GfEMEENTERA AD VAN LETTÏEN. 7 mGEKOIIEX ÜTI KKE5. N°. 21. Leiden, 8 Januari 1908- De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geen bezwaar heeft tegen den door Burg. en Weth. voorgestelden aankoop van grond ten behoeve van een nieuwe openbare lagere school (Ing. St. n°. 18). Zij stelt U daarom voor tot dien aankoop te besluiten en tevens tot vaststelling van den betrekkelijken begrootingsstaat over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 22. Leiden, 8 Januari 1908. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij geen bezwaar heeft tegen de begrootingsregeling ge voegd bij het voorstel van Burg. en Weth. tot aansluiting van het lokaal voor Natuurkunde in het Gymnasium aan de Electrische Centrale (Ing. St. n°. 19), indien de Raad de daarvoor aangevraagde gelden beschikbaar stelt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 23. Leiden, 11 Januari 1908. De Leidsche Varkensslachters-Vereeniging verzoekt ander maal een oogenblik uwe aandacht. In haar adres van den I9en September I.I., waarvan de inhoud in de raadsvergade ring van dien dag in zijn geheel te uwer kennis werd ge bracht, zijn de volgende zes verzoeken vervat: 1°. dat zoodanige regeling zal worden getroffen, dat niet steeds twee helften van een varken, maar dat ook eene helft in het voorkoelhuis van het slachthuis zal mogen worden opgehangen 2°. dat in het vervolg geen weegloon meer zal worden ge heven van afgekeurd vleesch of vet, dat gesmolten of gesteri liseerd moet worden; 3°. dat voor de berekening van het smeltloon van vet ver schillende partijen als één partij zullen worden beschouwd, wanneer de partijen afkomstig zijn van aan denzellden eigenaar toebehoorende dieren 4°. dat op Dinsdag en Donderdag na 3 uur des middags aan beide kanten van de slachthal zal mogen worden geslacht; 5°. dat geslachte varkens tot 1 uur in plaats van tot 12 uur van den volgenden dag in het voorkoelhuis zullen mogen blijven hangen; en 6°. om hen, die niet tijdig de voor de koelruimte verschul digde belasting hebben betaald, niet aanstonds den toegang tot hun koelcel te ontzeggen. Mogen al deze verzoeken, en inzonderheid de drie eerst genoemde, bij den eersten oogopslag al zeer eenvoudig en moeielijk voor afwijzing vatbaar schijnen, uit een nauwgezet onderzoek, door de commissie voor het openbaar slachthuis te dezer zake ingesteld, is daarentegen gebleken, dat zich tegen hunne inwilliging zeer ernstige bezwaren verzetten. Wij zullen trachten u dit ten aanzien van ieder dier verzoeken zoo kort mogelijk duidelijk te maken, terwijl wij hen, die ter zake een nog meer in details tredende toelichting zouden wenschen, naar de in de Leeskamer liggende zeer uitvoerige rapporten van den Directeur van het openbaar slachthuis meenen te mogen verwijzen. Wat dan in de eerste plaats het verzoek betreft om ook één helft van een varken in het voorkoelhuis te mogen ophangen, zoo wenschen wij te doen opmerken, dat het voor koelhuis bestemd is voor de koeling van geheele dieren, niet voor die van gedeelten van dieren. En indien dus twee halve varkens in het voorkoelhuis worden opgehangen, dan geschiedt dit alleen, omdat varkens in twee helften geslacht worden, hetgeen met runderen niet het geval is. Onjuist is dus de voorstelling, dat in het voorkoelhuis wel een even getal helften van varkens zouden mogen worden opgehangen en niet een oneven getal. Deze voorstelling, die er opgericht schijnt om den ten deze aan het slachthuis gevolgden regel belachelijk te maken, kan inderdaad geen doel treilen. Immers stond men toe, dat slechts één helft van een varken in het voorkoelhuis werd toegelaten, men zou eveneens onder deden van ander geslachte dieren daarin moeten opnemen. Maar waarom, zal men vragen, worden dan ook niet deelen van dieren in het voorkoelhuis toegelaten? De redenen daarvan werden reeds door de slachthuiscommissie aan de vereeni ging meegedeeld Hoofdzaak is, dat dientengevolge het va- et-vient in het voorkoelhuis zeer zou toenemen, waardoor veel koude voor het koelhuis en het voorkoelhuis zou verloren gaan, hetgeen op zijn beurt weer, om de temperatuur vol doende laag te houden, een duurder exploitatie zou noodig maken. Bovendien zou. waar het vleesch in het voorkoelhuis niet afgesloten is, het gevaar voor diefstal en dus ook de ver antwoordelijkheid der directie grooter worden. Eindelijk, en de commissie voor het slachthuis vestigt hierop in het bijzonder uwe aandacht, zou door het veelvuldiger gebruik van het voorkoelhuis, dat op het bewaren van deelen van dieren niet berekend is, die ruimte al spoedig te klein worden en nood wendig tot vergrooting moeten worden overgegaan. Het blijkt dus wel dat tegen de inwilliging van het ver zoek overwegende bezwaren bestaan en het gaat zeker aller minst aan er der Directie een grief van te maken, dat vroeger ondanks die bezwaren ter wille van de slagers afwijkingen werden toegestaan, die later wegens het misbruik dat van hare toegevendheid werd gemaakt, niet meer konden worden toegelaten Overigens behoeven wij u wel niet te verzekeren, dat de mede in het adres voorkomende bewering, als zou de helft van een geslacht varken wel in het voorkoelhuis worden toe gelaten indien slechts twee maal voor die helft werd betaald, den toets van een ingesteld onderzoek niet heelt kunnen weerstaan. Het tweede verzoekom den Directeur te verbieden om voor het wegen van afgekeurd vleesch en vet, dat gesterili seerd of gesmolten moet worden, weegloon te heffen is al evenmin voor inwilliging vatbaar. Daartoe toch zou aller eerst de desbetreffende verordening moeten worden gewijzigd. Maar ook daarvoor schijnen ons geen termen aanwezig. Immers hoe natuurlijk ook de bewering moge schijnen, dat de administratie van het slachthuis, als zij, om het bedrag van het smelt- en steriliseerloon te kunnen berekenenhet gewicht van de partij vet of vleesch moet kennen, zelf voor het wegen moet zorg dragen en de kosten daarvan betalenzoo gaat deze redeneering in casu toch niet op. Zij zou juist zijn, indien de weegtoestellen in het slachthuis waren geplaatst ten behoeve van de administratie zelf, en omdat zij ze noodig had. Maar dat is niet het geval. Die weegtoestellen zijn aan gebracht eenig en alleen ten behoeve van de slagers om hen in de uitoefening van hun bedrijf ter wille te zijn en van daar dan ook, dat voor het wegen rechten verschuldigd zijn. De slager, die zich aan het bureau aanmeldt om het smelt- of steriliseerloon te betalen moet weten, hoe zwaar de partij is, omdat daarvan het verschuldigde bedrag afhangt en daarom moet hij het vleesch of vet vooruit laten wegen. Maar bovendien is het weegloon al uiterst laag en de com missie voor het slachthuis wijst er op, dat het weegloon niet zou kunnen worden afgeschaft, zonder tegelijkertijd het smelt- en steriliseerloon te verhoogen. Immers thans reeds worden de kosten van het smelten en steriliseeren door het gezamenlijke weeg- en smelt- of steriliseerloon nauwelijks gedekt (het verdient vermelding, dat nog kort geleden, in Mei 1906, het smeltloon voor afgekeurd vet werd verlaagd ten einde ook het smelten van kleine partijtjes voor den slager loonend te maken) en nu gaat het toch zeker niet aan, door afschaffing van het weegloondoor de gemeente voor een deel de kosten te laten dragen van het voor de slagers weder bruikbaar maken van anders waardeloos vet en vleesch. Gaat men daarentegen omgekeerd bij afschaf ling van het weegloon tot gelijktijdige verhooging van het smelt- of sterili seerloon over, dan neemt men met de eene hand terug, wat men met de andere geeft, en de slagers zouden zeker met een dergelijke inwilliging van hun verzoek weinig gebaat zijn. Bezwaren van nog ernstiger aard ontmoet het verzoek om van verschillende dieren afkomstige partijen afgekeurd vet als één partij te beschouwen. De belangen van den dienst zullen er zich in den regel tegen verzetten dat met het smel ten van het vet van een dier wordt gewacht, totdat ook de keuring van een ander dier is afgeloopen, maar ook afge scheiden hiervan kunnen de bepalingen omtrent het voor de consumptie behouden van afgekeurd vet en die van de her keuring niet richtig worden toegepast, wanneer het afgekeurde vet van verschillende dieren niet behoorlijk gescheiden wordt gehouden. Ten aanzien van het vierde verzoek zij opgemerkt dat de Directeur bepaaldelijk gelast heelt aan beide zijden te doen slachten en dus de beide broeikuipen in gebruik te nemen, wanneer de aanvoer van varkens dit noodig maakt. Dit is echter slechts zelden het geval, ook niet des Dinsdags en Donder dags. En het zou tot onnoodig geld uitgeven leiden, indien eenig en alleen opdat de slagers iets vlugger geholpen zouden zijn, de tweede broeikuip in gebruik gesteld werd. De slagers verliezen maar al te zeer uit het oog dat de tweede hellt van de slachthal feitelijk alleen voor uitbreiding van het bedrijf bestemd is en dat aangezien er tot dusverre van toeneming van het aantal geslachte varkens nauwelijks sprake kan zijn, aan die uitbreiding vooralsnog geen behoefte bestaat. Tot nu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1908 | | pagina 1