GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
159
INGGK«HEK STUKKEN.
N°. 293. Leiden, 19 October 1907.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten
dat zij unaniem niet kan meegaan met de door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde wijziging der schoolgeldheffing
(Ing. St. no. 273), aangezien de daarbij beoogde hoogere
opbrengst der schoolgelden alléén zoude drukken op de ouders,
behoorende tot den middenstand.
Niettemin bestaat in de Commissie een strooming, ter
verkrijging van een hoogere schoolgeldopbrengst, doch op
andere grondslagen dan Burgemeester en Wethouders voor
stellen. Dienaangaande zal den Raad weldra een voorstel be
reiken.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 294. Leiden, 21 October 1907.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten
dat zijindien de Raad besluit tot verbreeding van de
Paardensteeg en de Borstelbrug overeenkomstig het door Burge
meester en Wethouders voorgestelde plan, geen bedenking
heeft tegen de wijze waarop de benoodigde gelden zullen
worden gevonden en U adviseert tot vaststelling van den
daarbij overgelegden begrootingsstaat groot f38000 te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 295. Leiden, 22 October 1907.
Aan den Gemeenteraad.
Het rapport van de Commissie van Financiën uitgebracht
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de
schoolgelden van de lagere 2e klasse scholen met f 4.en
f 0.per jaar per leerling te verhoogen, luidt ongunstig,
voornamelijk hierop gegrond, dat de C. v. F. overtuigd is,
dat een verhoogd schoolgeld voor vele ouders, die nu reeds
met moeite het schoolgeld kunnen opbrengen, te bezwarend
wordt. In het rapport is verder medegedeelddat binnen een
paar dagen den Raad andere voorstellen zullen bereiken, welke
voorstellen wij de eer hebben hierbij aan onze geachte mede
leden van den Gemeenteraad aan te bieden.
Ofschoon wij gekant waren tegen eene verhooging van de
schoolgelden van de lagere 2de klasse scholen, zoóals dit door
Burg. en Weth. wordt voorgesteld, zoo gevoelden wij het
levendig, dat door ons als leden van de C. v. F. daartegen
te verzetten, wij bet doel, waarnaar B. en W. streefden,
n.l, vermeerdering van de inkomsten der lagere scholen,
tegenwerkten. Ook wij zijn doordrongen van de groote, steeds
dringender wordende noodzakelijkheid, om de gemeente-
financiën op alle mogelijke wijzen te trachten te versterken
en dat er veel voor te zeggen valt, wanneer, om daartoe
te geraken, ook pogingen worden aangewend, om school
gelden te verhoogen, mits deze verhooging den toets der
rechtvaardigheid en billijkheid en ook van de draagkracht
der ouders kan doorstaan, wat met het voorstel van B.
en W., hoe goed ook overigens bedoeld, naar onze innige
overtuiging niet het geval is. Wij zochten daarom naar een
anderen uitweg en meenende die gevonden te hebben, hebben
wij deze belichaamd in de volgende voorstellen, die wij in U
aller belangstelling ten zeerste aanbevelen.
De Raad besluite:
1°. Het schoolgeld te verhoogen voor de scholen der
2de klasse van den Heer Cramer en Mejuffrouw Renaud
met f 4.— en 6.— per jaar, zoodanig dat voor een
leerling van de zes laagste klassen het schoolgeld ƒ20.
en voor een leerling van de drie hoogste klassen het
schoolgeld 30.per jaar zal gaan bedragen.
2°. Niet het schoolgeld te verhoogen voor de school
der 2de klasse van den Heer de Hondt, zoodat dit blijft
f 16.per jaar.
3°. Het schoolgeld voor de school der 3de klasse van
den Heer van der Heijde te verhoogen van 6 op 12 Cts
per week, of wel van 6 op 15 Cts per week.
Deze voorstellen, wij erkennen het ronduit, zijn zeer in
grijpend en brengen eene groote verandering in de heffing der
schoolgelden en zal naar onze meening de verordening op de
lagere scholen wellicht vooraf moeten worden herzien of gewijzigd.
Toch gelooven wij, dat er voor onze voorstellen zeer veel te
zeggen valt en dat de vele moeiten, verbonden aan eene
regeling der schoolgelden, zooals wij die wenschen, ruimschoots
vergoed zullen worden, wanneer eenmaal de zaak tot stand
zal zijn gekomen.
Met onze voorstellen verkrijgen wij zelfs nog iets meer in
komsten aan schoolgelden, dan B. en W. met hun voor
stel zouden verkrijgen. Om dit aan te "toonen, verwijzen
wij U naar het leerlingenaantal op de scholen, waarvan wij
het schoolgeld willen veranderen gedurende het jaar 1906
De scholen van den Heer Cramer en van Mejuffrouw Re
naud werden in 1906 bezocht door 406 leerlingen. Wanneer
aldaar het schoolgeld met f 4en f 6.per jaar wordt
verhoogdgeeft dit eene vermeerdering van inkomsten voor
die beide scholen van 135 X/6.(- 271 X ƒ4. 1894.—
hierbij in aanmerking nemende, dat de leerlingen over de
negen klassen gelijkelijk verdeeld zijn.
Op de school van den Heer van der Heyde waren in 1900
431 leerlingen; dit geeft dus aan meerdere schoolgelden
431 X f 3.- f 1293.— of wel 431 X f 4.50= f 1939.50.
De verhooging der schoolgelden van de lagere scholen zal
dan door onze voorstellen f 3187.— of wel f 3833.50 be
dragen.
Zooals B. en W. voorstellenzouden de schoolgelden van
de drie scholen der 2de klasse worden verhoogd en dan zou
deze verhooging volgens berekening van B. en W. eene
meerdere opbrengst van f 3000.geven.
Volgens onze voorstellen zou er dus in het jaar 1906 on
geveer evenveel of nog wel iets meer aan schoolgelden ont
vangen zijn, dan volgens het voorstel van B. en W.
Misschien is. het verkeerd, maar wij hebben gemeend er
allereerst op te moeten wijzen, dat onze voorstellen nog iets
voordeeliger zijn, dan het voorstel van B. en W. en wij
deden dit, omdat toch de hoofdaanleiding van B. en W.
om de schoolgelden van de 2de klasse scholen te verhoogen,
is om te trachten hoogere inkomsten voor de gemeentekas te
verkrijgen. Laten wij het kind maar gerust bij zijn waren
naam noemen, het is een dubbeltjesquaestie. Indien onze
gemeentefinanciën er rooskleuriger uitzagenB. en W.
zouden er niet aan gedacht hebben het schoolgeld van welke
school of van welke klasse van scholen dan ook, te willen
gaan verhoogen, maar staande voor het bedroevend feit, dat
versterking van de inkomsten voor de Gemeente noodzakelijk,
laat ons gerust zeggen een dringende eisch is en dat verster
king of vermeerdering van die inkomsten niet meer mag ge
zocht worden in verhooging van het percentage van de in
komstenbelasting, zoo mag vooreerst tot dat laatste redmiddel
niet worden overgegaan, voor en al eer alle pogingen om de
inkomsten op een andere wijze of langs een anderen weg te
vergrooten totaal hebben schipbreuk geleden. Daartoe moeten
wij allen medewerken en wanneer wij dat doen naar onze
beste krachten en met goeden wildan hopen wijdat het
schrikbeeld van onzen geachten Wethouder van Financiën
den Heer Juta, dat het percentage van de inkomstenbelas
ting spoedig zal stijgen tot 5,6% of zooals de Heer Juta zoo
met klem en nadruk zeide »tot vijf komma zes," slechts een
schrikbeeld zal blijven, alleen nuttig om ons aan te sporen
alle pogingen in het werk te stellen, dat het nooit zoover zal
komen.
Toch zouden wij niet zoo stout en vermetel durven zijn,
om de geldquaestie voorop te stellen, waren wij niet ten
volle er van overtuigddat onze voorstellen ook uit een oog
punt van billijkheid-en rechtvaardigheid glansrijk te verdedi
gen waren. Dat willen wij nu ook verder aantoonen. Wij
verwijzen daartoe weer naar het jaar 1906, n.l. het laatste
jaar, waarvan wij de officiëele gegevens hebben, hoe vele
kinderen de verschillende scholen bezochten. Er waren hier
in het jaar 1906 zeven scholen van de 3de klasse, bevolkt
met 2930 kinderen. (Onder deze zeven scholen rekenen wij
ook mede de school aan de Heerenstraat, Hoofd de Heer
Th. de Vanwelke school in het officiëele verslag niet ge
noemd wordt als eene school der derde klasse. Waarom dit
niet geschiedt, is ons niet recht duidelijk, misschien verdient
de school dien naam niet, omdat het eene geannexeerde
school is, hetgeen echter niet verhindert, dat wij die school
rangschikken onder de derde klasse scholen, waaronder toch,
om verschillende redenen deze school behoort te worden ge
rangschikt). Die zeven scholen van de 3de klasse waren in 1906
bevolkt met 2930 kinderen. Dat groote cijfer trof onsvooral
wanneer wij daarnaast plaatsten de bevolking van de twee
4de klasse scholen met 889 kinderen en de drie 2de klasse
scholen met 708 kinderen en dit gaf ons aanleiding de vraag
te overwegenzouden er nu onder die 2930 kinderen niet
een 400 tal kinderen gevonden kunnen worden, wier ouders
iets meer schoolgeld zouden kunnen en gaarne zouden willen
betalen, maar voor wie het schoolgeld van de scholen der
2de klasse weer veel te hoog is?" Wij meenden die vraag met
»ja" te moeten beantwoorden. Onder de arbeidersklassen zijn
er zeer zeker velen, die geen schoolgeld kunnen afzonderen,
ook zeer velendie een schoolgeld van zes cents per week
nog juist kunnen opbrengen, maar toch zullen er ook ge-