook voor de schoollokalen was een afzonderlijk gebouw gewenscht, terwijl eindelijk ook meer rekening moest worden gehouden met de behoefte aan localen voor medisch onder wijs. Om al deze redenen tezamen waren de Inspecteurs van oordeel dat het ontwerp zelfs niet aan bescheiden eischen voldeed. Nieuwe plannen werden dus gemaakt. Als plaats werd nu uitgekozen het aan de gemeente toebehoorende weiland naast «Endegeest" uitziende op den Rijnsburgerweg. Twee pavil joens werden nu ontworpen, ieder bestemd voor 45patiënten, welk aantal zoo noodig, tot 54 zou kunnen worden uitgebreid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 3