DONDERDAG 0 JANUARI 1008. 3 Bij de discussiën over den bouw onzer Electrische Centrale heb ik er destijds nadrukkelijk op gewezen, dat de voorge stelde wisselstroom onbruikbaar zou blijken voor het onderwijs en voor meerdere wetenschappelijke inrichtingen. Ook hier bewijzen de feiten, dat ik gelijk had. Ten behoeve van het onderwijs, dat onzen drie-phasenstroom niet gebruiken kan, wenscht men nu aan het Gymnasium een inrichting in het leven te roepen voor het voortbrengen van gelijkstroom, hetzij door het aanschaffen van accumulatoren, maar liefst door den aankoop van transformatietoestellen, waarin de wissel stroom der Centrale den onmisbaren gelijkstroom produ- ceeren moet Zulk een plan lijkt mij een opdrijven van kosten, voorliet verkrijgen van een inrichting, die ik niet anders dan weelderig kan noemen en wier praktisch nut voor het onderwijs mij nog bovendien twijfelachtig schijnt. Ik meen, dat voor het elementaire onderwijs in natuurkunde volkomen kan worden volstaan met een batterij van gewone elementen, die ieder bij de electrische schelinrichtingen wel heeft leeren kennen. De aanschouwelijkheid van het proefondervindelijk eerste onder wijs zal eerder gebaat worden door een dergelijke eenvoudige en goedRoope installatie. Men vergete niet, dat het onderwijs zeer elementair moet zijn; de geheele natuurkunde is op het Gymnasium zelfs slechts een onverplicht bijvak. Daarvoor zal nu de zware draaistroom onzer Centrale met groote kosten worden omgezet in den laagspannigen gelijkstroom. En tegelijk ziet men het groote voordeel, dat een aanschouwelijk regelbare electromotorische kracht voor het onderwijs heeft, ten eenen male voorbij. Beide bezwaren worden geheel ondervangen, als men voor luttelen prijs de noodige Leclanché's aanschaft, waarmee het natuurkundig onderwijs op het Gymnasium zelfs meer dan voldoende zal kunnen worden gegeven. Ik zal dan ook tegen deze voordracht stemmen. De Voorzitter. Ik wensch nog op te merken dat Burg. en Weth. dit voorstel hebben gedaan op grond van inlichtingen, dat daarmede in niet geringe mate de belangen van het onderwijs zouden worden gediend. En bovendien mag men toch aan het Gymnasium niet onthouden wat men aan de Boogere Burgerschool wel heeft gegeven. De Hoogeré Burgerschool heeft toch eene aansluiting gekregen, gelijk die thans door het Gymnasium gevraagd wordt. Wat betreft de weelderige inrichting van het onderwijs, wij zijn te rade gegaan met het advies van dengeen die het onderwijs moet geven. En de heer van Lohuizen heeft op de meest stellige wijze verklaard dat hij voor zijn onderwijs eene dergelijke installatie noodig oordeelt. Nu gaat het toch niet aan, alleen op grond van het advies van den heer Zwiers, wiens wetenschappelijke kennis ik overigens ook hoog stel, niet te voldoen aan den wensch van dengeen die het onder wijs hier moet geven. Waar niet de heer Zwiers dat onder wijs heeft te geven, maar de heer van Lohuizen de daarvoor verantwoordelijke man is, daar meenen Burg. en Weth. veilig diens advies te kunnen volgen. De heer Juta. Een enkel woord slechts om den heer Fokker gerust te stellen, die meent dat de kosten van draaistroom zooveel meer zouden zijn dan de kosten van gelijkstroom. Ik heb dit eens uitgerekend. En in aanmerking nemende dat het Rijk de helft van de kosten restitueert, zijn de kosten van draaistroom 237,50 hooger dan de kosten van gelijkstroom. Maar daar staat tegenover, dat men bij gelijkstroom moet aanschalfen accumulatoren, die dan telkens moeten geladen worden, indien men geen transformator heeft. Dan moeten die geladen worden bij de een of andere particuliere inrich ting en dat zal natuurlijk wat kosten. De accumulatoren moe ten dan telkens getransporteerd worden naar die particuliere inrichting en ook weer terug vervoerd naar het Gymnasium, wat zeker niet in het belang zal zijn van de soliditeit dier toestellen. De geladen accumulatoren moeten dus zoolang in het Gymnasium blijven. Nu mag men daar over oordeelen zooals men wil, maar eenig meer risico van brandgevaar is daaraan zeker verbonden. Daarbij komt nog dat wanneer de Gemeente geen stroom levert, dit voordeel voor de Gemeente ook verloren gaat Om al deze redenen, maar hoofdzakelijk omdat het telkens laden van de accumulatoren een groot be zwaar is en het onderhoud dier toestellen vermoedelijk meer zal kosten dan de som van f 237,50 die voor eerste installa tie van draaistroom wordt gevorderd, al die bezwaren bij elkaar genomen hebben Burg. en Weth. niet doen aarzelen hunne adhaesie te schenken aan het voorstel van Curatoren om het Gymnasium aan het draaistroom net aan te sluiten. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Naar aanleiding van de woorden van den heer Zwiers wil ik nog eene enkele op merking maken. Ik zelf heb er absoluut geen verstand van of men het met of zonder de accumulatoren-batterij doen kan, maar de heer van Lohuizen wenscht het, zooals Curatoren voorstellen, en deze handelen in overleg met den deskundige in hun midden, den heer Kamerlingh Onnes. Als het nu in derdaad zoo eenvoudig kan geschieden als de heer Zwiers het voorstelt, dan zou het mij verwonderen, dat de heer Kamer lingh Onnes dit ook niet had aangegeven. Ik kan dit dus niet gelooven. De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch nog wel eene enkele vraag te doen. Heb ik goed gehoord, dat door U, mijnheer de Voorzitter, ter aanbeveling van deze voordracht gebruikt is djt argument, dat de Gemeenteraad met mag onthouden aan het Gymnasium, wat de Gemeenteraad heeft gegeven aan de Hoogere Burgerschool? Zoo ja, dan meen ik, dat gij U vergist hebt, want mij is absoluut niet bekend, dat de Ge meenteraad besloten heeft aan de Hoogere Burgerschool elec trische energie te geven uit de Centrale. Ik heb juist dezer dagen vernomen, dat ook die aansluiting heeft plaats gehad, maar ik heb mij daarover toen zeer verwonderd, omdat wij raads leden dat dan toch hadden moeten weten en mij het des betreffende raadsbesluit niet bekend was. Gaarne zou ik daar omtrent nader worden ingelicht; waar IJ zelf zegt dat de Gemeenteraad dat heeft gedaan, zal 't U weinig moeite kosten 't raadsbesluit mee te deelen. De Voorzitter. Ik kan op de vraag van den heer Fokker antwoorden, dat de Hoogere Burgerschool die aansluiting niet neeft gekregen bij raadsbesluit. De kosten daaraan verbon den zijn bestreden kunnen worden uit de gewone micldelen, waarover die school te beschikken heeft. De heer Fokker Dus geen raadsbesluit. Uit hetgeen U in eersten termijn zeidet moest ik opmaken dat de Gemeente raad het extra gegeven had en niet de Commissie van Toezicht of Burg. en Weth. het uit de gewone gelden hadden bestreden. De heer Zwiers. M. d. V. Het komt mij voor, dat door U geheel over het hoofd gezien wordt het groote verschil tus- schen een Hoogere Burgerschool en een Gymnasium. Op een Burgerschool zijn de wis- en natuurkundige vakken hoofd schotels, terwijl ze op een Gymnasium slechts bijzaken, voor het examen zelfs onverplichte bijvakken zijn. Wanneer men nu volkomen gelijkheid eischt, wanneer het Gymnasium niets mag missen, »omdat de Hoogere Burgerschool het heeft", dan zou men morgen even goed kunnen eischen, dat ook de Bur gerschool zijn leeraren in het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch kreeg. Ten tweede een enkel woord aan den heer Fockema An dreae. Ik herinner hem er nogmaals aan, dat ik reeds vroeger gewaarschuwd heb tegen overdreven eischen, die later gesteld zouden worden. We leven hier, zoo ongeveer zei ik destijds, in een universiteitsstad, en de vermoedelijk van de academie te betrekken leerkrachten zullen zich moeilijk tevreden kun nen stellen met de inrichting van een laboratorium, dat slechts aan de eischen van het te geven elementaire onderwijs voldoet. Nu wordt verwezen naar een advies of uitlating, ik weet het niet, van prof. Kamerlingh Onnes. Zeker heeft prof. Onnes op het gebied der wetenschappelijke electriciteit een Euro- peeschen naam, en zijn laboratorium mag gelden voor een van de best ingerichte. Maar daarom behoeft het ook niet te verwonderen, dat de heer Kamerlingh Onnes voor het Gymna sium een laboratorium wenscht, zooals hij zich dat denkt, zooals hij dat kent. Voor een dergelijk gevaar van academi- schen invloed tot het hoog opvoeren van eischen en kosten heb ik reeds vroeger gewaarschuwd. Daartegen heb ik toen geprotesteerd, en ik doe het nu opnieuw, want voor het on derwijs is het, zooals ik in eersten termijn betoogde, beslist onnoodig. En de Gemeente zit niet zoo dik in haar kapitaal, dat ze zich dergelijke onnoodige uitgaven zou mogen ver oorloven. De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de heer Zwiers heeft opgemerkt, dat wat hier gevraagd wordt niet noodig is, constateer ik. dat de heer van Lohuizen, geadviseerd door Prof. Kamerlingh Onnes, het wel noodig oordeelt. De opmerking van den heer Zwiers, dat men aan de Hoogere Burgerschool toch ook geen leeraars heeft in het Latijn en Grieksch en die dan wel zou kunnen gaan aanstellen, is geen serieus argument. Het geldt hier een vak voor beide inrichtingen van onder wijs gewenscht; voor de eene inrichting is het een examen-vak, voor de andere niet, maar toch wordt voor beide kennis van deze wetenschap gevorderd. En waar nu de leeraar in deze wetenschap aan het Gymnasium meent, dat zijn onderwijs alleen goed kan worden gegeven, wanneer er eene inrichting wordt gemaakt zooals hij die vraagt, daar kunnen Burg. en Weth. het niet over zich verkrijgen aan dit verlangen niet te trachten te voldoen. De heer Juta heeft reeds voorge rekend. dat het bedrag der kosten niet van dien aard is, dat dit voor den Raad een onoverkomelijk bezwaar behoeft te zijn. Ik zou den Raad dus wel in overweging geven om deze voordracht aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel in stemming gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 3