150 DONDERDAG 18 JULI 1907. De Voorzitter. De Raad zal zonder twijfel met voldoening van den inhoud van deze missive kennis nemen. Wat wij gehoopt en vertrouwd hadden is geschiedregenten en regen tessen hebben gevolg gegeven aan den aandrang van den Raad en besloten terug te komen op hun besluit tot het nemen van ontslag. Het zou voor Burg. en Weth. zeker eene volkomen voldoening zijn geweest, indien regenten hadden kunnen toegeven, dat de grieven door hen tegen ons inge bracht, zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk niet gegrond waren bevonden. Maar, wat niet is kan later nog worden, en inmiddels zijn wij verheugd over dit besluit, dat ook wij zeer gewenscht hebben. Wij gelooven dat de stichting met het behoud van het tegenwoordig college mag worden geluk- gewenscht en dientengevolge ook de gemeente. (Toejuiching). Ik stel voor deze missive voor kennisgeving aan te nemen Daartoe wordt besloten. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van J. van den Dop e. a. om de hoornen op de Hooigracht door jongere te doen vervangen of om den anderen te doen rooien. 2°. Verzoek van A. G. den Boesterd om toekenning van eene bijdrage ad. ƒ709.in de kosten van de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot den aanleg van een spoor wegverbinding Leiden—Gouda. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden Geeft in overleg met na te noemen Comité met verschuldigden eerbied te kennen A. G. den Boesterd te Alkmaar: dat de kortere verbinding van Leiden met Gouda, alsmede de geisoleerde toestand der Gemeenten Zoeterwoude, Bent huizen, Hazerswoude, Boskoop, Waddinxveen, adressant aanleiding heeft gegeven tot het opvatten van het plan voor eene Spoorwegverbinding van Leiden via bovengenoemde Gemeenten naar Gouda, ongeveer volgens de richting aan geduid op het Schetsontwerp zie bijlage N°. I welke richting echter nader is vast te stellen, in overleg met de betrokken Gemeenten; dat, dd. 9 April j.l. een Comité is opgericht ten doel heb bende het tot stand brengen dier Spoorwegverbinding en dat leden van dit Comité zijn, in volgorde, de Weledel Achtbare Heeren R. L. Martens, S. C. Tuymelaar, W. Swaan, Mr. C. S. van Dobben de Bruijn en A. van Gils, Burgemeesters resp. van Gouda, Waddinxveen, Boskoop, Hazerswoude en Zoeter woude, terwijl de WeledelGestr. Heer Mr. N. de Ridder, Burgemeester van Leiden, hoewel gunstig gestemd voor het plan, nog geen aanleiding vond om tot bedoeld Comité toe te treden; dat gemelde spoorwegverbinding in eene groote behoefte zal voorzien, behoeft, naar adressants bescheiden meening, geen nader betoog, terwijl de levensvatbaarheid, volgens gegevens van in exploitatie zijnde spoorwegen, is aangetoond, in bijgaande bijlagen N°. II en III; dat de belangen der Gemeente Leiden in hooge mate be trokken zijn bij genoemde spoorwegverbinding blijkt, naar de meening van adressant, voldoende uit genoemde bijlagen; dat bedoelde spoorwegverbinding tot stand zal kunnen komen, indien alle betrokken Gemeenten, in verband met Rijks- en provinciale subsidie, blijken toonen van voldoende belangstelling dat echter bij de aanvrage om subsidie aan Rijk en Provincie enz. moet worden overgelegd een ontwerp met begrooting van kosten enz., waarvoor belangrijke voorbereidende werk zaamheden zijn te verrichtenzooals o. m. grondboringen tot terrein-onderzoek enz, enz. Weshalve, in overleg met bovengenoemd Comité waar van de zetel is te Boskoop adressant de eer heeft aan Uwen Raad beleefdelijk te verzoeken eene bijdrage in de kosten groot 700.onder voorwaarde dat deze bijdrage wordt terruggegeven bij bet eventueel tot standkomen der spoorwegverbindingterwijl aan de Gemeenteraden van Gouda, Waddinxveen, Boskoop, Hazerswoude en Zoeterwoude zullen worden gevraagd bijdragen resp. groot 600.—, 400. 500 400.— en 400.—. Ter introductie heeft adressant de eer ten slotte mee te deelen: dat hij het laatst belast is geweest, in de functie van Ingenieur, met de voorbereidende werkzaamheden, het maken van het ontwerp en de uitvoering der werken tot aanleg van den spoorweg EgmondAlkmaarBergen, welke lijn uit stekend rendeert, hetgeen is gebleken in het eerste exploitatie jaar 1906, toen de opbrengst ƒ10 31 per dag K. M. was, zoodat de uitkeering, volgens de Winst- en Verliesrekening kon bedragen 7 pCt. over het aandeelen Kapitaal. 't Welk doende, A. G. den Boesterd. 3°. Verzoek van de vereeniging tot bestrijding der Tuber culose om toekenning van een jaarlijksche subsidie van ƒ1000. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Het Bestuur der «Vereeniging tot bestrijding der Tuber culose", gevestigd te Leidengoedgekeurd bij Kon. Besl. van 28 April 1905, n°. 39, wendt zich hierbij op nieuw tot Uw college, alsnu met het eerbiedig verzoek de Vereeniging een jaarlijksche gemeentelijke subsidie te willen toestaan van duizend Gulden. Het Bestuur voornoemd grondt zijn verzoek op de omstan digheid, dat de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose door hare werkzaamheid vele onvermogenden in deze gemeente met geneeskundige hulp en raad kosteloos bijstaat en ook stoffelijk steunt, terwijl zij door de bevordering der volks gezondheid in deze Gemeente tot de welvaart der burgers van Leiden bijdraagt. Uit de twee jaarverslagen der Vereeniging blijkt voldoende, hoevele inwoners van Leiden hulp en steun van haar erlangen en hoe met recht kan worden gezegd, dat de Vereeniging tot .heil der stad Leiden werkzaam is Tevens blijkt uit deze verslagen, dat de finantieele hulp middelen der Vereeniging geheel ontoereikend zijn om den strijd tegen de tuberculose als volksziekte hier ter stede met de noodige kracht te voeren. Het is daarom, dat het Bestuur der Vereeniging den steun der gemeentekas inroept, daartoe aangemoedigd door het feit, dat ook in andere gemeenten als Rotterdam'sGravenhage en Haarlem aan de Vereenigingen, die daar hetzelfde doel nastreven als de Vereeniging tot be strijding der tuberculose alhier, gemeentelijke subsidien zijn toegestaan. Hetwelk doende Het Bestuur der Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose, gevestigd te Leiden, W. Nolen, Voorzitter. P. Th. L. Kan, Ondervoorzitter. W. Th. M. Weebers, 2e Secretaris. J. Bruining, 1e Secretaris. Aug. L. Reimeringer, Penningmeester. Al deze verzoeken worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 4° Suppletoire begrooting, dienst 1906, van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 5°. Verzoek van Mej. J. E. Krieger om eervol ontslag als 4e onderwijzeres in de handwerken aan de school 3e klasse No. 1. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. Aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium ter benoeming van een leeraar in de Natuurkunde. Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat aan den eervol ontslagen opzichter der Gemeente werken, J. N. van der Mark, met ingang van 1 Juli j.l. een pensioen is toegekend van ƒ583.'sjaars; en aan E. Welling, weduwe van den gepensionneerden werk man aan de Stedelijke Gasfabriek J. Meyers, met ingang van 18 Augustus a.s. een weduwenpensioen van ƒ138.'sjaars. 2°. dat de jaarwedde van Dr. B. J. Goossens als leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor jongens, na het hem verleend eervol ontslag als leeraar aan het Gymnasium, is geregeld overeenkomstig de verordening van 9 Januari 1902. (Gemeente blad No. 1) en bepaald op ƒ2880.—. De pensioensgrondslag voor den leeraar Dr. B. J. Goossens, wordt alsnu zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld op 2880. Aan de orde is: I. Onderzoek van de geloofsbrieven van het nieuwbenoemde raadslid J. Roem. De Voorzitter. Overeenkomstig het Reglement van Orde moet ik een commissie van 3 leden benoemen tot onderzoek der geloofsbrieven. Tot leden dier commissie heb ik de eer te benoemen de heeren: Kerstens, Van der Eist en Fokker. Inmiddels schors ik voor eenige oogenblikken de vergadering. Na heropening van de vergadering geeft de Voorzitter het woord aan den heer Kerstens tot het uitbrengen van rapport omtrent de geloofsbrieven. De heer Kerstens M. d. V. De commissie door U benoemd, heeft de geloofsbrieven van den heer Roem en de verdere stukken, die door de wet vereischt worden, nagezien. Zij heeft al de stukken in orde bevonden en heeft derhalve de eer aan de vergadering te adviseeren om den heer J. Roem als lid van den Raad toe te laten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2