154 DONDERDAG 18 JULI 1907. niet varen en ik hoop dat de Schoolcommissie het nog eens ernstig zal overwegen evenals ook Burg. en Weth. De heer Fokker. Met den heer Sijtsma ben ik het volkomen eens, dat ons hier het mes op de keel wordt gezet. Er wordt nu ineens gezegd, dat er zoo'n enorme haast bij de zaak is, dat er periculum in mora is. Ik vraag mij echter afwanneer de toestand zóó is, als de heer de Goeje dien heeft ge schetst, wanneer de toestand zóó onhoudbaar is als hij ons die heeft afgeschilderd, hoe is het dan mogelijk, dat de Wet houder van Onderwijs hier durft komen met de bewering, dat door allerlei omstandigheden deze zaak op den achter grond is geraakt. Wanneer de toestand zoo slecht is, dan had er al lang moeten worden ingegrepen en hadden wij zeker ook nu wat meer inlichtingen moeten verkrijgen. De heer de Goeje zegt, dat, wat nu wordt voorgesteld, het beste en goedkoopste in 't gebruik is en dat een onderzoek te lang zal ophoudenmaar waar de beer de Goeje aan den anderen kant meedeelt, dat de zaak herhaalde malen bij de School commissie ter sprake is gekomen, en zelfs een onderzoek is ingesteld, daar geloof ik, dat het nu toch weinig moeite had gekost ons op de hoogte te stellen van de resultaten van de onderzoekingen die reeds geschied zijn en om daarvan een resumé te geven. En waar werd beweerd, dat er 8 jaar ge leden gebleken is, dat de oprichting van eene nieuwe school niet zou zijn in het financieel belang van de gemeente, daar zou ik willen vragen, of in die 8 jaar de toestand niet zoo veranderd kan zijn, dat nu de oprichting van eene nieuwe school wel in het financieel belang der gemeente kan zijn. Ik kan mij dan ook moeilijk vereenigen met het tweede punt van het voorstel, en ik zou er mijnerzijds ook op willen aan dringen, dat Burg. en Weth. een onderzoek instellen, of niet op goedkoopere en tevens op meer afdoende wijze in de be hoefte aan ruimte kan worden voorzien. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zou wel willen voorstellen deze zaak aan te houden op ongeveer dezelfde gronden als door de heeren Sytsma en Fokker zijn aangevoerd. Uit de mededeeling van den Wethouder van Onderwijs en van den heer de Goeje is gebleken, dat ons nog twee, drie of wellicht vier voorstellen van soortgelijke strekking als wij nu behan delen, te wachten staan. Men zal nu beginnen met ƒ24000 te voteeren en binnen betrekkelijk korten tijd zal ons mis schien weder een zelfde bedrag gevraagd wordendaarom zou het dunkt mij goed zijn, dat de Raad eerst een overzicht kreeg van hetgeen binnen korten tijd in dien geest aan den Raad zal worden voorgesteld, opdat de Raad nu kan beoor- deelen, of het niet beter is een geheel nieuwe school te bouwen. Er is gesproken van noodzakelijke verbeteringende heer de Goeje heeft gezegd, dat de privaten slecht zijn en de ventilatie niet deugt. Wanneer die verbeteringen nood zakelijk zijn, moeten zij worden aangebracht, maar dit zijn verbeteringen, die eigenlijk staan buiten het voorstel. Immers er is hier sprake in de eerste plaats van de toevoeging van nieuwe lokalen en daarom zou ik gaarne eerst een overzicht willen hebben van de noodzakelijke verbeteringen aan de verschillende scholen noodig, opdat wij kunnen zien, waarop in het vervolg moet woorden gerekend. Dan kan de Raad oordeelen, of hij het plan om de school aan te vullen wil aannemen, of, dat hij wil besluiten tot den bouw van eene nieuwe school. De heer Sytsma heeft er terecht op gewezen, dat in het Noordeinde eene school met onderwijzerswoning kan worden gebouwd voor ongeveer 50000. Hier wordt voor den bijbouw van 4 lokalen en een gymnastieklokaal ongeveer 25000 gevraagd. Dat is dus een zeer kostbare bijbouw. Zou men niet goedkooper in de behoeften aan meerdere ruimte kunnen voorzien door eene geheel nieuwe school op te'richten? Daarover kunnen wij echter op dit oogenblik niet oordeelen bij gebrek aan een overzicht van de te wachten verbouwingen. Ik zou dus willen voorstellen om dit voorstel aan te houden, totdat wij nadere inlichtingen hebben ontvangen. De heer Korevaar. M. d. V. In de eigenlijke quaestie zal ik mij niet begeven, maar ik moet toch even op een misverstand wijzen. Men wijst nu op de kostbare verbouwing, spreekt over de oprichting van eene nieuwe school, maar hecht daarbij wel licht te veel waarde aan de cijfers door den heer Sijtsma genoemd. Vroeger waren de kosten van eene nieuwe school met toe- behooren 45000.-maar dat is lang geleden. Die kosten zijn echter steeds hooger en hooger geworden, er is centralè verwarming bijgekomen, een kamer voor den schoolarts, en verschillende andere zaken. De scholen moeten nu aan allerlei eischen voldoen door de autoriteiten gesteld, men vraagt ook om een lokaal voor de onderwijzers in hun vrijen tijd, zoodat er geen sprake meer van is eene school te bouwen voor ƒ45000, dat zal tegenwoordig wel bedragen 70000. En, dat dit cijfer niet uit de lucht is gegrepen, bewijst juist het cijfer door den heer Sijtsma aan gegeven ten aanzien van den bouw van de school in het Noordeinde, nl. ƒ40000. Voor die som is het gebouw uitbesteed, maar wat men daarvoor krijgt, is geen gebouw waar men onderwijs zou kunnen geven, want de lokalen moeten nog worden ingericht en aan allerlei eischen voldoen, wat men kan schatten op ƒ10000. En dan is onder dat cijfer niet be grepen de prijs van den grond, waarvoor men \Vel kan stellen ƒ10 a ƒ11000; die van de school aan den Zuidsingel heeft zoo ongeveer 10000 a 11000 gekost. En zoo komen de kosten van eene nieuwe school niet op ƒ45000, maar op ongeveer 70000. De eischen voor eene school worden tegenwoordig hoe langer hoe zwaarder en dientengevolge ook de kosten. Men behoeft zich dus geene illusie te maken, dat men nu eene school kan bouwen voor ƒ46000. Dat moge vroeger het geval geweest zijn, tegenwoordig is dat niet meer zoo. De Voorzitter. Een enkel woord nog naar aanleiding van de opmerkingen van de heeren Vergouwen en Fokker. In de eerste plaats het requisitoir van den heer Fokker, dat men te lang gewacht heeft om in te grijpen. Ik moet er op wijzen, dat uit het praeadvies niet volgt, dat men ten deze Burg. en Weth. een tekortkoming kan verwijten. Wat de heer de Goeje heeft medegedeeld, dateert eerst uit den allerlaatsten tijd. Het is van algemeene bekendheid, dat er meer school ruimte noodig was, maar er wordt niet gezegd, dat de toestand zóó was, dat bepaald onverwijld ingegrepen moest worden. Burg. en Weth. zeggen nu: «thans echter is de nood driu gend en kan niet langer met eene vergrooting van de school worden gewacht zonder den goeden gang van het onderwijs in gevaar te brengen." Er is meer. In de voorafgaande zinsnede schrijven Burg. en Weth. waarom zij eerst nu met het voorstel zijn gekomen, en wel «omdat in de laatste jaren aan de school aan de Oude Vest reeds zooveel was ten koste gelegd, wat in verband met den algemeenen financieelen toestand van de gemeente, Burg en Weth. huiverig maakte, andermaal een vrij belang rijk bedrag voor de verbouwing dier school aan te vragen". Dat waren de argumenten van Burg. en Weth., waarom zij nu eerie gedeeltelijke verbetering in uitzicht stellen. De heer Sijtsma ziet dit juist in en wil geen stagnatie brengen in den goeden gang van het onderwijs, volkomen te recht, want een jaar geleden heeft hij aangedrongen op hetgeen nu wordt voorgesteld. Indien men vergelijkt, wat de heer Korevaar heeft medegedeeld omtrent de kosten van den bouw eener nieuwe school, wat ongeveer 70.000 aan de gemeente zal kosten, en wij hebben te rekenen met de verschillende inspecties van het Rijk, die eischen stellen, waaraan wij niet kunnen ontkomen en waardoor de bouw veel duurder wordt, en men vergelijkt daarmede het bedrag van ƒ12000, wat nu voor verbouwing wordt aangevraagd, terwijl Burg. en Weth. meenen, dat daardoor in de naaste toekomst het onderwijs kan worden gebaat, dan begrijp ik niet, wat nut het kan hebben om een onderzoek in te stellen naar de wenschelijk- heid van de oprichting eener nieuwe school. Dan moet er eerst worden gezocht naar een terrein, dat de gemeente niet beschikbaar heeft. En wanneer de Gemeenteraad decreteert, dat er een school zal worden gebouwd op particulier terrein, dan weet men zeer goed. dat zulk een terrein niet gemakkelijk te krijgen is; dergelijke besluiten moeten niet op deze wijze worden genomen; in openbare vergadering moet men niet spreken van schoolbouw op particulier terrein; dat is geen verstandige politiek. Ik geloof daarom, dat de Raad verstandig zal doen zonder meer deze voordracht van Burg. en Weth. aan te nemen. De gevraagde som is werkelijk niet groot en verder zullen wij overwegen, wat ons in de toekomst te doen staat en, of er aanleiding bestaat om te komen tot den bouw eener nieuwe school, wanneer daarvoor in de gemeente plaats zal zijn verkregen. De heer Fokker. M. d. V. Wat ik gezegd heb, hebt u een requisitoir genoemd, maar tot wat ik zeide vond ik toch werkelijk aanleiding in hetgeen aangevoerd was door den heer de Goeje. De heer de Goeje zeide toch, dat de toestand buitengewoon slecht was en dat de school zou zijn afgekeurd, als de Schoolopziener niet had geweten, dat er plannen aan hangig waren om de school te verbeteren. Wanneer de toe stand nu zóó slecht is, waarom dan niet, zoo heb ik gevraagd, eerder met een voorstel tot verbetering gekomen? Het is jammer dat onze Wethouder van financiën niet. aanwezig is, anders zou ik hem moeten vragen: heeft u zoo slecht op de dubbeltjes der gemeente gepast, dat wij nu in de stukken moeten lezen dat er in de laatste jaren reeds veel aan de school op de Oude Vest is ten koste gelegd, terwijl de heer de Goeje, eerste autoriteit op dit gebied, ons omtrent den toestand van diezelfde school mededeelingen doet die aller minst voor den toestand aldaar pleiten. Ik zou willen vragen wat heeft men dan in 's hemelsnaam met al dat geld gedaan Wordt het geld dat door de belastingschuldigen is opge bracht, op zoo onoordeelkundige wijze besteed? Ik zal echter nu niet met een voorstel komen om de zaak aan te houden, maar tot mijn leedwezen zal ik mijne stem niet kunnen geven aan het tweede punt van het voorstel, omdat ik niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6