DONDERDAG 18 JULI 1907. 153 vroeger heb besprokenthans voorstellen om aan deze school eene 7e klasse te verbinden. Ik zie de noodzakelijkheid van de vergrooting van de een of andere school 2de klasse ook wel in, omdat het aantal leerlingen steeds toeneemt, maar nu. het voorstel er is, ben ik toch wel geschrokken van die hooge som van 25000; en dit is dan nog slechts eene voor- loopige raming. Daarom zou ik willen vragen, of wij in de naaste toekomst met die uitbreiding er af zijn, of dat er nog behoefte zal blijken te bestaan aan meerdere ruimte? Wan neer dit laatste het geval mocht zijn, dan zou ik willen vra gen, of het niet rationeel ware, dat wij naast de bestaande scholen 2de klasse, nog een nieuwe school gingen oprichten. Daaraan zou ik nog iets anders willen verbinden. Er is hier een gevoelde behoefte aan eene tusschenschoolwaarvan het schoolgeld meer bedraagt dan 16, zooals op de scholen 2e klasse, maar minder dan 60, zooals op de scholen le klasse. Nu meen ik, dat wij de 7e klasse wel aan de school van den heer de Houdt moeten verbindenwant anders voldoet die school niet aan de vereischten; maar, zou het daarnevens niet voor de gemeente van belang zijn om, voor men met de geheele verbouwing doorgingeerst eens te onderzoekenof het niet de aangewezen weg zou zijn zulk een tusschen school op te richten. De school toch van Mej. Renaud moet reeds twee klassen elders doen herbergende school van den heer Cramer is ook vol, zoodat zelfs met de 7de klasse, die wij nu aan de school van den heer de Hondt zullen geven, de ruimte m. i. toch niet voldoende zal blijken te zijn. Ik heb natuurlijk op deze zaken niet zulk een goed gezicht als de Wethouder van Onderwijs dat kan hebben, en daarom zou ik willen vragenof wij deze zaak niet konden uitstellen tot eene volgende vergadering. Dan konden wij inmiddels van hem daaromtrent een rapport ontvangen. Dit zou dunkt mij wel overweging verdienen. De heer van Hamel. Ik heb met belangstelling gehoord, wat de heer Sytsma in het midden heeft gebracht, maar ik zou het zeer betreurenwanneer de Raad medeging met zijn wensch om de zaak nog eens nader te onderzoeken. Het heeft reeds veel te lang geduurd, eer deze maatregel is voorgesteld. De Schoolcommissie heeft al een paar jaar geleden er op aan gedrongen, maar door allerlei omstandigheden is de zaak een weinig op den achtergrond geraakt. En nu is de toestand zoodat geen oogenblik langer kan worden gewacht en ieder uitstel zeer nadeelig zal zijn voor den gang van het onderwijs. Het is niet mogelijk, aangenomen al, dat men door een nader onderzoek tot eene bepaalde conclusie kwam, om zoolang te wachten. Met het onderzoek door den heer Sytsma ge- wenscht, zou toch een geheele tijd gemoeid zijn. Bovendien zou uitvoering van het denkbeeld van den heer Sytsma om een tusschenschool te bouwen ook enorm veel geld kosten. Dat denkbeeld is 10 jaar geleden in de School commissie ook reeds overwogen, ampel onderzocht; en men is toen tot de conclusie gekomen de adviezen zijn gedrukt dat het in het financieel belang der gemeente niet raadzaam zou zijn. Het is waar, dat, wat door Burg. en Weth. op dit oogenblik wordt voorgesteld, niet afdoende is. Ik zal den Raad geen blinddoek voor de oogen doen, want, wanneer over eeni- gen tijd Burg. en Weth. met een voorstel komen tot uitbrei ding van de school van Mej. Renaud, dan zou ik niet gaarne willen, dat de Raad zeide: »hadden wij dat vooraf geweten, dan hadden wij tot deze uitbreiding niet besloten." De uit breiding van die school zal ook noodzakelijk blijken, maar alles kan niet te gelijk ter hand worden genomen. Wanneer men dit voorstel aanneemt, dan zal voor dit oogenblik parti eel in de behoefte zijn voorzien en zullen wij verder geleide lijk, maar toch met bekwamen spoed, moeten trachten de school van Mej. Renaud te verbeteren en te vergrooten. Het komt mij dus voor, dat uitstel niet zou zijn in het belang van het onderwijs, want waar moeten wij met al de kinderen blijven? Over de kosten zal ik nu liever niet spreken, want hoe meer men over cijfers spreekt, hoe duurder men men de zaak maakt. Ik vind het al jammer genoeg, dat eischen van comptabelen aard het noodig maakten in dit voorstel bedragen uit te drukken. De heer de Goeje. Aanvankelijk heb ik ook gedacht, of het wel wenschelijk was tot deze verbouwing over te gaan, omdat werkelijk, zooals ook door den geachten Wethouder is opgemerkt, daardoor niet in de behoefte aan ruimte voor de scholen 2de klasse voldoende wordt voorzien. Ik heb de zaak ernstig onderzocht en ik ben tot het resultaat geko men, dat hetgeen nu wordt voorgesteld, voor de gemeente inderdaad het beste en goedkoopste is. Het denkbeeld door den heer Sijtsma aan de hand gedaan om een tusschenschool op te richten, is ook in de Schoolcommissie weieens ter sprake gekomen. De zaak is door haar ernstig onderzocht, wij hebben aan alle schoolhoofden gevraagdwanneer wij eene school oprichten, waar geen Fransch wordt onderwezen en waar het schoolgeld wat lager is, gelooft gij dan, dat de ouders hunne kinderen daarheen zullen doen overgaan? Het resultaat van het onderzoek is echter geweest, dat het tegenwoordige stelsel van scholen het goedkoopste en het beste is. Men moet toch ook niet vergeten, dat het oprichten van eene nieuwe school medebrengt de aanstelling van een geheelen staf onderwijzers, een Hoofd met volledig onderwijzend personeel. Dat komt dus zeer duur uit. Bovendien is de verbetering van deze school urgent, de toestand is daar zoo, dat hij niet langer mag wor den bestendigd. En wanneer de districts-schoolopziener de school nog niet heeft afgekeurd, dan is dit alleen, omdat hij wist, dat plannen in voorbereiding waren ter verbetering. De kinderen zitten vlak tegen den muur, de toestand der privaten laat alles te wenschen over, de ventilatie is in verschillende lokalen ook zeer slecht. Door aanneming van dit voorstel zal werkelijk eene groote verbetering worden aangebracht. En wat het gebrek aan plaats op andere scholen 2de klas betreft, daarin zal ook moeten worden voorzien. Alles beschouwd, geloof ik, dat, wat Burg. en Weth. nu voorstellen, voor dit oogenblik het goedkoopste en het beste is, en ik zou het daarom zeer betreuren, wanneer de zaak nu werd uitgesteld. In het laatst van 1894 heeft de Schoolcommissie Burg. en Weth. op den orihoudbaren toestand gewezen en, wanneer wij nu in 1907 in beginsel besluiten om dien toestand beter te maken, dan kan men toch niet zeggen, dat wij met over haasting zijn te werk gegaan. De Voorzitter. Nog slechts een enkel woord, niet, omdat de vorige sprekers niet volledig zijn geweest, maar, omdat ik een paar punten door den heer Sytsma besprokeneven wensch te weerleggen. De heer Sytsma heeft het bedrag te hoog genoemd voor deze gedeeltelijke verbetering, maar hij heeft er bij vergeten, dat onder de kosten ook is begrepen de bouw van een Gymnastieklokaal, waarmede ƒ8000 gemoeid zal zijn. Wanneer wij daarbij voegen het bedrag van 4000 voor inrichting vereischt, dan blijven er 12000 over voor de eigenlijke verbouwing, zeker geen bovenmatige som. De heer Sytsma heeft verder gevraagd, of daarmede nu in de naaste toekomst in de behoefte zal zijn voorziendat geloof ik wel. Burg. en Weth. zijn van meening, dat de vraag voor een tweede te stichten school niet spoedig aan de orde zal komen, ook wellicht, omdat het bijzonder onderwijs hier een vlucht gaat nemenwaarmede rekening moet worden ge houden, al mogen wij daarop niet gaan leunen. Toch zal het oog op de beschikbare ruimte moeten blijven gevestigd wor den in de naaste toekomst evenwel zal het onderwijs door hetgeen hier wordt voorgesteldzeer worden gebaat. Wat het uitstel betreft, ik moet daartegen ten ernstigste waarschuwen. De toestand op de school van den heer de Hondt is inderdaad zoo, dat spoedige verbetering niet mag uitblijven; elk uitstel is nadeelig voor het onderwijs en daarom zou ik sterk willen aanbevelen om het voorstel van Burg. en Weth. nu aan te nemen. De heer Sytsma. Ik ben wel dankbaar voor de inlichtingen, die mij zijn verstrekt, maar, wanneer de geachte Wethouder zegt, dat de schier onhoudbare toestand al te lang heeft geduurd, en absoluut geen uitstel meer kan lijden, dan zou ik zeggen, dat de Wethouder of Burg. en Weth. al veeleer der hadden moeten komen met een voorstel en niet zoo holder de bolder, zooals nu is geschied, nu er voor verder onderzoek zelfs geen tijd meer is. Toen ik voor verleden jaar de zaak reeds ter sprake bracht, had men onmiddellijk moeten gaan onderzoeken en toen maakte de Wethouder er zich met een praatje af, er was toen geen haast. En nu wordt dadelijk gezegd»geen onderzoek, want er is geen tijd meerDat is toch wat zonderling. Ik ben echter een te groot voorstander van goed onderwijs.dan dat ik stagnatie zou willen veroorzaken en ik zal mij dus nederleggen bij hetgeen hier wordt voorgesteld. Wat het denkbeeld van eene tusschenschool aangaat, de heer de Goeje zegt, dat dit al vroeger is onderzocht, maar onraadzaam is gebleken. Ik zou wel eens willen weten hoe men tot deze conclusie is gekomen. Wanneer men echter met de burgerklasse omgaat, dan hoort men telkens, dat het zoo gewenscht zou zijn een school te hebbenwaarvan het schoolgeld staat tusschen de ƒ1624 van de scholen 2de klasse en de ƒ60 van de scholen der le klasse; een school bijv. van 30 schoolgeld. Met wat nu wordt voorgesteld, zullen wij er vrees ik toch niet komen. Het zal wij hebben 't zoo pas gehoord niet lang meer duren of wij krijgen een voorstel tot uitbrei ding van de school van Mej. Renaud. Met wat nu wordt voor gesteld en die uitbreiding gaat dan licht een 50000 heen, terwijl de bouw van de nieuwe Christelijke school aan het Noordeinde met onderwijzerswoning er bijis aanbesteed voor 46000. Nu zegt men, dat bij de oprichting van eene nieuwe school een geheele staf van onderwijzend personeel noodig zal zijn. Maar die onderwijzers hebben wij bij uitbreiding van lokalen ook noodig voor elke klasse behoort toch een onderwijzer alleen geen nieuw Hoofd. Op dit oogenblik zal ik nu niet verder ingaan op het denk beeld van die tusschenschool. Voorgoed laat ik het echter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 5