GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 155 IXGEKOMEBT STTKKEN. TERBETERING. In bet voorstel van 17 September j.I., Ingek. Stukken No. 271, pag. 145, moet art. 1 gelezen worden als volgt: Art. 1. Art. 1 der bovengenoemde bepalingen wordt gelezen als volgt Den aannemer wordt de verplichting opgelegd aan zijne werkliedendie bij de uitvoering van de in dit bestek be schreven werken werkzaam zijn, geen lager loon te be talen, dan a) aan een steenhouwer ol timmerman 22 ets. per uur. b) metselaar of stucadoor .21 c) verver, loodgieter of smid 19 dbehanger, witter of grond werker 18 opperman of sjouwer. 16 N°. 284. Leiden, 8 October 1907. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij geen bezwaar heeft tegen de begrootingswijziging strekkende tot verhooging van den post Kosten der bewaar scholen" met f 150.ten behoeve van bet aanbrengen van gaslicht in de bewaarschool aan de Van der Werfstraat, indien de Raad tot het doen aanleggen dier gasleiding besluit. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 285. Leiden, 12 October 1907. Voor de benoeming van een Ingenieur bij gemeentewerken hebben wij de eer U, overeenkomstig hét door de commissie van fabricage uitgebracht advies, de volgende aanbeveling aan te bieden: 1". J. H. E. RïtCKERT, le luitenant-ingenieur bij den staf der genie, te Gorinchem; 2o. J. B. ONDERWATER, ingenieur bij het technisch bureau van Hasselt en de Koning, te Nijmegen; 'do, B. a. VERHEY, ingenieur bij de Koninklijke Rot- terdamsche Cementsteenfabriek v/h van Waning en Co, te Rotterdam. Onder mededeéling, dat de door de sollicitanten overgelegde stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming over te gaan Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 286. Leiden, 8 October 1907. Tegen de in hare banden gestelde rekeningen van het R. Katholieke Wees- en Oudeliedenhuis en van het R. Katho liek Armbestuur, beide het dienstjaar 1906 betreffende, heeft de Commissie van Financiën geene bedenkingen. Zij stelt U derhalve voor beide rekeningen goed te keuren: die van het Weeshuis: in ontvangst op f 21047.26 in uitgaaf 20479.26 sluitende met een batig saldo van f 568.— en die van het Armbestuur: in ontvangst op 9758.87 in uitgaaf 8569.60 sluitende met een batig saldo van f 1189.27 Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No. 287. Leiden, 14 October 1907. Uit een van onzentwege ingesteld onderzoek is ons gebleken dat de hieronder vermelde woningen om de daarbij aangegeven redenen ongeschikt zijn ter bewoning en niet door het aanbren gen van verbeteringen in bewoonbaren staat gebracht kunnen worden Vogelenzangpoorl '1, 2, 3 en Sliksteeg no. 5, allen wegens vocht, te geringe oppervlakte en hoogte en onvoldoenden toevoer van licht en lucht; Geeregracht no. 58 wegens vocht en te geringe oppervlakte Kalverstraat 6062 en 64 wegens vocht, te geringe opper vlakte en onvoldoende hoogte. Onder overlegging van de desbetreffende aan ons college uitgebrachte rapporten van den Inspecteur der Bouwpolitie en van de door de Gezondheidscommissie uitgebrachte adviezen, geven wij U mitsdien, ingevolge art. 18 der Woningwet, in overweging de woningen Vogelenzangpoort 1, 2 en 3, Slik steeg 5, Geeregracht 58 en Kalverstraat 60, 62 en 64 onbe woonbaar te verklaren en te gelastendat die perceelen ont ruimd moeten zijn binnen 3 maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaarverklaririg is gehandhaafd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 288. Leiden, 18 October 1907. Het is u bekend hoe de Plaatselijke Schoolcommissie aan het slot van haar advies van 18 Januari van dit jaar, in zake het verzoek van de afdeeling Leiden van den Bond van Neder- landsche Onderwijzers om wijziging van de salarisregeling van de onderwijzers in deze gemeente (Zie Ingek. Stukken n°. 36), nadere overweging toezeide van de vraag in hoeverre er termen aanwezig waren om wijziging te brengen in de be palingen der desbetreffende verordening, welke de gevallen aangeven, waarin verhoogingen van wedde wegens bijacten worden toegekend. Toen dan ook in de vorige maand bij de vervulling van een onderwijzers-vacature aan de jongensschool 2e klasse moeilijkheden rezen om tot het opmaken van een goede voordracht te geraken, zoo zelfs dat tot een hernieuwde op roeping van sollicitanten moest worden overgegaan, en het hoofd der school niet naliet in zijn bericht er op te wijzen, dat de hoofdoorzaak van dit gebrek aan geschikte sollicitanten z i. was gelegen in de onvoldoende salarieering van het bezit van hoofd- en bijacten in deze gemeente, meenden wij niet te mogen nalaten bij de schoolcommissie op een eenigszins spoedige mededeeling van het resultaat harer nadere over wegingen aan te dringen. Dat resultaat is thans neergelegd in het in de Leeskamer liggend schrijven van de schoolcom missie van 14 September j.I. en de inhoud daarvan laat zich na het hiervoren medegedeelde gemakkelijk raden. De schoolcommissie is inderdaad van meening, dat in de gevallen, waarin verhooging van wedde wegens hoofd- en bijacten wordt toegekend, wijziging moet worden gebracht. Volgens de thans bestaande regeling (zie de artt. 13 en 14 van de verordening van 5 Juni 1902 (Gem. BI. n°. 10) wordt voor het bezit der hoofdacte een salarisverhooging van ƒ100. toegekend, terwijl de bijacten voor talen en wiskunde alleen dan recht geven op een verhooging van wedde, resp. van f 100.en f 50.—, wanneer de onderwijzer is aangesteld om onderwijs in die vakken te geven, m. a. w. wanneer hij die acten moet bezitten; niet wegens het enkele feit, dat hij ze bezit. De schoolcommissie nu wijst op de moeilijkheden waartoe die regeling in de practijk heeft aanleiding gegeven. Meer malen bleek het noodzakelijk een onderwijzer, die was aan gesteld om b.v. in een bepaalde taal onderwijs te geven, over te plaatsen naar een klasse, waarin die taal niet ouderwezen werd, terwijl omgekeerd een onderwijzer, wèl in het bezit der acte, maar niet aangesteld om dat onderwijs te geven, met eerstbedoelde klasse moest worden belast. Toch behield de eerste zijn recht op de verhooging en kreeg de laatste dat recht niet. Maar er is een grooter bezwaar. In vele gemeenten wordt aan de scholen voor uitgebreid lager onderwijs, evenals dit bij ons ten aanzien van de hoofdacte het geval is, reeds het bezit der bijacte hooger bezoldigd. Het gevolg daarvan is dan ook dat reeds meermalen uitmuntende onderwijzers onze scholen verlieten, omdat zij door het bezit hunner acten elders een hoogere bezoldiging konden krijgen. Het is duidelijk, dat in het belang van ons onderwijs een dergelijke toestand niet langer mag voortduren en dus ook hier aan het bezit der acte de verhooging moet worden verbonden. Wij zouden in dit opzicht zelfs nog iets verder willen gaan dan de schoolcommissie. De geldende verordening kent voor de taalacten een verhooging toe van f 100.en voor de acte wiskunde een van f 50.— Wijziging dezer bedragen wordt door de commissie niet voorgesteld. Het komt ons echter voor dat er geen afdoende reden kan zijn waarom de acte wis kunde lager zou moeten worden beloond dan die voor talen, zoodat wij u voorstellen ook de bezoldiging voor de acte wis kunde tot f 100,te verhoogen. Uitdrukkelijk zij er echter, ter voorkoming van misverstand, de aandacht op gevestigd, dat de verhoogingen wegens bijacten alleen toegekend worden op die scholen, waar tevens onderwijs in die vakken wordt gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 1